Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed op de kansel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed op de kansel

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs ontmoette ik een broeder-ouder-] '.Ag uit een gemeente die ik ooit eens als consulent mocht dienen. Het gesprek ging uiteraard over de kerk en het kerkelijk leven en ineens zei hij tegen me: , , U hebt vroeger weieens geschreven over het consistoriegebed, maar het zou geen kwaad kunnen wanneer u ook eens iets schreef over het gebed op de preekstoel, het zogenaamde „grote gebed".

Ik antwoordde — en dat begreep hij ook wel — dat het een hachelijke zaak is over het gebed te spreken of te schrijven. Bidden is de uiting van de persoonlijke omgang met de Heere en daar mag een derde eigenlijk niet tussen komen. En oordelen over het gebed van een dienaar van het Woord, dat uitgesproken wordt in de samenkomst van de gemeente, is helemaal een hachelijke zaak. Immers, wie zijn we zélf? In de regel moeten we vier keer per zondag voorgaan in het gebed van de gemeente. Wie zich ervan bewust is hoe groot die opgave is — en wie zou dat niet zijn? — die zal zich wel wachten om het openbare gebed van zijn collega's aan een kritische beschouwing te onderwerpen.

Aan de andere kant, de apostel zegt: „laat alle dingen eerlijk en met orde geschieden". Zou dat ook niet gelden van het gebed? En wanneer we als dienaren van het Woord alle aandacht besteden aan de preek — terecht! — zou dan ook het gebed geen voorbereiding eisen? In de prediking spreken we uiteindelijk nog tegen mensen, maar in het gebed richten we ons tot de Heere!

De plaats van het gebed

Het is misschien niet overbodig eerst iets te zeggen over de plaats van het gebed in de eredienst. Kort geleden zei een meisje op catechisatie: „wij hadden zondag een dominee die eerst uit de bijbel las en daarna pas bad". Dat was voor haar kennelijk een grote uitzondering. Inderdaad behoort deze volgorde vandaag tot de uitzonderingen. Voorheen echter was dat de algemene regel: eerst de Schriftlezing, daarna het gebed. Ik denk dat dit vooral gekomen is door de voorlezer, die achter elkaar de Wet en de Schriftlezing verzorgde, waarna de predikant aan het woord kwam, die dan het gebed deed.

De eerlijkheid gebiedt me te vermelden dat ik het zelf tot voor enkele jaren óók zo heb gedaan: eerst de Schriftlezing, daarna het gebed. Ik kon dat ook nog wel verdedigen: eerst spreekt de Heere tot ons door Zijn Woord, daarna mogen wij antwoord geven in het gebed. Ons bidden is een reaktie op Zijn spreken.

Toch heb ik, na rijp beraad, op een gegeven moment deze volgorde omgekeerd. We bidden immers om de opening van het Woord en om de verlichting met de Heilige Geest. En we hebben die Geest niet alleen nodig om het Woord te verklaren en naar de verkondiging te luisteren, we hebben die Geest evenzeer nodig om de Schriften te lezen en te verstaan.

Overigens moeten we van deze volgorde geen twistpunt maken. Het is niet zozeer van belang hóe we iets doen, als we ons maar bewust zijn waaróm we het zo doen.

De inhoud van het gebed

In het zogenaamde „grote gebed" — de naam zegt het al! — kwam en komt nogal

wat aan de orde. Uiteraard wordt de Heere gedankt voor alle zegeningen, vooral voor het feit dat het weer zondag is en we weer mogen samenkomen rondom het Woord. Er wordt gebeden om het licht van Zijn Geest over de bediening van het Woord. Om een zegen ook voor hen die thuis moesten blijven. Er wordt in vele gevallen ook gedacht aan hen die er geen behoefte aan hadden en hun plaats leeg gelaten hebben.

En dan zijn er de verschillende noden van de gemeente: van bejaarden, eenzamen, zieken, gehandicapten, rouwdragenden. Ook de vreugden van hen die mochten genezen, thuis mochten komen uit het ziekenhuis, een jubileum mochten vieren, enzovoorts.

Het is de vraag of dit alles hóórt in het gebed vóór de preek. Wanneer het gebed vóór de Schriftlezing wordt gedaan is het misschien beter om al deze voorbeden op te schuiven naar het laatste gebed en het eerste uitsluitend te gebruiken als een bede om de opening van het Woord en om de verlichting met de Heilige Geest.

Zo gebeurt het trouwens ook in de formuliergebeden die we achter in ons psalmboek aantreffen. Het eerste, „gebed des zondags voor de predikatie" is alleen een gebed voor de verkondiging van het Woord. Het tweede, „een gebed voor allen nood der christenheid, des zondags na de predikatie", dat véél langer is dan het eerste, bevat allerlei voorbeden: voor de kerk, voor de overheid, voor de zieken en aangevochtenen, enzovoorts.

Maar ook van deze dingen moeten we natuurlijk geen wet van Meden en Perzen maken.

De duur van het gebed

We zullen het er wel over eens zijn: onze gebeden moeten niet te lang zijn. Dat was dan ook één van de kritische punten van mijn broeder-ouderling, die deze zaak aan de orde wilde stellen. Een vóórgebed van een kwartier, soms twintig minuten, is geen bidden meer. Dan staan we eigenlijk — met excuus voor de uitdrukking — tegen de Heere te preken. En dat ontsiert het gebed, dat neemt ook het wezenlijke uit het gebed weg. Want we mogen in het gebed onze noden aan de Heere voorleggen, maar we hoeven Hem niet vóór te schrijven hoe Hij in die noden moet voorzien. En wanneer een gebed nodeloos lang wordt gemaakt, dan loopt het daarop uit, dat we héél de weg der bekering, of héél de orde van het heil aan Hem voorleggen. Dan wordt het gebed een preek vooraf, maar dan beantwoordt het niet meer aan z'n doel.

Een les uit het verleden

Dat er ook in dit opzicht niets nieuws onder de zon is kan ons duidelijk worden als ik enkele regels mag citeren uit een preek van Alex. Comrie (1706—1774). Ook hij moest in zijn tijd al klagen: „wat is het bidwerk doorgaans niet tot grote ontstichting, ja om God tot toorn op te wekken". En dan vervolgt hij:

„De één zegt de gebeden die hij van buiten geleerd heeft op. De ander heeft menige opeen passende Schriftuurteksten. Een derde zegt de waarheden van de theologie op, evenals of God van Godgeleerdheid onkundig was. Een ander verhaalt de bekering des mensen, en van de verdere wisselvallige toestanden der vromen op weg naar de hemel. Het is een schande dat zulken, die vrome predikanten en particulieren willen zijn, zó te werk gaan; en een grote blindheid in hen die zulke vertellingen voor bidden houden."

En dan voegt Comrie er op een nogal laconieke manier aan toe: „God kent zowel de praktikale als de stellige Godgeleerdheid. Wij moeten onze begeerten bekend maken. Bidden is begeren." (A. Comrie, Verzamelingen van Leerredenen, deel II, blz. 111).

Ik denk dat het goed is voor predikanten, ouderlingen en allen die moeten voorgaan in het gebed, naar deze wijze woorden van een beroemd prediker uit de 18de eeuw te luisteren!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Het gebed op de kansel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's