De instelling van het ouderlingschap en haar taak (2)
C'alvijn is de laatste der reformatoren geweest.
Maar al wat Luther, Melanchton, Zwingli, Bucer en Farel hadden geleerd en gesproken, heeft hij in zich opgenomen en overdacht. Bij Luther sloot Calvijn zich van den beginne zeer nauw aan, vooral aangaande de leer der genade die Luther predikte. Ook dat Luther leerde dat de kerk zichtbaar en onzichtbaar is. Naar haar wezen onzichtbaar, maar ook dat zij een uitwendige zichtbare gemeenschap is. waarin het Woord Gods moet worden gepredikt en de sacramenten moeten worden bediend. Meer dan Luther heeft Calvijn er echter oog voor gehad wat de kerk in haar uiterlijke verschijning moet zijn. Waarin er ten allen tijde naast de belijdenis van het ware geloof ook een geheiligde levenswandel moet zijn. In deze stond Calvijn onder invloed van de Straatsburger theoloog Bucer. Tijdens zijn verbanning uit Genève en zijn verblijf in Straatsburg (1538-1541) heeft Calvijn een nauw verkeer met Bucer beoefend en veel van hem geleerd.
Maar de oorspronkelijkheid van Calvijn heeft daar niet onder geleden.
Toen Calvijn in 1536 in Genève kwam. trad hij eerst bescheiden op en school achter Farel weg, maar spoedig kwam hij door de uitnemendheid van zijn persoonlijkheid als vanzelf op de voorgrond en kreeg hij de leiding in de reformatie van Genève. En toen hij na zijn verbanning weer uit Straatsburg teruggeroepen werd naar Genève. heeft hij zich opnieuw ingezet voor een zichtbare en geheiligde openbaring van de kerk. ondanks de grote weerstand die hij daarin moest ondervinden.
De leer van Luther en Zwingli, dat de Overheid macht in de kerk heeft, heeft Calvijn gecorrigeerd. De macht in de kerk is alleen die van Christus als het Hoofd van Zijn gemeente.
En Christus oefent deze macht uit door de ambten.
Bij zijn terugkeer in Genève in 1541 stelde Calvijn een nieuwe Kerkorde op. Met enige veranderingen werd deze door de stadsregering goedgekeurd. In deze Ordonnances ecclésiastiques werd in Genève het kerkelijk leven geregeld. zowel wat betreft de instelling van de ambten als het verwezenlijken van de kerkelijke tucht.
Calvijn stelde vier ambten in: De herders als de predikers in de gemeente; de leraars of doctoren om de gemeente te onderwijzen en om bijzonder zorg te dragen voor de opleiding van de aanstaande predikanten; de ouderlingen voor de leiding en regering der gemeente en de diakenen voor de verzorging van de armen en de zieken.
Het bijzondere is nu dat Calvijn het ouderlingen ambt als een afzonderlijk ambt heeft ingesteld, en terecht is hierover opgemerkt, dat Calvijn hiermee de roomse kerk het meest heeft ondergraven. In Genève zijn het nu de vergaderingen van ouderlingen en predikanten die de luchtzaken behandelen. Calvijn heeft het ouderlingen ambt dat door leken werd gedragen volop in de praktijk laten funktioneren. Weliswaar met allerlei beperkingen, doordat hem in Genève niet de ruimte werd gegeven zoals hij wilde.
In de Ordonnances geeft Calvijn de volgende omschrijving van het ouderlingen ambt: Zij moeten achtgeven op ieders levenswandel, degenen die zij in zonde zien vallen of een ongeregeld leven zien leiden, vriendelijk vermanen, in gevallen waarin het nodig is, rapport uitbrengen aan de vergadering, aangewezen om de broederlijke terechtwijzingen te doen uitgaan en deze terechtwijzingen, samen met de anderen, ook metterdaad doen uitgaan.
Voor Luther werd de Reformatie ingeluid met het zuivere prediken van Gods Woord. Voor Calvijn was hel meer reformatie van de kerk, maar ook van het leven. In overeenstemming met het gepredikte evangelie moest er ook kerkelijke tucht zijn. Daarvoor waren de ambten van herders en de ouderlingen.
Op zijn sterfbed (1564) zei Calvijn dat toen hij in 1536 in Genève aankwam er evangelisch werd gepreekt, maar dat was dan ook alles, verder zocht men er nog de afgoden en offerde daarvoor. De rechtvaardiging van de zondaar als vrijspraak om Christus' bloed van de schuld voor God door God de Vader is niet genoeg. In Christus' bloed is de rechtvaardiging verbonden met de heiligmaking. Geldt dit voor de individuele ware gelovige, dit geldt ook voor de zichtbare openbaring van de kerk van Christus. Dit was het leidend principe van Calvijn in zijn reformatie.
Ook in Calvijns leven is zijn opvatting van het ouderlingschap een zaak van een groeiproces geweest. Voor Calvijn was een ieder die de dienst des Woords waarneemt, een opziener. (Inst. 4. 3, 8), en hierin werd door hem ook de ouderling gerekend.
Dr. C. Trimp schrijft in Zorgen voor de gemeente: "Betekent het, dat volgens Calvijn in de kerken der reformatie elke ouderling die daartoe aandrang voelt, zonder meer het recht heeft om te preken? Dat zou wel een zeer onjuiste en onhistorische konklusie zijn. Het is voor de opbouw van de gemeente van zeer grote betekenis, dat het ouderlingschap op rechte wijze wordt getaxeerd. Wij zullen de "opziener" voluit moeten eren als herder-opziener, die omziet naar de kudde van Gods lieve Zoon. Deze opziener arbeidt in dit werk met het Woord. Hij voert niet in het publiek het Woord, maar meestentijds vindt zijn arbeid plaats in de huizen, in de individuele zielszorg.
Het zal ook in deze eeuw de kracht van de kerken der reformatie zijn, wanneer de ouderlingen dit hun ambt verstaan en waarmaken.
Zeker in onze tijd met zijn vele vragen en problemen en aanvechtingen voor de kerk en haar gezinnen, bestaat de noodzaak om aandacht te vragen voor de overeenkomst tussen het werk van de predikant en de ouderling."
Woorden voor ons allen ter overdenking waard!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1987
De Saambinder | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 1987
De Saambinder | 8 Pagina's