Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kinderhand is (te) gauw gevuld 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kinderhand is (te) gauw gevuld 1

Basisonderwijs

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorbereidend en aanvankelijk schrijven onder de loep

De kinderhand

Het spreekwoord zegt: "Een kinderhand is gauw gevuld". Daarmee wil dan gezegd zijn dat er bij een kind al snel een stukje verwondering is over een voor volwassene onbeduidend iets. Aan de ene kant is dit positief: volwassenen hebben veel van deze houding verloren en slaan weinig acht op "kleinigheden". Aan de andere kant zit er ook iets negatiefs in: een kind is al snel tevreden, blij met een kleinigheidje, met een strootje te trekken, nog weinig kritisch. Feit is dat wij, volwassenen en beroepsopvoeders, die kinderhand vullen. En dit gebeurt wel zeer concreet in het voorbereidend en aanvankelijk schrijfonderwijs. Immers, daar zijn wij bezig om de kinderhand te vullen. We geven het kind een stuk schrijfgereedschap en zetten het aan tot het produceren van schrift, in welke vorm dan ook.

Wordt die kinderhand niette vroeg en te gemakkelijk gevuld en aan het

werk gezet, met alle nare gevolgen vandien? Als leerkracht draag je de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het schrijfonderwijs. Door middel van twee artikelen proberen we u ervan te doordringen dat het voorbereidend en aanvankelijk schrijven een zeer belangrijke fase is. Deze fase is bepalend voor de latere schrijfontwikkeling. Of deze al of niet gezond gaat verlopen, hangt af van de wijze waarop de leerkracht zijn of haar lessen met schrijfonderwijs gestalte geeft.

Schrijven onder de loep

Jezelf bezig houden met schrijven en motoriel< verplicht je tot het ontwikkelen van een visie op schrijfonderwijs in het algemeen en op de verschillende aspecten ervan in het bijzonder We

voelen de noodzaak tot nadenken hierover om de volgende redenen: - het schrijven dreigt binnen de basisschool een ondergesneeuwd vakgebied te worden. De wet op het basisonderwijs noemt het vak schrijven zelfs niet meer als zelfstandig leervak. Samen met luisteren, lezen en stellen vormt schrijven een onderdeel van moedertaalonderwijs. Door middel van deze publicatie trachten we de aandacht voor het schrijfondenwijs binnen scholen op te wekken, te hernieuwen of te voeden.

- de laatste twee jaar is er over ons onderwerp danig gepubliceerd. In verschillende onderwijsbladen verschenen vele artikelen, van wetenschappelijke zijde kwamen nogal wat gegevens vanuit studies op dit gebied en er verschenen nieuwe schrijfmethoden. Daarom lijkt het ons alleszins nuttig om enige structuur aan te brengen in alles wat er te koop is en kennis te nemen van belangrijke onderzoeksgegevens die beschikbaar zijn.

- daarbij komt dat we in de praktijk een aantal onzes inziens kwalijke situaties signaleren. Door het ontstaan van de basisschool en doordat schrijfmethodes steeds vaker worden voorzien van werkboekjes voor groep 2 (en soms 1), zien we het methodisch schrijfonderwijs steeds vroeger beginnen. Wij vragen ons af: gaat men niet te snel naar het schrift, het werkblad, het concrete, directe schrijfwerk? Worden de zeer noodzakelijke, speels motorische oefeningen niet te snel achterwege gelaten of te gedeeltelijk en te kort aangeboden?

Als "BGS" achten we het nodig dat we kunnen aangeven welke kant het voorbereidend en aanvankelijk schrijven op moet gaan. We moeten een bepaalde richting kunnen aangeven om vragen van scholen op dit gebied te kunnen beantwoorden. Wij willen echter ook graag dat teams gaan nadenken over schrijfonderwijs. Met deze bedoeling voor ogen zijn twee artikelen geschreven.

We proberen antwoord te geven op vragen zoals:

Wanneer begin je met schrijfpatronen? Wanneer weet je of iemand links is? Hoe ga je om met de linkshandige? Wat doe je met kleuters? Wanneer kan een kind goed leren schrijven? Is het wel goed dat de kinderen bij het leren lezen de leesletter schrijven?

In dit eerste artikel gaat het over het belang van voorbereidend en aanvankelijk schrijfonderwijs, het voorbereidend schrijven, de ontwikkelingsprocessen die bij schrijven een rol spelen, en de linkshandige schrijver Onder het eerste kopje leest u beknopt waarom voorbereidend en aanvankelijk schrijven zo belangrijk zijn. Onder het kopje 'voorbereidend schrijven' wordt ingegaan op de vraag wanneer en hoe je de kinderen moet voorbereiden op schrijven. Onder het kopje 'ontwikkelingsprocessen' l< unt u lezen welke ontwikkelingsprocessen er bij schrijven een (mogelijke) rol spelen. Als u praktisch gericht bent, is waarschijnlijk alleen de laatste alinea van deze paragraaf voor u van belang. Onder het kopje 'Laten we het linkshandige kind liggen? ' wordt u geïnformeerd over het probleem van handvoorkeur en de begeleiding van de linkshandige schrijver

In het tweede artikel hopen we in te gaan op het koppelen van leren lezen en schrijven, het schrijven van blokletters. In dit laatste artikel geven we ook een samenvatting en proberen we een aantal consequenties op een rij te zetten.

Het belang van voorbereidend en aanvankelijk schrijfonderwijs

In een informatiemaatschappij als de onze, met een diversiteit aan moderne communicatiemiddelen, wordt er steeds minder een beroep gedaan op handschrift. Toch is het niet onbelangrijk om een goed lopend schrift te kunnen produceren. In het onderwijs wordt er nog steeds veel geschreven. Een mooi handschrift wekt altijd weer de bewondering op van anderen die het niet 'in de vingers hebben'. Sollicitatiebrieven worden per definitie met de hand geschreven. Het handschrift is eigenlijk een zeer persoonlijk visitekaartje, waarmee men iets van zichzelf bloot geeft. Hoewel er genoeg over te zeggen valt, gaan we hier echter niet in op doelstellingen van het schrijfonderwijs. Natzijl, docent schrijven aan PABO 'De Driestar', heeft nog niet zo lang geleden nadrukkelijk het belang aangetoond van een herbezinning op het schrijfonderwijs.') Wij onderstrepen ook de noodzaak dat het basisonderwijs tijd en energie blijft investeren in het geven van schrijfondera/ijs. En hoewel geen enkele fase kan worden gemist, is het voorbereidend en aanvankelijk schrijven in ieder geval van groot belang.

Een leesbaar en vlot handschrift begint tijdens het voorbereidend schrijven. In de kleutergroepen krijgen de leerlingen schrijfmateriaal in handen. Eerst grof, al snel fijner materiaal, zoals viltstift en kleurpotlood. Hier, dus al in de kleutergroepen, wordt de basis gelegd voor de penhantering, papierligging en positie. Wordt ook gewerkt aan grof- en later fijn-motorische voorbereiding van het uiteindelijke schrijven. Het onderwijs in groep 3 is wat dit betreft eveneens van niet te onderschatten belang. De leerkrachten dienen de kinderen de juiste houding en pengreep aan te leren en kinderen waarbij het fout gaat daarop te corrigeren. Dat is een geweldig moeilijke taak, zeker als je rond de 30 kinderen in de klas hebt. Begin er dan ook zo vroeg mogelijk mee. Inspanningen worden zeker beloond. Een goede houding en pengreep is dé basis voor een gezonde schrijfoi

Verder leert het kind in groep 3 de letters schrijven. En dat gebeurt maar één keer in een mensenleeftijd. Wat een moment! Alleen daarom dienen we er zorg aan te besteden. Maar ook omdat we allen weten dat iets wat fout is aangeleerd, bijna niet meer is te herstellen.

Voorbereidend schrijven

Een belangrijk punt van discussie is op

dit moment de vraag wanneer en hoe je de kinderen moet voorbereiden op het aanvankelijk schrijven (het aanleren van schrijfletters e.d.). Bij zo goed als elke methode zijn er werkboekjes verschenen. De discussie wordt gevoerd door schrijfdidactici en mensen die zich afkeren van het methodische karakter van werkboekjes e.d. in de eerste leerjaren van de basisschool.

Om goed te kunnen schrijven is een aantal voonwaarden van belang, die wellicht niet allemaal optimaal vervuld moeten zijn, maar die toch het proces van het leren schrijven beïnvloeden. Zonder er al te diep op in te gaan geven we een aantal van deze voorwaarden aan. Er zal een bepaalde mate van beheersing van de grove en fijne motoriek moeten zijn en ook een goede samenwerking tussen ogen en schrijfhand, tussen zien en bewegen. Tevens moet het kind details kunnen waarnemen, kleine verschillen in tekeningen en lettervormen kunnen ontdekken. Om zich goed in de ruimte en op het platte vlak, ook op papier, te kunnen bewegen, is voldoende ruimtelijke oriëntatie nodig. Ook een ontwikkeld gevoel van ritme, van ontspanning en spanning in bewegingen is van belang voor het proces van leren schrijven. Als laatste belangrijke factor noemen we concentratie, het kunnen stilstaan bij de uitvoering van de beweging. Te snel wordt er volgens Lindeman^), directeur van het schrijfpedagogisch

instituut te Amsterdam, in groep 2 begonnen met schrijfpatronen. Te snel wordt er toegewerkt naar het oefenen van letters of lettervormen, te snel wordt er gelet op het resultaat, terwijl juist de beweging centraal moet staan en niet het resultaat. Als de vingermotoriek niet goed is ontwikkeld, en je stelt in het voorbereidend schrijfonderwijs het maken van schrijfbewegingen, zowel groot als klein op papier, centraal, dan bestaat de grote kans een geautomatiseerd onvermogen aan te kweken. Kinderen leren een pengreep waar ze nog niet aan toe zijn, met alle gevolgen van dien. Niet iedereen valt Lindeman bij. Anderen proberen in te springen op het gegeven dat kinderen nu eenmaal toch schrijfinstrumenten in handen krijgen, thuis en op school en onder invloed van de omgeving toch het een en ander op papier krabbelen. Dit kan je hun niet verbieden. L Nouws^) ziet hierin juist een aangrijpingspunt om het leren schrijven op te pakken. Hij legt de nadruk op de motivatie van het kind om te gaan schrijven. Het spontane, voor het kind betekenisvolle schrijven moet je juist stimuleren.

De verschillende werkboekjes die bij schrijfmethoden horen, gaan uit van het inoefenen van bepaalde schrijfpatronen. Schrijfpatronen (het aantal en soort verschilt per voorlopertje) worden ingeoefend, van groot (o.a. met armen in de lucht) naar klein (op papier met grondlijn), al dan niet begeleid met spelletjes, liedjes, rijmpjes, verhaaltjes.

De methode Le Bon Depart*) richt zich, aansluitend bij de belevingswereld van het kind en alleen gebruikmakend van spelsituaties op:

- het bevorderen van het besef van eigen lichaam, - het bevorderen van een goede lichaamsspanning, - de organisatie van beweging, - ruimtelijke oriëntatie, - tijdsoriëntatie en ritme, - lateralisatie (ontwikkeling van zenuw-, zintuig- en spierfuncties) (zie afb. 1).

Deze figuren bieden alle ronde en hoekige vormen die in het schrift voorkomen. Alle ruimtelijke begrippen, nodig om te leren schrijven, worden zowel driedimensionaal als in het platte vlak geleerd. Spelletjes met zandkussen en klei maken handen vaardig. Muziek en spelletjes moeten een klimaat scheppen waarin je gaat durven bewegen, ook op papier. De methode biedt bij de basisfiguren passende liedjes. De figuren vertonen een opbouw in moeilijkheidsgraad en structuur Alle schrijfelementen zijn in de figuren vertegenwoordigd:

(zie afb. 2).

In de handleidingen van werkboekjes voor kleutergroepen wordt gebruik gemaakt van ideeën die lijken op die van Le Bon Depart. In de werkboekjes wordt echter heel concreet de relatie gelegd met schrijfpatronen

op papier, met gebruikmaking van grondlijnen. Dit laatste geeft o.i. aan de werkboekjes een methodisch en dus schools accent, waarbij men het risico loopt te snel over algemene voorwaarden heen te zien en het resultaat centraal te stellen. De leerkracht van groep 2 kan echter zelf beslissen wanneer ze met bepaalde oefeningen begint. Dit kan zijn aan het begin van groep 2, maar het kan ook zijn dat halverwege groep 2 begonnen wordt en dat men er in groep 3 mee verder gaat (zie afb. 3).

Ontwikkelingsprocessen

Lindeman is iemand die veel aandacht heeft voor de ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan schrijven. Het kind dat gaat schrijven moet in staat zijn de letters te herkennen, de daarbij behorende klank te produceren, maar ook met de vingers van de voorkeurshand de letters van een woord te schrijven. "Voordat met voorbereidende schrijfoefeningen kan worden begonnen, zal veel individuele zorg moeten worden besteed aan de algehele motorische ontwikkeling van de kinderen. (...) De voorbereiding van het schrijven zal juist gericht moeten zijn op de voorbereiding en ontwikkeling van de vingers van de voorkeurshand. Dit laatste is pas mogelijk wanneer het lateralisatieproces (ven«erven van vaardigheden om met twee handen tegelijk handelingen te verrichten die noodzakelijk zijn voor schrijven) verder doorleefd is en de dominantie (handvoorkeur) duidelijk wordt"'). Dat lateralisatieproces voltrekt zich tussen het derde en negende levensjaar Hierbij is ook van belang het proces van myelinisatie van het zenuwstelsel, inkapseling van het zenuwstelsel in

de myeline (vetachtige substantie in de hersenen) waardoor automatiseren van bewegingen mogelijk wordt. Er zou dan ook te vroeg worden begonnen met het aanleren van schrijftDBweging en pengreep. Naast het lateralisatieproces loopt het taalvenwervingsproces dat van belang is voor schrijven. Lindeman heeft het in dit verband over symmetrische activiteiten (beide hersenhelften zijn hierbij gelijk betrokken) en asymmetrische activiteiten."

Bij symmetrische activiteiten zijn de beide hersenhelften vrijwel gelijk betrokken. Kijken, luisteren, spreken en lezen zijn symmetrische activiteiten. Het schrijven vereist de coördinatie van het bewegingscentrum en het taalcentrum."^) Hij leidt hieruit af dat kinderen dus pas mogen leren schrijven als zij hun taal kunnen spreken, lezen en formuleren. Voorloperljes op methoden e.d. zijn dan volgens Lindeman niet op zijn plaats.

Ook de oppositie van de duim krijgt bij hem speciale aandacht. Het manipuleren van een pen houdt in dat je dat op een speciale manier moet doen, waarbij de vingers functioneel t)etrokken zijn en waarbij de duim tegenover de andere vingers geplaatst moet kunnen worden. Tevens moet een kind in staat zijn een bepaalde houding aan te nemen en moeten spierfuncties zodanig ontwikkeld zijn dat bewegingen uitgevoerd kunnen worden. Het is echter niet alleen Lindeman die hier op wijst. "Een oneconomisch gebruik van de vereiste spieren - dat wil zeggen door bewegingspatronen die spiertechnisch een zware belasting vormen voor het kind - levert het gevaar op van snelle vermoeidheid of het ontstaan van krampen of hardnekkige afwijking zoals wervelkolomvergroeiingen."^) In navolging van Mesker vergelijkt Lindeman schrijven met pianospelen. Mesker: "Een pianoleraar zal niet verzuimen zeer nauwkeurig te letten op de houding van onderarm en pols, op de wijze van aanslag en op de spreidingswijze van de vingers en zal door middel van talloze vingeroefeningen, die eindeloos gerepeteerd worden, de nodige handvaardigheid tot ontwikkeling brengen"^).

Vatten we de informatie onder dit kopje samen, dan kan gezegd worden dat bepaalde processen zoals het lateralisatieproces, het proces van myelinisatie, het proces van taalontwikkeling, de ontwikkeling van spieren, oppositie van de duim van invloed zijn op het moment dat er met het aanleren van schrijfbewegingen begonnen wordt. Hoewel het zeker waar is dat er bepaalde ontwikkelingen (lateralisatie, myelinisatie e.d.) in gang gezet moeten worden, is de concrete betekenis van dergelijke (neurologische) processen voor de motoriek van schrijven niet duidelijk aangetoond. Dit geldt ook voor het verband tussen taalontwikkeling

en de motoriek van schrijven. Wel duidelijl< voor de liand ligt de beheersing van de spieren, zodanig dat er sprake is van een beheerste lichaamshouding, ontwikkelde motoriek van vingers en oppositie van de duim. Duidelijk is in ieder geval ook dat het kind een voorkeurshand moet hebben ontwikkeld.

Ontwikkelingsprocessen zoals hier geschetst lopen bij ieder kind weer anders. Er zijn jonge kleuters met voorkeurshand, goede spierbeheersing, goede taalontwikkeling e.d.. Het kan echter beslist geen kwaad het oefenen van schrijfpatronen zoveel mogelijk uit

te stellen tot eind groep twee/ en of begin groep 3. De meeste kinderen hebben dan voldoende spierbeheersing, een duidelijke voorkeurshand. Schrijven is een ingewikkeld proces waarbij allerlei zintuiglijke, neurologische, fysiologische en psychologische factoren een rol spelen. Het kan in ieder geval geen kwaad om voor het oefenen van schrijfpatronen (8mm) als directe voorbereiding op het schrijven van letters begin groep drie uit te kiezen in plaats van groep twee.

Laten we het linkshandige liind links liggen?

Bij het nadenken over het voorbereidend en aanvankelijk schrijven willen we ook aandacht besteden aan het linkshandige kind. Juist in de groepen 1, 2 en 3 lopen we tegen de problemen van de linkshandige leerling aan. Een aantal kleuters lijkt geen handvoorkeur te ontwikkelen. Ze schrijven nu eens met de rechter-, dan weer met de linkerhand. Wat moet je als leerkracht dan doen? Anderen zijn uitgesproken linkshandig. Hoe moeten zij leren schrijven? Is het nodig daar aparte maatregelen voor te treffen? Dit zijn enkele vragen waarmee leerkrachten in de onderbouw te maken hebben en waarvoor we hier een aantal gegevens bij elkaar willen zetten.

Linkshandigheid in het onderwijs: een probleem

Een ieder is het erover eens dat een linkshandige in onze westerse wereld in het nadeel is in vergelijking met een rechtshandige. De hele maatschappij is immers ingesteld op mensen die een voorkeur hebben voor de rechterhand. Instrumenten, gereedschappen, een hand geven, e.d., het is alles ingesteld op de rechtshandige. Ook ons schrift, lopend van links naar rechts, is alleen maar handig als we het met de rechterhand produceren. Vanuit een linkshandige is het gemakkelijk om van rechts naar links te schrijven en de letters spiegelbeeldig op te tjouwen. Vandaar ook dat niet weinig linksschrijvers met gemak spiegelschrift kunnen schrijven. Linkshandigheid betekent dus een nadeel, zeker ook als het gaat om het leren schrijven. In de geschiedenis van het schrijfonderwijs is daar op verschillende manieren mee om gesprongen.

Lange tijd, ongeveer tot het midden van onze eeuw, is het linksschrijven taboe geweest. Het werd gewoonweg niet toegestaan. Men ging er vanuit dat schrijven met je linkerhand eigenlijk niet kon. Elk kind werd gedwongen om met de rechterhand te schrijven. Bij de echt linkshandige kinderen leverde dat vaak problemen op. Niet zelden kwam dan de stok eraan te pas, of werd de linkerhand op de rug gebonden.

O.a. onder invloed van psychologen, die wezen op de kwalijke gevolgen van een dergelijke werkwijze, sloeg het door naar een ander uiterste: tolerantie. Elk kind mocht zelf bepalen met welke hand het schreef. In de meeste gevallen kwam dit erop neer dat het linkshandige kind aan zijn lot werd overgelaten en nagenoeg van een didactische begeleiding gespeend bleef.

De laatste tijd signaleert men steeds meer aandacht voor het linksschrijvende kind en maakt men ook kennis met waarschuwende geluiden, omdat er teveel linksschrijvende kinderen onze klassen gaan bevolken. Door de opgetreden tolerantie gingen er namelijk steeds meer kinderen met de linkerhand schrijven. Doordat de kinderen die ambidexter (tweehandig) zijn, zelf mochten kiezen, nam het percentage links schrijvende kinderen drastisch toe. Terwijl veel van deze tweehandige kinderen even goed rechts kunnen leren schrijven. In een onderzoek onder 500 kinderen toonde Muller^) aan, dat er gemiddeld 13% van de kinderen links schreef. Op één van de onderzochte scholen beliep dit percentage zelfs 27%. Het percentage echte linkshandigen bedroeg nog geen 8%.

In de jaren dertig lag het percentage linksschrijvers rond de 2%! In de praktijk vangen wij ook regelmatig klachten van leerkrachten op over het hoge aantal linksschrijvende leerlingen. Kortom: het linkshandig schrijvende kind is onze aandacht meer dan waard en leerkrachten worden er ook in toenemende mate mee geconfronteerd. We ontlenen de gegevens die we hieronder weergeven vooral aan het genoemde onderzoek van Muller en aan de studie van Wassenaar en Saan^) waarin vele gegevens over dit fenomeen worden samengevat.

De handvoorkeur: rechts, links of ambidexter?

Het blijkt dat in de praktijk veel meer kinderen linkshandig schrijven dan er werkelijk linkshandig zijn. Dit komt vooral door die kinderen die tweehandig zijn. Een groot deel van deze kinderen gaat links schrijven, hoewel ze het eigenlijk ook rechts kunnen. Allereerst moeten we hier een aantal gebleken misverstanden uit de weg ruimen. Vrij algemeen denkt men dat het tweehandig zijn, dus nog geen duidelijke voorkeur aan de dag leggen voor links of rechts, een doorgangsstadium is. Men denkt dan dat bij die kleuters die nog tweehandig zijn de ontwikkeling nog niet ver genoeg is en dat de voorkeur voor één van beide handen zich later spontaan zal ontwikkelen. De gevolgen zijn dat de leerkracht het kind vrij laat en afwacht. Deze gedachte blijkt op een misverstand te berusten. De handvoorkeur ligt vrij vroeg in de ontwikkeling al vast. Over hoe het komt dat het ene kind rechts en het andere links wordt, bestaan diverse theorieën. Waarschijnlijk speelt hierin de erfelijkheid de grootste rol, hoewel nog niet duidelijk is hoe dit in zijn werk gaat. Het tweehandig zijn is dan ook niet een

doorgangsstadium, is ook niet te wijten aan een zekere onrijpheid, maar is een eigen wijze van handig-zijn. De indeling Is rechts, links of tweehandig, is in werkelijkheid ook niet zo strikt. We moeten meer denken aan een continuüm van uitgesproken links- naar uitgesproken rechtshandigheid, met allerlei gradaties daar tussen. Er zijn kinderen die de ene taak met de rechter-, en de andere taak met de linkerhand uitvoeren.

Verder Is gebleken dat een groot deel van de tweehandige kinderen even goed rechtshandig kan leren schrijven, mits de leerkracht dit stimuleert en begeleidt.

Het onderzoek naar de handvoorkeur

Het zal duidelijk zijn dat het een belangrijke taak is voor de leerkrachten In de onderbouw om bij die kinderen waar het nodig Is, de handvoorkeur te kunnen vaststellen. Zij hebben de mogelijkheid de handkeuze te beïnvloeden, en derhalve een zeer belangrijke beslissing te nemen: gaat dit kind rechts dan wel links schrijven. Vanwege het feit dat een kind waarover twijfels bestaan, vaak niet uitgesproken links- of rechtshandig Is, maar ergens op dat genoemde continuüm zit, is het niet gemakkelijk om de handvoorkeur te kunnen bepalen. Er zijn diverse proeven bekend om de handvoorkeur na te gaan. Muller heeft een praktisch goed bruikbare toetsbatterij ontwikkeld, die vrij simpel is af te nemen'°).

De proeven zijn vooral bestemd voor kinderen in groep 2 (tussen 5 en 6 jaar). Muller denkt dat de meeste kinderen op deze leeftijd al een duidelijke handvoorkeur hebben ontwikkeld, die daarna nauwelijks meer wijzigt; daarom acht hij het op deze leeftijd zeker mogelijk een advies te geven voor de schrijfhandkeuze. De proeven bestaan uit een drietal reeksen: passieve en actieve motorische proeven en grafische proeven. De resultaten van de onderzochte leerling kunnen worden afgezet tegen de prestaties van de door hem onderzochte proefgroep. Met dit Instrument Is het dus mogelijk na te gaan In welke mate een kind rechts- danwei linkshandig is, of dat de leerling meer tweehandig Is, en hoe handig het kind in zijn totaliteit is, in vergelijking met zijn leeftijdsgenoten.

Ook sommige schrijfmethoden geven toetsjes voor het bepalen van de handvoorkeur.

Verandering van schrijfhand

Het onderzoek naar de handvoorkeur moet uitmonden In een beslissing: links- of rechtshandig gaan leren schrijven. In het algemeen is het goed mogelijk tweehandige leerlingen rechtshandig te leren schrijven, mits deze leerlingen een gemiddelde vaardigheidsscore bereiken. De echte linkshandigen leren links schrijven. Het wisselen van de hand, nodig bij tweehandige kinderen die voorheen links schreven, vergt wel begeleiding van de leerkracht. Deze moet het gebruik van de gekozen hand stimuleren, moet erop toezien dat de leerling niet terugvalt in het gebruik van de andere hand, en moet het geheel ook goed met de ouders doorspreken. Het kan nodig zijn een aantal speciale oefeningen te laten doen, die In het

boekje van Muller te vinden zijn. Mocht de omschakeling niet lukken, dan kan altijd nog zonder al te veel nadelige gevolgen teruggeschakeld worden op de andere hand. Overigens bleken bij een goed begeleide overgang van schrijfhand, verschijnselen als stotteren en bedplassen niet op te treden.

Begeleiding van de linkshandige schrijver

De linkshandige heeft een specifieke didactische begeleiding nodig. De rechtshandige leerkracht die werkt met een rechtshellende schrijfmethode die is ingesteld op rechtsschrijvende leerlingen, is daarin vaak erg onhandig. In veel gevallen wordt de linksschrijvende leerling aan zijn lot overgelaten. Het is echter gebleken dat bij een goede begeleiding de linkshandige leerling zeer wel in staat is tot het produceren van een goed leesbaar

en goed lopend handschrift. We geven hier beknopt een aantal suggesties door:

- het papier moet schuin liggen, net als bij de rechtsschrijvende leerling, maar dan in tegenovergestelde richting,

- het blijkt dat een enigszins linkshellend schrift voor de linkshandige gemakkelijker is. Zie hiervoor de parallel-versies van verschillende schrijfmethoden voor linkshandigen,

- de linkshandige leerling moet de schrijfhand onder de schrijflijn houden. Vermijdt de bekende 'hoekstijl'.

- goed glijdend schrijfmateriaal verdient aanbeveling. Sommigen pleiten voor een linkshandige vulpen, die niet in het papier steekt. Veel aandacht moet besteed worden aan de penhouding. De linkshandige dient het potlood of de pen 3 è 4 cm van de punt vast te houden, om vlekken te voorkomen en het geschrevene te kunnen blijven lezen.

- de linkshandige moet zo in de klas zitten dat de linkerkant niet in bewegingsvrijheid beperkt wordt. De lichtinval hoort van rechts te komen, het opgavenboek ligt rechts.

J.H. van Doleweerd/L.N. Rottier.

Literatuurverwijzingen

1. M.M. Natzijl; Herbezinning schrijfondenwijs; D.R.S. mei 1987. 2. Lindeman, M.; Het schrijven afgeschreven; School nr. 8, nov 1985. Lindeman, M.; Eerst veel zorg besteden aan motorische ontwikkeling; Didaktief januari 1985. Lindeman, M.; Eerst leren lezen, dan pas leren schrijven; Didaktief december 1984. 3. Nouws, L.; Van kleuterkrabbel tot schrijftaal; Tilburg 1985. 4. Le Bon Depart; Bewegingsmethode voor het jonge kind; Breda: Stichting Le Bon Depart, Ukkelstraat 9, 4826 PN Breda. 5. Lindeman, M.; Eerst leren lezen, dan pas leren schrijven; Didaktief, januari 1985. 6. Lindeman, M.; Eerst veel zorg besteden aan motorische ontwikkeling; Didaktief, december 1984. 7. Parreren, C.F. van; in: Oefenprogramma voor de schrijfhouding en schrijfbeweging; Anke Blote e.a.; Lisse, 1986. 8. Muller, B.PR; Dominantie-onderzoek met het oog op de keuze van de schrijfhand; in: Studies over de schrijfmotoriek, onder red. van A.J.W.M. Thomassen e.a.; Lisse 1985. 9. Wassenaar, W.A. en F.RM. Saan; De mythe van het linkshandige kind; Nijmegen 1983. 10. Muller, B.RR; Linkshandig schrijven? Dominantie-onderzoek voor linker- en rechterhand; Den Bosch 1985. (Praxis 40).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

De Reformatorische School | 76 Pagina's

Een kinderhand is (te) gauw gevuld 1

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 1988

De Reformatorische School | 76 Pagina's