Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overweging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overweging

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Postille 1987–1988. 217 blz. f.42,50. Uitg. Boekencentrum, ’s-Gravenhage 1987.

Dit is de 39e Postille van Boekencentrum. Het boek is keurig uitgegeven. In het „Woord vooraf” lezen we een toespeling op het feit dat er concurrentie is. Ik denk aan „Woord in beweging” (Kok, Kampen). „De werkgroep moest keuzen doen om het gezicht van de postille duidelijk te profileren”. Dat is vooral gedaan door een strak schema van teksten, ook in de tijd tussen Pinksteren en advent.

Ik heb uit deze inleiding niet de indruk gekregen dat de redactie over het resultaat helemaal tevreden is. Er klinkt iets van twijfel in door over het resultaat. Voor die twijfel zie ik geen grond aanwezig, in zoverre deze Postille in het spoor van de laatste tien jaar verder gaat. Dat betekent: bijdragen uit heel verschillende hoeken van de Hervormde en Gereformeerde Kerken en ook van heel verschillend soortelijk gewicht.

De rubriek „Recente homiletische literatuur” van drs. J.H. van der Laan waardeer ik. De lezers krijgen een goed overzicht, waarin allerlei tendensen worden gesignaleerd.

Evenals verleden jaar heb ik voor het inleidende artikel niet veel waardering. Het is van F.H. Kuiper en gaat over „Het Matteüs-evangelie als homiletisch kader”. Er wordt veel rondom het thema gezegd, maar concrete aanwijzingen door middel van uitgewerkte voorbeelden worden niet gegeven. Dat betreur ik. Predikanten zullen er in de praktijk niet zoveel mee (kunnen) doen, lijkt me.

Desondanks is ook dit deel van de serie de aanschaf waard. Ik zou de redactie willen bemoedigen om haar werk voort te zetten.

H.C. Stoffels en G. Dekker, Geloven van huis uit? Een onderzoek naar godsdienstige veranderingen bij studenten van de Vrije Universiteit. 168 blz. f. 24,90. Kampen 1987.

De schrijvers zijn beiden godsdienstsocioloog en werken aan de V.U. Zij hebben een onderzoek ingesteld naar de godsdienstige en kerkelijke ontwikkeling, resp. verandering van studenten, die afkomstig zijn uit christelijke milieus. Er hebben zich, zo blijkt uit het onderzoek, veranderingen voorgedaan in hun godsdienstige en kerkelijke betrekkingen. Voor een minderheid van de studenten heeft de kerkelijk georiënteerde godsdienstigheid grote betekenis. Voor een nog kleinere groep heeft deze alle betekenis verloren. De meeste studenten bevinden zich hier tussenin. Velen zoeken naar een meer individuele vormgeving van geloven - gecombineerd met elementen uit andere levensbeschouwelijke opvattingen. Daar waar een hechte geloofwaardigheidsstructuur was, kon de geloofwaardigheid van de betrokkene in stand gehouden worden; of werd ze minder aangetast door de secularisatie. Schrijvers concluderen dat verdergaand onderzoek gewenst is. Het nu uitgevoerde onderzoek droeg een inventariserend karakter en raakte vooral het ouderlijk milieu. In mindere mate werd de school in universiteitsmilieu onderzocht. Het terrein van de media zou verder onderzocht moeten worden. Zo ook de grote variëteit aan godsdienstige en levensbeschouwelijke opvattingen.

Ondanks het voorlopige van de resultaten is één conclusie duidelijk: de huidige gestalte van de christelijke godsdienstigheid wordt bedreigd. De bestaande vorm van de kerkelijke georganiseerde godsdienstigheid correspondeert niet meer met de godsdienstige opvattingen en gevoelens van de jongeren. Er zal een doordenking moeten plaatsvinden ten aanzien van de tijd- en plaatsgebonden aard van de huidige gestalten.

Recept: zoeken naar vormen die bij de huidige opvattingen passen en daaraan stimulansen geven. Over het hoe wordt niet gesproken. Evenmin over de vraag wat blijven moet en wat opgegeven kan worden. Hoe informerend dit boekje ook mag zijn, het is onvolledig in analyse èn remedie. Dit maakt het tot een noodkreet, zonder dat de helpende hand wordt geboden. Of weten de schrijvers wel wat ze willen, maar houden ze dat nog achter de hand? Een niet onvriendelijk bedoelde, en voor hen zelf toch een te verwachten vraag.

G.D.J. Dingemans, In de leerschool van het geloof. Mathetiek en vakdidactiek voor catechese en kerkelijk vormingswerk. Handboek praktische theologie. 325 blz. f. 49,90. Kampen 1986.

Dit is een handboek, niet zozeer voor de catechese, als wel voor de didactiek die bij de catechese gehanteerd moet of kan worden. Toch is met deze korte typering niet alles gezegd. Het boek gaat ook over dimensies van het leren geloven. Daarbij neemt de navolging een centrale plaats in. Deze combinatie maakt het boek waardevol en tegelijk ook moeilijk te hanteren. Deel II heet: mathetiek, en wordt omschreven als leren geloven. Hierin komen ter sprake: leespsychologie, ontwikkelingspsychologie (niet minder dan vier bekende psychologen worden hier behandeld), leermotivatie en leerweerstanden. Dan volgt het reeds genoemde leren geloven. In deel III komt aan de orde de praktijk van leren geloven en van de geloofsbeslissing. Hier treffen we een kort historisch overzicht aan van de geloofsopvoeding binnen de joodse en de christelijke traditie, gevolgd door een beschrijving van de stand van zaken ten aanzien van de geloofsbegeleiding in onze tijd. Dit tweede hoofdstuk van deel III is dus eigenlijk een stukje contemporaine geschiedenis. In deel IV komt de catechetiek aan de orde, omschreven als vakdidactiek van het organiseren van leerprocessen rondom geloven. Men zou eigenlijk zeggen dat dit hoofdstuk de praktijk van het leren geloven behandelt. De tekst van deel III zou dus beter passen bij deel IV. Toch is het doordacht dat de schrijver aan deel IV een andere titel gaf. Het hangt samen met heel zijn visie. Zoals B van deel IV duidelijk maakt is catechetiek de vakdidactiek voor leerprocessen rondom geloven. Het is geen wonder dat identiteit en vrijheid, ervaringen, gevoelens en ideeën, met het programma „naar een leerplan van de gemeente” hier een belangrijke plaats innemen. Organisatie van het onderwijsproces, de evaluatie ervan en de leiding erin (merkwaardige volgorde) sluiten dit deel af.

Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een flinke literatuurlijst. De schrijver blijkt thuis te zijn op de gebieden van de vakdidactiek, van organiseren en evalueren van leerprocessen. Uit dat oogpunt heb ik bewondering voor dit boek. Mijn moeite ligt hierin dat - om zo te zeggen - het dogmatisch gehalte van de catechese bestaat in de navolging van Christus. Daarop is alles gericht. Zo blijft er van de structuur en van de doctrina van bijvoorbeeld de Heidelbergse Catechismus niets over. Daarbij komt dat de catechisant opgevoed wordt tot deelname in een plurale gemeente. Dit doel correspondeert met een brede, oecumenische theologie, waarvan de schrijver voorstander en woordvoerder is. De schrijver stelt dat de leergroep de leerstof bepaalt. De leerlingen maken uit waar het op de catechisatie over zal gaan. Het is zaak op te komen voor de rechten van de lerenden (blz. 304). Dat wil niet zeggen dat zij het laatste woord hebben. Hun stem is wel van grote betekenis. Dit standpunt lijkt mij te behoren tot een fase in de didactiek van het onderwijs, die ten einde loopt. In het onderwijs blijkt deze methode niet te voldoen. Moet de kerk er dan aan vasthouden en voor pleiten? Het is een knap boek met grondige informatie. De gelijkstelling van catechetiek en vakdidactiek voor leerprocessen rondom geloven wijst op een eenzijdigheid, die gebruik van dit programma in catechetiek en catechese moeilijk maakt. De doctrina mag niet opgaan in doen! Het spijt me dat ik ondanks bewondering voor de vakkennis van de auteur, deze kritische opmerkingen moet maken.

A.P. Wisse, Geloof ’t of niet. 91 blz. f. 14,90. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1987.

Dit is een boekje voor jonge mensen geschreven door een journalist, die zich bij kerk en geloof heel direct betrokken weet. Men herkent in de directe manier van schrijven de hand van de man die mensen weet aan te spreken en te boeien. Ik noem enkele van de onderwerpen: Is met de dood alles voorbij? Ik...... een bedelaar? Is God wel eerlijk? Ze doodde zichzelf. Waarom werken mensen? Idolen. Heilig of schijnheilig. Is God buitenkerkelijk? De stukjes zijn op de man af geschreven en bevatten vaak korte gesprekken met jongeren. Meestal van niet meer dan twee bladzijden. Er staan heel wat goed gekozen foto’s tussen de verschillende hoofdstukjes. Ik vind dit een goed boekje, eenvoudig, direct, bijbels en bewogen. Het is een gesprek over, niet zozeer vanuit de Bijbel. Op blz. 42 wordt een stuk van Psalm 139 geciteerd. Dat had vaker kunnen gebeuren! Dit is niet het boekje voor jonge mensen, maar wel een waardevol boekje!

C. Westermann, Genesis 1 en 2. Een praktische bijbelverklaring. Tekst en toelichting, resp. 220 blz. en 185 blz. f.33,95 en f. 29,90. Uitg. Kok, Kampen 1986.

Dit zijn twee delen over Genesis in de onlangs gestarte nieuwe commentaarreeks van Kok. Op het deel over Prediker en Marcus heb ik nogal kritisch moeten reageren, ook al boden de delen veel informatie. Deze beide delen zijn geheel doortrokken van de historische kritiek op de Schrift als uitgangspunt. De bronnensplitsingstheorie is wel dubieus geworden volgens de schrijver. Toch werkt de gedachte in het boek beslissend door. Er is veel aandacht voor de samensteller van het geheel. De hoofdstukken over Jozef bijvoorbeeld vormen een op zichzelf staand geheel, dat van een onbekende schrijver uit de vroege koningstijd stamt.

Het gedeelte 1 tot 11 - het voorspel van de historie - is in een lang groeiproces ontstaan. Bij de mens behoort het creatuurlijke begrensd zijn door de dood en falen. Daarom is er schuld en straf. We kunnen niet van een zondeval spreken, evenmin van zonde door overerving. Ook kan de moederbelofte niet op Christus zien. Over het offer van Izaäk is alleen te zeggen: met Abraham in hulpeloos zwijgen meelijden. In Hebreeën 11 en Genesis 2 : 21 wordt het verhaal totaal verschillend uitgelegd. In hoofdstuk 25 : 23 is een beschrijving gegeven vanuit de afloop (dus een voorzegging die achteraf bedacht is). De worsteling aan de Jabbok bij Pniël is uitwerking van vrees voor en strijd met de geesten van het land. Duidelijk is dat de mythe een bepaalde rol speelt. Al lezend trof mij dat meer gezegd wordt over het ontstaan van de huidige tekst, en over wat de samensteller bewoog om dit geschrift tot stand te brengen dan dat de tekst zelf aan het woord komt. Ik vrees dat volgens Westermann die boodschap alleen verstaan kan worden door wie de bedoeling van de compilator vat. Diens bedoelingen te verduidelijken is de taak die de auteur van dit commentaar zich heeft gesteld. Ik ben niet gelukkig met de opname in deze serie van deze popularisering van Westermanns grote, in Duitsland verschenen commentaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Ter overweging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's