Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NAAR DE KATECHISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NAAR DE KATECHISATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

181

VAN DE SACRAMENTEN

De heilige doop (9)

Nog een paar zaken over de kinderdoop, voor we behandelen het sacrament van het Heilig Avondmaal.

We hebben gewezen op de eenheid van ’t Genadeverbond tussen de Oud-Testamentische bedeling en de Nieuw-Testamentische, want bijzonder in die eenheid rust de kinderdoop. Want werden onder Israël de kinderen besneden, dan moeten ook in de Nieuw-Testamentische bedeling kinderen gedoopt worden. Omdat het dus eenzelfde Verbond betreft, was er geen apart bevel nodig om kinderen te dopen. In Koll. 2 : 11 en 12 brengt de Apostel de doop in verband met de besnijdenis. De N.T. kerk heeft dat ook begrepen. Zeer zeker zullen ook kinderen uit de gezinnen van Lydia en de stokbewaarder gedoopt zijn. Ons doopsformulier wijst ook terecht op het feit, dat Jezus „kinderen” gezegend heeft en dat Petrus op de Pinksterdag sprak: „Want u komt de belofte toe en uw kinderen”.

Duidelijk zegt onze Heidelberger in Zondag 27, dat de jonge kinderen alzowel als de volwassenen in het Verbond Gods en in Zijn gemeente begrepen zijn. En duidelijk is ook, dat de opstellers van de Katechismus toch nooit zijn uitge gaan van de veronderstelling, dat zij als „wedergeboren” en als „levende lidmaten” moeten beschouwd en behandeld worden !

Die eenheid tussen de bedeling van het Oud-Testamentische- en het Nieuw-Testamentische Verbond vinden wij ook in de VOORREDE van de Statenbijbel bij het Nieuwe Testament. We lezen daarin:

„En wordt genaamd het verbond der genade. En dit wordt ook, ten aanzien van de verscheidene bedieningen van hetzelve aan de mensen, Oud en Nieuw genaamd. Het Oude is de bediening van dit Verbond vóór de komst van de Middelaar, Die aan Abraham en aan zijn nakomelingen, het zaad, beloofd is en door menigerlei ceremoniën, van Mozes beschreven, afgebeeld Het Nieuwe is de bediening van hetzelfde Verbond, nadat de Zoon van God, de Middelaar van dit Verbond, in het vlees gekomen is en de ver zoening der mensen met God heeft teweeggebracht. Deze twee Verbonden zijn wel enerlei, wat aangaat hun wezen, overmits in beide de vergeving der zonden, de zaligheid en het eeuwige leven beloofd wordt onder voorwaarde vair in de Middelaar te geloven, maar worden onderscheiden ten aanzien van de bediening van beide, die in het Nieuwe veel klaarder is, zonder voorbeelden, en zich uitstrekt tot alle volken.” Hier spreken onze vaderen dus niet van een apart „volksverbond” maar van een „bediening” of bedeling van het Genadeverbond als een „schaduwachtige” of „voorbeeldende” bedeling. We willen ook nog wijzen op het DANKGEBED van het doopsformulier. Er zijn predikanten geweest, die dit dankgebed niet konden bidden, omdat het zogenaamd zulke sterke uitdrukkingen bevat, als zouden alle gedoopte kinderen nu als kinderen Gods zijn aangenomen.

Toch is dat echter niet de bedoeling van onze vaderen. O.i. dankt hier de Kerk van Christus voor de weldaden, die haar geschonken zijn en welke weldaden door de doop worden betekend en verzegeld, namelijk als weldaden, die in de beloften Gods liggen opgesloten, zoals de Katechismus verklaart in Zondag 25: „opdat Hij ons door het gebruik daarvan de BELOFTE DES EVANGELIES des te beter te verstaan geve en VERZEGELE”.

Die weldaden worden Gods kinderen geschonken door de toepassende bediening van de Heilige Geest. En die weldaden kunnen ook „kinderen” worden deelachtig gemaakt. Met de uitdrukking „en onze kinderen” wordt niet bedoeld op systematische wijze elk kind, dat gedoopt wordt, maar in het algemeen ook .........kinderen. Zij mogen niet van de zaligheid worden uitgesloten. Zij behoren ook gedoopt te worden en dus het teken en zegel van Gods beloften te ontvangen. Dat stelden onze reformatoren heel scherp tegenover de WEDERDOPERS, die de kinderdoop ver wierpen.

Dat voor kinderen echter ook geldt, dat zij door de Heilige Geest moeten worden wedergeboren, dat zij onder de REGERING van de Heilige Geest moeten komen, waarom in het dankgebed gesmeekt wordt: „Wij bidden U ook, door Hem, Uw lieve Zoon, dat Gij deze gedoopte kinderen met Uw Heilige Geest altijd wilt regeren.” We willen nu onze behandeling van de doop en van de kinderdoop besluiten met nog een praktische wenk.

Wat is de roeping van ouders en ouderen verantwoordelijk. Het ja-woord wordt vaak gemakkelijk uitgesproken om de kinderen te onderwijzen, of te doen en te helpen onderwijzen, in de voor zegde leer.

Zeer zeker is ook de zorg voor onze kinderen ons opgelegd ten opzichte van hun tijdelijke belangen. Maar liggen daarbij bijzonder de GEESTELIJKE, de EEUWIGE belangen op ons hart gebonden? Eenmaal zal hun bloed van onze hand geëist worden, hoe wij hen hebben opgevoed; hoe wijzelf hen hebben voorgegaan, ten aanzien van leer en leven? „Geheiligd in Christus” bedoelt niet de innerlijke heiliging door de Heilige Geest, maar wijst op afzondering, af zondering van de wereld en haar begeerlijkheden. Zie hier I Kor. 7 : 14. „En der Christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen der ongelovigen onderscheiden worden,” zo lezen we in Zondag 27 van onze Heidelberger. Het is alsof de Heere betuigt: zij zijn geplaatst op Mijn terrein, het terrein van de kerk, en zij behoren MIJ toe !

Och, dat we hen mochten neerleggen voor de Troon der genade om af te smeken de noodzakelijke bearbeiding van de Heilige Geest tot vernieuwing des harten, tot vervulling in hun hart met de vreze van Zijn Naam! Met onze kinderen daarover spreken, maar bovenal over hen spreken met de Heere.

Kinderen, jonge mensen! Hoe staat ü tegenover je doop?

Gaat je hart nog uit naar de wereldse begeerlijkheden en genoegens? Och, vraag toch of de Heere de uitgangen van je hart wil verleggen naar Hem toe, naar Zijn dienst en wegen! „Neig mijn hart en voeg het saam, tot de vrees van Uwe Naam.” Dat ge tot de oprechte keus mag gebracht worden van het smalle pad, zoals van Mozes en Ruth.

Wanneer je nog niet tot onderscheid van jaren bent gekomen, ligt je doop voor rekening van je ouders. Maar dat kan niet zo blijven. De tijd breekt aan, zo de Heere je spaart, dat je de doop voor eigen rekening zult moeten nemen, d.w.z. het antwoord zult moeten geven, wat je met de doop doet, te mogen komen tot BELIJDEN! De Heere binde de noodzakelijkheid van de bekering op je hart. Hij doe de klem gevoelen: zich te MOETEN bekeren...... en...... niet te kunnen en niet te willen, opdat het de bede mag worden: Heere, bekeer GIJ mij, dan zal ik bekeerd zijn!

En u, die de Heere door genade mocht leren kennen en vrezen, maar de ZEKERHEID des geloofs nog mist, dat u met de leerling van de Katechismus mag komen tot die zegen van de rijke BETEKENDE zaak: de reiniging door het bloed van Christus, zoals we lezen in Zondag 26: „U ten goede komt.”

E.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's

NAAR DE KATECHISATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 oktober 1975

Bewaar het pand | 6 Pagina's