Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wonden van een uitzichtloze oorlog

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wonden van een uitzichtloze oorlog

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De burgeroorlog in Zuid-Soedan heeft een triest dieptepunt bereikt. Mundri, waar stichting ZOA hulp zou gaan verlenen aan tienduizenden berooide vluchtelingen, is speelbal geworden in de strijd tussen het overheids- en het volksbevrijdingsleger. De bevolking is massaal weggevlucht. Weer verder naar het zuiden, richting Oeganda. Of de grens over. Het Oegandese Koboko telt inmiddels 70.000 Soedanese paria's. Hopend op een wonder.

Als de reden niet zo triest was, zou je erom glimlachen. Een zee van simpele hutjes, opgetrokken tussen droog gras en laag geboomte. Aan drooglijnen hangt kleurige kleding in de zon te stoven. Voor het oog een Afrikaanse natuurcamping bij de Oegandese grensplaats Koboko. De werkelijkheid is minder romantisch. Tienduizenden Soedanese vluchtelingen wachten hier in hun schamele behuizing op een wonder. Velen hebben alles achtergelaten in hun vlucht voor het oprukkende, islamitische regeringsleger. Het leed wordt weerspiegeld door de donkere ogen van een anoniem jochie. Roerloos staat hij tegen een boom. Zijn starende blik zoekt de oneindigheid. Een zee van verdriet ligt erin opgesloten. Zonder het te beseffen symboliseert hij de ellende van zijn volk. Een Afrikaans kind dat niet meer lachen kan.

Moordende lading
De 23-jarige Juan Esthan, een vriendelijke Soedanese studente, is afkomstig uit Yei, een provinciestad in Zuid-Soedan. Midden 1990 werd deze plaats, tot dan in handen van het regeringsleger, ingenomen door de intern verdeelde SPLA, het volksbevrijdingsleger. Voor de burgerij was het geen verbetering. Het leger, dat zegt te strijden voor vrijheid van godsdienst en een autonome positie van Zuid-Soedan, hield fors huis onder de bevolking. Met tienduizenden anderen vluchtte Juan Esthan, uit angst voor de muitende guerrillastrijders, naar de grensplaats Kaya. Dwars door de bush, omdat de hoofdweg te onveilig was. Na drie dagen arriveerden ze in Kaya, een volkomen verlaten spookstad. Kort ervoor had zich hier hetzelfde afgespeeld en waren de bewoners naar Zaïre en Oeganda gevlucht. De lege woningen werden dankbaar in beslag genomen door de mensen van Yei. De toestroom was zelfs van dien aard dat buiten de plaats een kamp werd gesticht. Drie jaar lang leefden de vluchtelingen in betrekkelijke rust. Op 5 augustus '93 werd hun leven opnieuw overhoop gegooid. Vliegtuigen van het overheidsleger wierpen een moordende lading boven de grensplaats af Paniek dreef de bevolking uiteen. Een deel vluchtte naar Zaïre, om te ontdekken dat de puinhoop daar nauwelijks minder groot is. Het merendeel, onder wie Juan Esthan, trok naar het Oegandese Koboko.

Gastvrij
Met haar moeder, acht broertjes en twee zusjes, vecht ze elke dag voor een nieuw bestaan. Haar vader is in de oorlog verdwenen. Het liefst zou ze naar Yei terugkeren. „Daar horen we thuis. Maar het kan niet. Nog niet... Koboko is al wel beter dan Kaya. Daar was onvoldoende voedsel. En je leefde voortdurend met de angst dat het regeringsleger kon komen." Chris Lukkien, assistent-directeur Afrika van ZOA-Vluchtelingenzorg, heeft grote waardering gekregen voor de houding van Oeganda. Het land, dat lange tijd een kwalijke geur verspreidde vanwege de beestachtige terreur van Idi Amin, is nu een toevluchtsoord voor ontheemden uit Soedan, Zaïre, Roeanda en Boeroendi. Het aantal Soedanese vluchtelingen ligt al rond de 180.000. „Het is verbazend hoe gastvrij de mensen worden opgevangen. Het gebied rond Koboko is eigenlijk veel te klein om de stroom vluchtelingen te herbergen. Toch worden ze vriendelijk verwelkomd. In Adjumani, waar ook een groot vluchtelingenkamp is ontstaan, heeft de Oegandese regering zelfs een groot gebied aan de Soeda- > nezen toegewezen, waar ze weer kleine dorpjes aan het stichten zijn."

Vlucht
Juma Simon, geboren in de toonaangevende provinciestad Juba, was aan de afronding van zijn studie bezig, toen zijn woonplaats door het regeringsleger werd gebombardeerd en ingenomen. „Dat was in juli '92. Meteen begonnen de moslimfundamentalisten onder de bevolking te infiltreren. De christenen kregen het steeds moeilijker. Vooral de hoger geschoolden. Regelmatig werden studenten opgepakt, verhoord en lastig gevallen." Toen de situatie voor de christen-studenten onhoudbaar werd, besloot hij met tien kameraden te vluchten. Het enige wat ze meenamen was wat kleding en water. Vier dagen hielden ze zich schuil in de bush, uit angst om gegrepen te worden. Daarna begonnen ze hun voetreis naar Kaya, tegen de Oegandese grens. Bij een controlepost van de SPLA gaven ze hun extra kleding af De militairen zaten nog beroerder in hun textiel dan zij. De meeste studenten bleven onderweg in dorpjes hangen. Slechts twee, onder wie Juma Simon, kwamen in Kaya aan, waar ze onderdak vonden.

Gebed
Een jaar bracht de student in de grensplaats door. Over zijn dagelijks levensonderhoud hoefde hij zich geen zorgen meer te maken, maar scholingsmogelijkheden waren er niet. Grauw regen de dagen zich aaneen, tot het regeringsleger voor een wending zorgde door het bombardement van augustus '93. Net als Juan Esthan en haar familie vluchtte hij naar Koboko. „Niemand van m'n familie is hier verder", zegt hij treurig. „Maar ik ben bij hen in mijn gedachten en in mijn gebed." De veerkracht van de Soedanezen lijkt niet te breken. Met simpele middelen is in het kamp een schooltje opgezet. Een dak op palen. De leerlingen zitten op de grond. Lesmateriaal is nauwelijks voorhanden. De uitrusting van de leerkracht omvat niet veel meer dan een ouderwets schoolbord en wat krijt. Maar er wordt, hoe dan ook, weer les gegeven.

Onderwijs
In januari is onder leiding van Oliver Howela Peter ook het voortgezet onderwijs op poten gezet. Het aantal studenten ligt al rond de driehonderd. Nu krijgen ze nog les onder de schaduw van geboomte, maar de bouw van een middelbare school vordert gestaag. Voor Juma Simon is het een gebedsverhoring dat hij zijn studie, zij het onder primitieve omstandigheden, kan voortzetten. Hij heeft grote plannen. Na de middelbare school wil hij een plaatsje aan de universiteit zien te bemachtigen. Ook Chris Lukkien van ZOA is bijzonder content met het initiatief dat de Soedanezen tonen op educatief gebied. „Scholing is de toekomst voor een land. Als je daarmee stopt, vergooi je in feite een hele generatie. In dit geval de generatie waarvan je hoopt dat die Soedan weer op kan bouwen. Zo kijken ze er zelf ook tegenaan. Als we geen onderwijs meer hebben, gaat het helemaal bergafwaarts met ons land, zeggen ze."

Chaotische situatie
De chaotische situatie in ZuidSoedan leidt ertoe dat hulpverleningsorganisaties hun activiteiten voortdurend moeten aanpassen aan de actualiteit. Dat geldt ook voor International Aid Sweden, de organisatie die in samenwerking met ZOAvluchtelingenzorg hulp verleent onder de Soedanese vluchtelingen. Aanvankelijk was het plan om naast noodhulp meer structurele hulp te bieden in het plaatsje Mundri, waar verspreid over drie kampen meer dan 50.000 vluchtelingen bivakkeerden. Zonder uitzicht, gekweld door de voortdurende oorlogsdreiging. Om de doelloosheid te doorbreken besloten beide organisaties een scholingsproject op te zetten. Inmiddels is dat idee alweer bevroren. Door de recente gevechten rond Mundri heeft de geschiedenis zich herhaald. Een kleine 20.000 kampbewoners zijn naar het westelijk gelegen Maridi gevlucht. De rest is naar het zuiden uitgeweken. Het gebied ten noorden van Mundri is er het ellendigst aan toe. Door de oorlog zijn de tuintjes onbebouwd gebleven. De honger eist nu z'n tol. De komende maanden zal de situatie nog dramatisch verslechteren.

Noodhulp
International Aid Sweden en ZOA hebben inmiddels besloten een twee-sporenbeleid te gaan voeren. In het vluchtelingenkamp van Koboko zal meer structurele hulp geboden worden, onder meer in de vorm van educatieprogramma's. Daarnaast wil men noodhulp verlenen in het gebied rond Maridi, terwijl ook Mundri en de zwaar geplaagde streek daarboven zo veel mogelijk ondersteund worden. De omstandigheden waaronder de hulpverleners moeten werken, zijn miserabel. Met name rond Mundri, waar strijders van beide legers de omgeving onveilig maken. Vanaf Yambio, een grensplaats tegen Zaïre, worden de hulpgoederen met trucks zo ver mogelijk landinwaarts getransporteerd. Daarvandaan gaat het te voet verder. Met name bij dit deel van het transport is het een enorm voordeel dat de veldwerkers van International Aid Sweden Soedanezen zijn. Ze kennen het gebied door en door en zijn voldoende gehard om zich zo nodig enige tijd in de bush schuil te kunnen houden. De goederen worden afgeleverd bij distributiepunten. Daar worden ze opgehaald door vertegenwoordigers van omringende dorpen.

Opbouw
In het vluchtelingenkamp bij Koboko, waar inmiddels 70.000 Soedanese vluchtelingen bivakkeren, heeft het leven alweer aardig z'n Afrikaanse gang hernomen. Vrouwen sprokkelen in het land van hun vreemdelingschap voedsel voor het vuur en keren met indrukwekkende stapels op het hoofd huiswaarts. Meisjes zeulen rond met een jonger broertje of zusje in een draagdoek op hun rug. De jongens vermaken zich in hun vrije tijd op de doorgaande weg naar Soedan. Naar westerse maatstaven niet veel meer dan een karrepad. De rooms-katholieke "pater Peter" hoopt vurig dat zij de generatie van de opbouw mogen worden. Hij heeft de afbraak meegemaakt. In '65 vluchtte de Soedanese geestelijke naar Oeganda, waar hij theologie studeerde. Na de ondertekening van de wapenstilstand in 1972 keerde hij terug naar zijn land en vestigde zich in Yei. Daar was hij betrokken bij het herstel van het onderwijs en de gezondheidszorg.

Religieuze strijd
Vanaf 1983 was het met de rust in het gebied gedaan. De strijders van de SPLA begonnen een nieuw offensief en 17 juni '90 werd Yei ingenomen. Pater Peter maakte met zijn mensen de tocht naar Kaya en vorig jaar naar Koboko. Daar zet hij zich opnieuw in voor de realisering van onderwijs. Een spoedige beëindiging van de burgeroorlog verwacht hij niet. „Het is een religieuze strijd, die niet alleen in ZuidSoedan, maar in grote delen van Afrika woedt. Met hulp van bevriende naties proberen moslim-fundamentalisten grote gebieden te islamiseren. Je wordt gedwongen om een keus te maken tussen overgaan tot de islam of vluchten. Het merendeel verkiest gelukkig het laatste. En de wereld kijkt toe. Net als destijds bij de opmars van het communisme. Pas als het gevaar niet meer te keren is, wordt men wakker." Ingrijpen van de VN ziet de Afrikaanse geestelijke in de huidige situatie als de beste oplossing. Al kan hij zich de huiver voor zo'n operatie goed voorstellen. Vermoeid haalt hij zijn schouders op. „Ze hebben geen behoefte aan een tweede Somalië. Dat begrijp ik ook wel."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 april 1994

Terdege | 88 Pagina's

De wonden van een uitzichtloze oorlog

Bekijk de hele uitgave van woensdag 6 april 1994

Terdege | 88 Pagina's