Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BESPREKING VAN HET REFERAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BESPREKING VAN HET REFERAAT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was na het aanhoren van het betoog van prof. Den Hertog de beurt aan de zaal om te reageren, eerst om enkele verhelderingsvragen te stellen. Zo kwam de overgang van sabbat naar zondag aan de orde; deze vergt nog wel enige doordenking, aldus de vraagsteller; ook op huisbezoeken hoort men er vragen over. Dat is te begrijpen, aldus de inleider: het is een lastige vraag. Er is in de Schrift sprake van sabbatten (meervoud). De sabbat is het belangrijkste teken van het verbond tussen God en Israël. Zó kan een niet-Jood die niet houden (met al haar verschillende gebruiken). De kerk heeft zich in haar geschiedenis langzaam maar zeker losgemaakt van de wetten en feesten van God voor Israël; dat is een slechte ontwikkeling geweest. Het calvinisme heeft die ontwikkeling willen keren: terug naar de bijbelse wortels! Maar… daarbij moet men wel op de gééstelijke bedoeling van die wortels letten; die dienen verwerkt te worden. Dan ziet men in het NT al dat niet alles naadloos kan worden overgezet; o.a. over de sabbat wordt vrijer gesproken. Tegelijk zien we de aanwijzing van de zondag als bijzondere dag (denk aan ‘de achtste dag’ na de opstanding van de Heiland, Joh. 20; vgl. Hand. 20). We zijn niet los van Israël, stellen ons ook niet in de plaats van Israël, maar trachten de wet geestelijk te verstaan.

Kennis is een kwestie van hoofd én hart. Over dat laatste aspect, kennis als vertrouwelijke omgang zou een volgende vraagsteller iets meer willen horen. Prof. Den Hertog stelde dat God door zijn Geest mij de dingen van zijn Koninkrijk wil laten zien en indrinken. Er wordt een pijl ‘in zijn eenvoudigheid’ afgeschoten en God gaat door de Geest daarmee zijn eigen weg, onnavolgbaar voor ons mensen, ook voor predikanten. God doet met de prediking van zijn Woord wonderbaarlijke dingen, voor hoofd én hart.

Voor de tweede kerkdienst, aldus een vraagsteller, zijn nog weinig argumenten aangeleverd. Ook gaat men liever naar een praisedienst of iets dergelijks. En anderen zoeken de rust in God door de week in een gebedsgroep bijv. Als de tweede dienst nu eens daarvoor werd ‘ingeruild’? Mensen, aldus werd geantwoord, dienen het Woord van God te horen en te verwerken; dat is het uitgangspunt. Zo komt toerusting tot stand. Er mag daarbij wel enige inspanning gevraagd worden om de twee diensten tot je te nemen, zeker als men dat vergelijkt met de inspanning die we ons getroosten voor allerlei andere activiteiten. Je wordt erdoor gezegend! En met één dienst (waarop je op zichzelf zou kunnen leven) verandert het karakter van de zondag. Daar mogen we best op letten…

Na de middagpauze werd er meer inhoudelijk op het ’s morgens gebodene ingegaan. Zo werd het punt van de praktijk uitgediept. Zondagsheiliging en kerkbezoek, de drukte van het leven voor veel mensen, die gedeeltelijk familiebezoek op zondag tot gevolg heeft… De inleider heeft bewust gekozen voor een benadering vanuit de kern: het geschenk dat God ons heeft willen geven. We willen de tijd niet invullen voor onszelf. We worden door God in de vrijheid (namelijk van de goden) gesteld, daarvoor moet je dus wel bij Hem zijn! Maar hoe geef je nu vorm aan de heiliging van de zondag? Dat kan alleen als je de grond ervan vasthoudt: de schepping en de rust die overblijft voor het volk van God. Zo wil God met ons in relatie treden; we zien op een week terug en we zien naar een week vooruit. Zo, al luisterend, komen we dan ook geestelijk verder; je wordt stilgezet. Daarbij moeten we het niet beter willen weten dan God zelf, want dan ontglipt ons die heilzame bedoeling! We moeten het over die grondnoties eens zijn, anders komen we in de vragen die gesteld worden, nooit bij elkaar. En laat die positieve bedoeling in de praktijk uitkomen: we willen graag de Here ontmoeten en daarvan ‘genieten’, en zullen dat niet door allerlei incidenten laten wegdrukken. Laat deze dag stralen!

Over de tweede dienst werd gezegd: de stevigheid van de Heidelbergse Catechismus hebben we nodig. Dan moet de gemeente wel te horen krijgen, wat daarin uit de Schriften werd opgediept: de hoogten, maar ook de diepten, het aangevochten geloof (‘in mijn hoogste aanvechtingen…’).Toegegeven:dat is een moeilijk gesprek in de praktijk, zeker als de middagdienst al sterk aan erosie onderhevig is. Als we de waarde van de zondag op een aanstekelijke manier willen laten zien, ook voor de kinderen, dan zal dat zegen geven. Haal het goede eruit, zoals de kippen het graan uit de kieren naast de stenen halen! Een les uit de geschiedenis: het Nederland dat twee diensten als vanzelfsprekendheid had, stond er niet slecht voor; is het toevallig dat de vele vragen waaronder Nederland vandaag gebukt gaat, samengaat met de neergang van het kerkelijk en geestelijk leven? Daarbij is er ook een grens aan kerkelijk werk (dat meestal als noodzakelijk en daarom als geoorloofd wordt beschouwd); dominees hebben het preken nodig, maar laten ze wél uitkijken.

Er was een vraag over Hebr. 4:1–13; is dat een verband tussen sabbat en zondag? Dat wilde de inleider laten liggen. Maar wel: laat niemand achterblijven, opdat de sabbatsrust ons niet ontgaat… Daarbij sloot eigenlijk een vraag over de inrichting van de erediensten aan. Dat werd toegespitst op het karakter van de eredienst. Als de nadruk in de prediking valt op wat wíj moeten doen, moeten we weten dat we dingen over ons leven zullen horen, die we liever níet horen: geneigd tot alle kwaad… maar het is wél nodig! Zo gaat God met zijn Geest in ons leven werken, om plaats te maken voor Christus. En die boodschap kun je nooit achter je laten. Daar zal de prediking zich op richten. En zo komen we ook aan de weet dat de toekomst van de kerk niet van ons afhangt. We dragen onze verantwoordelijkheden, zeker, maar het is aan God zelf om zijn Geest te laten waaien en de harten te openen. De kerk wordt zichtbaar waar de ‘eeuwige Zoon van God zich een gemeente vergadert, tot het eeuwige leven uitverkoren’. Dat geeft ontspanning, want God zal het doen! Daarbij hebben we in de samenkomsten bepaalde vaste punten, (de Psalmen bijvoorbeeld, een schat van liederen uit de kerk van alle eeuwen), maar is ook veel variatie mogelijk.

De verhouding sabbat en zondag is wel duidelijk, zo werd uit de zaal gevraagd, maar laat de zaak zich zo verklaren uit het OT en NT? Calvijn, aldus prof. Den Hertog, heeft het de gemeente zo geleerd, vanuit de synagoge. Daar was de lezing van de tien geboden een vast onderdeel, Calvijn nam het over, omdat het geestelijk waardevol was.

Er is vandaag, aldus een broeder die het woord vroeg, vaak sprake van ontwrichte gezinnen, waar de jeugd geen warmte meer in vindt… met alle gevolgen van dien. We worden met z’n allen egocentrisch. Maar de liefde tot de Here is ons toch met de paplepel ingegoten? Daarom nam je het over en ging je er om bidden. Missen we dat niet vandaag? Hoe gaan we als gezinnen/kerkleden om met de kinderen? Is er in de gezinnen gebed voor de predikanten die hun gebreken hebben, en zijn we zo kerkje in de kerk? Een moeder stond eens een kwartier eerder op om haar zoon te helpen met een te verwachten tentamen; daarna snel op de fiets… maar als ze nu eens samen met haar zoon gebeden had om een zegen van de Here op dat wat die dag te verwachten was? Laten we op huisbezoek de gezinnen aansporen de liefde aan te wakkeren; opdat de lauwheid verdwijne! De inleider kwam op dit punt terug op de relatie tussen het vierde en vijfde gebod, waar bovenstaande opmerking (of liever: een hartenkreet) eigenlijk een uitwerking van is. Bij het gebed voegt zich dan ook een belijdenis door een ouder aan zijn/haar kind, als je een keer een verkeerde slag hebt geslagen. Dan zien kinderen hoe God in Christus in je leeft, en dat zal gezegend worden.

Veel gemeenten kampen met jongelui, voor wie het allemaal niet meer zo nodig hoeft. Die catechismuspreek bijvoorbeeld… We hebben als gemeenten de middagdienst als leerdienst ingevoerd, maar daar worden vandaag veel vraagtekens bij gesteld Je kunt als oudere diep geraakt worden door een opwekkingslied. Daar gaan de harten van veel jongeren bij open. Zo kunnen we ze ook vasthouden! Laten we dat niet afweren door ‘onze traditie’, die per definitie veranderbaar is, zolang het fundament van de Here Jezus maar niet in geding is. De inleider ging erop in: in De Wekker schreef hij eerder al over de waarde van de leerdienst. Nu nog eens:

1. we zijn een volk van kleine theoloogjes, van ‘ietsisten en nietsisten’; maar daarin vogelen we het zelf uit. De leerdienst legt geen verstikkend rooster over ons heen, maar wil ons de gezonde woorden bij het hart brengen: we moeten door de Geest van God wederom geboren worden; de ene troost… de HC geeft ons de leer waar ik de enige troost overhoud, als alles mij ontvalt; onthoud dat onze jeugd toch niet!

2. we leven vandaag in een emotie-cultuur, waar in de media iedere omroep op eigen wijze aan meedoet. De HC leert ons dat het een kennis én een vast vertrouwen is, dat de Geest in ons werkt. Uitgerekend in 2006 moet dat leerboek dus open blijven gaan in de kerkdiensten.

3. wat de jongeren betreft: we moeten niet met onze traditie aankomen; dat is tekort. Dan verschuilen we onszelf achter die traditie. Maar zeg eerlijk, dat traditie mag veranderen en zeg tegelijk dat God in oude tradities (en in oude liederen) zijn zegen heeft gegeven; daar gaven de woorden en gedachten blijkbaar opening voor. Zoiets gooi je niet weg, maar je reikt het jongeren aan, opdat ook zij gezegend zullen worden!

4. liederen kunnen ons raken, als maar de relatie met de Schrift gelegd wordt. Dan is het mooi; we dienen echter bedacht te zijn op woorden en gedachten die niet uit de Schrift afgeleid (kunnen) worden; dan gaan we op onjuiste ervaringen bouwen.

Aan het einde van de dag las ds. D. Quant enkele woorden uit Psalm 92, en, mediteerde daarover, waarna hij voorging in dankgebed. Met het zingen van enkele verzen uit het Te Deum (Gez. 399) werd de dag besloten. Iedereen ging bemoedigd naar huis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

BESPREKING VAN HET REFERAAT

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's