Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

's HEEREN ANTWOORD OP SlONS KLACHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

's HEEREN ANTWOORD OP SlONS KLACHT

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch Sion zegt: De Heere heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten. Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over de zoon haars buiks? Ofschoon deze vergate, zo zal ik toch uwer niet vergeten." (Jes. 49 : 14-15).

Sion is de benaming van Gods uitverkoren, duurgekochte en vergaderde gemeente der eerstgeborenen, welker namen opgeschreven zijn in het boek des levens des Lams.

Zij, en zij alleen worden uitgeleid uit de stad des verderfs, en geleid op het pad des levens, hetwelk haar brengt tot en in het hemelse Sion, de stad des levenden Gods; tot het hemelse Jeruzalem, en de vele duizenden der engelen, waar geen weedoende distel of stekende doom hen meer treffen zal.

Het pad des levens is voor cle ware Sionieten een zaaipad van tranen en klachten. Hun wandeling in vreemdelingschap kenmerkt zich door wisselingen van donker en licht, zomer en winter, blijdschap en droefheid, roemen in God door Christus, maar ook is hun niet vreemd het innerlijk klagen, wat in deze tekst vernomen wordt: „De Heere heeft mij verlaten."

De verlating Gods is voor de ware kinderen Sions smartelijk, ja bitterder clan cle dood, omdat zij gesmaakt hebben, in welke mate ook, het verzoenende licht van Zijn vriendelijk aanschijn, hetwelk hun zoeter en beter is clan het leven. Daarom is hun klacht geheel onderscheiden van vele andere klachten, welke uit voornoemde oorzaken niet opwellen. Denkt slechts aan Bileam, cle man die veel gehoord en gezien heeft van en spreken moest over cle heerlijkheid van Israëls God, Israëls volk en Israëls toekomst, maar sprekende over cle gewisse ondergang der Gode vijandige volken, de klacht uitte: „Och, wie zal leven, als God dit doen zal!"

Deze klagende man was en bleef vreemdeling van de zoete, verlangende, verenigende liefde Gods in cle harten zijner keurlingen uitgestort door de Heilige Geest. Hoeveel klachten wellen op uit de bittere wortel van vijandschap tegen God over cle gevolgen der zonde. Ook in het hart van Gods volk als zij in zware drukwegen gebracht, zich innerlijk verzetten onder hun onbegrepen en onaanvaard lijden.

Dan kan geen ander antwoord uit het

heiligdom gegeven worden, dan dit: „een iegelijk klage vanwege zijn zonden." Het Sion Gods in deze tekst klaagde bitterlijk, voorwaar ik heb u in het heiligdom aanschouwd, ziende uw sterkheid en uw eer. Deze Goddelijke, troostvolle openbaring moesten ze nu missen en zulks in een tijd dat de vijand van buiten en binnen hoonde: waar is uw God. Zulke tijden zijn bang voor het ware Sion, wanneer hun hart en mond klaagt: 'k Zal tot God mijn steenrots spreken, Heer', waarom vergeet Gij mij? 'k Ga in 't zwart door rouw bezweken, om mijns vijands dwinglandij.

Hoe verschillend zijn de oorzaken waarom de Heere zich onttrekt van de ziel Zijns volks. Allereerst als Sion door de verleidende kracht der zonde is neergeworpen, en aan dc begeerlijkheid huns vleses toegeven, zodat ze in de zonde vallen, gelijk David, Petrus en anderen van Gods kinderen. Hoe bang en smartelijk zijn dan de verbergingen Gods. Dan worden de pijlen des Almachtigen gevoeld in de hun aanklagende consciëntie. Dan is des Heeren hand dag en nacht zwaar op hen, zodat al hun levenssap wordt uitgeperst en veranderd in zomerdroogten.

Totdat ze op die plaats gebracht worden waar David van spreekt: Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor de Heere en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.

Ook in een beproevingsweg verbergt de Heere veeltijds het licht Zijns aanschijns; gelijk te zien is in Job, welke van alles beroofd, verzocht door zijn vrouw, verdacht door zijn vrienden en verlaten van God, heeft uitgeroepen: Ziet, ik roep geweld, doch word niet verhoord; ik schreeuw, doch daar is geen recht Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld. Vervolgens, als de Heere Zijn gevoelige genade onttrek om Zijn kinderen bekwaam te maken tot de vaste spijze, en hun de melk onthoudt door ze af te trekken van de borsten. Zulks kan in de harten der zuigelingen en kinderen grote beroering wekken, zodat ze vrezen dat de Heere hen verlaten en vergeten heeft. Hoe verschillend in mate en duur de verlating Gods zij, voor Sion is het een oorzaak van innerlijk klagen, waarop Sions Hoorder der gebeden antwoordt op treffende wijze: Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, clat zij zich niet ontferme over cle zoon haars buiks.

Aangrijpend beeld; een moeder en haar zuigeling. Is het voor haar een zaak van dwang om haar bloedeigen zoon te beminnen, te verzorgen, te beschermen, te vertroosten, of is het een innerlijke liefde een vanzelfsheid?

Wordt zij ooit moede haar kind te reinigen omdat het zich gedurig bevuilt? Wijkt de slaap niet van haar ogen in cle lange, bange nachten als zij waakt bij haar kranke lieveling?

Daarom dan ook: kan een vrouw, een liefhebbende moeder haar zuigeling verlaten en vergeten; is zulks mogelijk? Ja, helaas hoe onnatuurlijk, en duivels ook, het kan. Droevige feiten bewijzen zulks. Er zijn zulke moeders, doch zulke mogen de naam van moeder niet dragen. Hierin ontwaren wij een egoïsme zo onaandoenlijk, zo meedogenloos, clat het ons brengt tot ontzetting. Hoe is het mogelijk, doch mogelijk is het gelijk blijkt: ofschoon deze vergate.

Dit treffend beeld gebruikt cle Heere nu om het naar Hem verlangend volk te leren en te troosten zeggende: Zo zal Ik toch uwer niet vergeten. Hierdoor wordt Sion bepaald bij de eeuwige, onveranderlijke liefde Gods, en daarom is het onmogelijk clat cle Heere hen voor altijd zou verlaten en vergeten. Deze liefde is een vrijwillige, wat alle oorzaken in hen uitsluit. Deze liefde is niet verworven, want Ik zeg u niet, dat Ik cle Vader voor u bidden zal (sprak Christus), want cle Vader zelf heeft u lief.

Uit eeuwige liefde gaf Hij zichzelf in Zijn Zoon door Zijn Geest aan het volk Zijner keuze. Hij bemint Zijn kerk, want in Christus zijn ze verkoren en door Hem verlost en vrijgekocht

Op deze grondslag van onwrikbare vastigheden wordt Sion gebouwd door de Heilige Geest, clie in Zijn overtuigend werk door de wet hen ontdekt aan ondeugdelijkheid van hun gronden waarop ze bouwden en rustten, opdat Christus in hun harten verheerlijkt worde tot wijsheid, rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing. Hoe donker de weg ook zij, welke bestrijdingen het ware Sion doorleeft, hoe benauwend cle verlatingen mogen zijn, de Heere zal Zijn erve niet verlaten of vergeten, want zie: Ik heb u in cle beide handpalmen gegraveerd, uw muren zijn steeds voor mij.

Geen vader sloeg met groter mededogen Op teder kroost ooit zijn ontfermend' [ogen, Dan Isrels Heer, op ieder, die Hem [vreest; Hij weet, wat van Zijn maaksel zij te [wachten, Hoe zwak van moed, hoe klein wij [zijn van krachten, En dat wij stof van jongsaf zijn [geweest.

(Ps. 103 : 7.)

Ds. M. BLOK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1956

Daniel | 8 Pagina's

's HEEREN ANTWOORD OP SlONS KLACHT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 februari 1956

Daniel | 8 Pagina's