Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

's Mensen onmacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

's Mensen onmacht

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Vijanden Gods (17)

Onkunde noemden we het eerste koord, dat de mens vasthoudt in zijn vijandschap tegen God. Het tweede heet: Onmacht. Het is waar: de mens weet niet van zijn ongelukkige toestand af; hij weet evenmin van de weg ter verlossing; en daaruit blijkt zijn grove onkunde. Maar ook als de sluier van zijn onwetendheid wordt weggenomen, en hij verstandelijk de afgrond der zonden en de berg der verlossing leert zien, dan bemerkt hij ook, dat een tweede band hem bindt aan de zonde, n.1. die der onmacht. De mens mag al trekken en rukken om los te komen, hij kan toch niet. Met ijzeren ketenen ligt hij geboeid, en eer zal een geketend roofdier in de dierentuin zich losmaken, dan dat de mens de boeien der zonden zou kunnen verbreken. De mens is o n-machtig!

Van die onmacht des mensen is een schandelijk misbruik gemaakt, vooral door schijn-christenen. Ach ja, het is zo gemakkelijk om in de zonde te blijven leven, en er dan vroom bij te zeggen, dat een mens nu eenmaal onmachtig is om goed te doen, en zich van zijn kwaad te bekeren. Men kan heel diep en heel ernstig zuchten en uitroepen: „Och ja, zo is de mens nu eenmaal! Hij kan niets!" en dan vlak daarop, heel vergenoegd zijn kop thee drinken en zijn sigaar aansteken.

Maar het zij u gezegd, mijn lezer, dat de Heere van zulk een gezucht een diepe afkeer heeft; zulk een vroomheid is goddeloosheid van de ergste soort!

De ware kennis van eigen onmacht is een gewrocht van de Heilige Geest; maar het grote verschil, of de Geest Gods U uw onmacht doet zien, ligt hierin: als gij zelf, buiten de Geest om, over uw onmacht praat, dan is uw hart er niet door verbrijzeld, dan spreekt gij er over op dezelfde manier, waarop gij even later over het weer en over het werk spreekt; als gijzelf uw onmacht ter tafel brengt, dan is die onmacht U een vroom kleed, waarachter uw zondige begeerten

(Zie vervolg pag. 80)

LEER EN LEVEN (vervolg)

stillekens verborgen en verscholen liggen; dan is uw onmacht U tot een dekmantel, waarachter gij tracht schuld te verbloemen; dan treedt ge met die onmacht, als met iets verdienstelijks, God tegemoet, alsof ge wilde zeggen: „Zie, Heere, ik wil eigenlijk wel in Uw wegen wandelen, maar ik kan niet, ik ben onmachtig, maar zie toch de wil bij mij voor de daad aan!"

Maar heel anders gaat het er naar toe, als niet gijzelf, doch de Heilige Geest U uw onmacht doet zien; dan is die onmacht niet iets verschoonbaars in U, maar een schuld op zichzelf, waardoor gij bij de Heere als een overtreder staat aangetekend. Eens, in het Paradijs, hebt ge wel de macht gehad om God te dienen; maar de mens heeft zichzelven en al zijn nakomelingen ook van deze heerlijke gaven beroofd. En nu laat de Geest Gods de zondaar zien, dat die onmacht maar niet een onschuldig ding is, doch een vreselijk kwaad tegen zijn Schepper en Formeerder. „Ik moet God dienen, en ik kan niet!" dat is de angst, die zich dan van U meester maakt; dat drijft U in de engte; te moeten en niet te kunnen! „O, waar berg ik mij, zo de Heere zich over mij niet ontfermt!", dat wordt dan de werkzaamheid uwer ziel. En dan ziet ge eerst recht van welke afmetingen die onmacht is. Onmachtig zijt ge om God te dienen overeenkomstig Zijn Woord; onmachtig zijt ge om oprecht te bidden; onmachtig om één heilige begeerte naar de Heere te hebben; onmachtig om één reine zucht, zonder bijbedoelingen, te slaken; onmachtig om uw zondige verlangens om te zetten in geestelijke begeerten; onmachtig om de Heere Jezus te mijnen, ja zelfs smekend naar Hem uit te zien; onmachtig om te geloven; onmachtig om te willen geloven; kortom, cle Heilige Geest laat U zien, dat ge tot alle goed werk en elke goede begeerte onmachtig zijt; er is slechts één ding, waartoe ge niet onmachtig zijt, en dat is: tot zondigen, tot haten van God en Hem tot toorn te verwekken.

En zie, mijn vrienden, als deze dingen doorleefd worden (maar ze moeten geen bespiegeling zijn!), dan zal de onmacht U niet als iets verschoonbaars voorkomen, dan zult ge uw onmacht niet als een verontschuldiging kunnen bezigen, maar dan zal ze integendeel U als een loden last op uw ziel drukken; ze zal uw schuld tegenover de Heere groter maken en dieper doen gevoelen, en ge zult de begeerte leren kennen, om van clie last der onmacht eens en voor goed bevrijd te mogen worden. Zalig, wie zó zijn onmacht leerde kennen en bewenen. Want het gebed desgenen, die gans ontbloot is, en clat is zulk een onmachtige, zal de Heere horen, want een onmachtig gemaakte te laten omkomen, zie cl a t kan cle Heere niet!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1960

Daniel | 8 Pagina's

's Mensen onmacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 november 1960

Daniel | 8 Pagina's