Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedaante van godzaligheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedaante van godzaligheid

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf, geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods. Hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht derzelve verloochend hebben. Heb ook een a/keer van deze." 2 Timotheüs 3 : 2—5

Liefhebbers van zichzelf

Weet dit dat in de laatste dagen zullen ontstaan zware tijden. En waar denken we dan in eerste instantie aan? Misschien wel aan oorlogen, rampen, vervolgingen. Noemt Paulus dat ook? Neen, de zware tijden ziet hij zich vooral uiten in het verval der zeden. Want de mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf. „Laten de lezers opmerken dat philautia (liefde tot zichzelf), die op de eerste plaats wordt gesteld, als het ware de bron is, waaruit voortvloeit wat daarna volgt" (Calvijn).

Zelfliefde. De tijden zullen in de laatste dagen met name zwaar worden omdat de mensen liefhebbers van zichzelf zullen zijn. Alles vloeit voort. Is daarvan af te leiden en daaruit te verklaren. Het 'ik' komt meer en meer centraal te staan. Veel is 'zonde' te noemen. Soms wordt er vaag en algemeen over 'zonde' gepreekt en gesproken. U kent het verhaaltje van de jongen die naar de kerk was geweest en aan wie z'n ouders vroegen die door ziekte verhinderd waren geweest mee te gaan naar de kerk: „Waar heeft de dominé over gepreekt? " „Over de zonde", was het simpele antwoord. „Maar wat zei hij daar dan van? ", vroegen de ouders verder. „Nou, hij was er tegen", was de volgende reaktie. De jongen verwoordt enigszins lakoniek wat bij veel kerkgangers soms leeft. Zonde ligt op moreel terrein. En daar is best veel van waar. We zien dat hier in de 'ondeugdenkatalogus' die de apostel in onze tekst opsomt. Maar de wortel, de bron ligt in de zelfliefde. De mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf. Wij kennen daar in onze tijd woorden voor als 'egocentrisme', 'egotripperij', 'individualisering'. Dat zijn uitingen, verschijnselen van wat hier bedoeld wordt: zelfliefde.

Alles draait om Bassie, zong een straatlied enkele jaren geleden. Alles draait om zijn verheven ik. Ik ben baas in eigen hart. Ik ben de maat van alle dingen. Ik maak zelf wel uit wat ik doe en wil, zegt de recalcitrante Puber tegen z'n enigszins geschokte ouders. Hij zegt het, maar veel ouderen doen het en praktizeren het. Zelfliefde. Wie eigen boos en zondig hart leert analyseren bij het naar binnen vallende licht van de Heilige Geest, ontdekt tot zijn verbazing maar nog meer smart dat het 'lieve ik' ten troon verheven zit. Ik leef en God staat aan de kant. Daar begon het mee in het verre paradijs. Dat krijgt een vervolg in de ene Adam na de andere. Het heilig Woord des Heeren verschaft er menige illustratie bij. Uiteindelijk ligt daar de diepste reden dat Jezus terzijde wordt geschoven door de Zijnen. Hij moet weg, Hij die de doodssteek komt bezorgen aan alle zelfliefde van u en mij. En het gaat door en blijft komen in deze laatste dagen. De mensen zullen zijn liefhebbers van zichzelf.

En alles wat er dan volgt, stroomt uit de beerput van de eigenliefde: geldgierig, laatdunkend, hovaardig, lasteraars, den ouderen ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, zonder natuurlijke liefde, achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods. Achttien woorden, welgeteld waarin de gruwelen ons worden onthuld en waarin de eigenliefde konkreet gestalte ontvangt. „Een helse dwarreling van schrikgestalten, chimaera's (= monsterdieren uit Griekse mythologie, JM), die zelfs het tempeldak besluipen (vs 5, 6) als op de Notre-Dame te Parijs, jaagt in deze achttien woorden aan ons voorbij, het wriemelend ongedierte, dat zichtbaar wordt, als de steen der antieke of moderne 'beschaving' wordt opgekanteld" (Smelik).

De zelfliefde uit zich allereerst in geldliefde. Al eerder heeft Paulus gesteld dat de geldgierigheid de wortel is van alle kwaad (1 Tim. 6, 10). Zelfliefde krijgt een vormgeving in het materialistisch levensgevoel en leefklimaat. Opgaan in geld en goed. Genoeg hebben aan zichtbare en tastbare zaken. En ook hierin manifesteert zich de zelfliefde: als ik het maar heb, als ik maar kan kopen wat ik wil, als ik het maar goed heb. Zelfliefde, geldliefde en dan: laatdunkend = pochend. Opscheppers om zo te zeggen. Ze zoeken hun kracht in grote en dikke woorden. Snoevers die zich verheffen op wat ze menen te zijn en te bezitten.

Hovaardig. Ze verbeelden zichzelf heel wat omdat ze menen heel wat bijzonders te zijn. En dat gaat altijd gepaard met minachting van de ander. ZIJ zijn en hebben het, met anderen is het helemaal niets.

Ziet u die eerste reeks: zelfliefde, geldliefde, opscheppen en hoogmoed? Dat is het: liefhebbers van zichzelf. En wat brengt dat dan verder nog teweeg in de onderlinge omgang? Het eerste wat dan volgt is: lasteraars. Bedoeld is: kwaadsprekers. Niet het onnozele geklets is bedoeld, maar het bewuste kwaadspreken, lasteren, roddelen. Ondermijnend spreken of schrijven over elkaar.

De ouders ongehoorzaam. Opmerkelijk dat de apostel dit aspekt opneemt in de rij van ondeugden verwant aan de zelfliefde, horend tot het 'zware' van de laatste dagen. De ouders ongehoorzaam. Geen gezag meer erkennend of aanvaardend. In ouderlijk gezag komt Gods zeggen mee. Kinderen gaan een eigen weg, aanvaarden soms al jong geen inspraak van ouders zelfs meer. Laat staan dat er nog sprake kan zijn van godsdienstige leiding en beïnvloeding. Ouders hebben dat ook soms weer aan zichzelf te danken. Waar ze zelf liefhebbers van zichzelf zijn, leren kinderen niet meer wat liefde tot God en de ander is.

Ondankbaar en onheilig zijn de volgende twee gevolgen. Er bestaat geen waardering meer voor wat anderen voor ons betekenen of betekend hebben. Onheilig, er is geen respekt meer voor wat een mens heilig en s onaantastbaar moet achten (Ridderbos). Bruutheid, grofheid, respektloos optreden en handelen tegenover anderen.

Zonder natuurlijke liefde. De Kanttekeningen op de Statenvertaling zien hierin de liefde die God bij de schepping de mens inplant zoals bijv. van kinderen tegenover ouders en omgekeerd. Die 'natuurlijke' liefde verdwijnt. De genegenheid die bij de natuur van man, vrouw, kind, vader, moeder behoort is er niet meer.

Onverzoenlijk. De mensen willen niet meer van een overeenstemming, van een vergelijk weten door te volharden in twist en tweedracht.

Achterklappers, onmatig, wreed, zonder liefde tot de goeden, verraders, roekeloos, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods. Mensen gaan alleen maar meer af op wat hun gemoed ze ingeeft en zijn daardoor tot alles in staat. Alle zelfcontrole valt weg, alle zelfbeheersing houdt op. Een opmerkelijke zin sluit in vers 4 de reeks ondeugden dan af. In de Griekse taal valt dat meer op dan in de vertaling. Meer liefde voor genot dan voor God, zou een vertaling kunnen zijn. Op de plaats van God staat het genot. Liefde voor God is verruild voor liefde tot het genot. Genotliefhebbers méér dan God liefhebbers zullen de mensen zijn. En hier zien we de eigenliefde haar hoogtepunt of zo u wilt haar dieptepunt bereiken. God verruilt voor genot. Hebzucht, het strelen van de zinnen hebben Gods plaats ingenomen.

„Waar het genot een grotere betekenis inneemt dan God, daar is God uitgeschakeld en is het genot tot God geworden... Waar God in het leven van de mens niet de plaats inneemt, die Hem toekomt, is de weg vrij voor allerlei soort van zonde" (Ridderbos).

En nu lezen we nog eens het eerste vers van ons teksthoofdstuk: En weet dit dat in de laatste dagen ontstaan zullen zware tijden. Dan bemerken we dat er kennelijk niet veel nieuws onder de zon is. Maar mogen we ook constateren hoezeer die 'zware tijden' vandaag in z'n scherpe contouren zich gaan aftekenen. Volgt u dagelijks de berichten maar. Constateert u maar met de bijbel erbij wat er zich om ons heen afspeelt. Dan weet u hoe actueel dit woord is. Het lijkt wel een commentaar bij allerlei gebeurtenissen die ons steeds bijna wekelijks plegen te schokken. Laten we er op letten en wakker zijn, niet indutten. Het kan een gewenning worden, dat we er niet meer van opschrikken. Daarnaast hoeft het ons ook weer niet al te zeer in verwarring te brengen. Het is voorzegd en aangekondigd. Het is of God Zijn kinderen voor de ergste schok en vrees heeft willen sparen door dit alles te laten optekenen in Zijn Woord. Zoals een vader z'n kind van tevoren waarschuwt voor een harde klap of knal. Als je straks dat op dat hoort, schrik maar niet want ik ben daar en daar mee bezig. Dan weet je het alvast.

Gedaante en kracht

Calvijn wijst er in zijn commentaar treffend op dat Paulus het in de hierboven besproken zondenreeks niet zozeer heeft tegen 'uitwendige vijanden die openlijk de naam van Christus aanvallen, maar tegen huisgenoten die gerekend willen worden onder de leden der kerk'. Als we de verzen 2—4 lezen dan zoeken we de hier genoemde lieden bijna vanzelfsprekend buiten de kerk. Maar ze zitten er volop in, in de kerk bedoelt Calvijn. In zijn tijd dacht Paulus niet zozeer aan de brute god-loze wereld, maar aan lieden 'die een gedaante van godzaligheid hadden, maar de kracht ervan verloochenden'. Gedaante,

lett. vorm, uiterlijke gedaante, buitenkant, wat je er van ziet. Te denken valt aan het liturgische van de eredienst, het in acht nemen van de christelijke levensstijl en gebruiken. Kerkgang, bijbellezen, christelijke levenswandel zich uitend in een bepaalde keuze vóór en tegen cultuuruitingen, gebruik maken al dan niet van wat in een bepaalde tijd voorhanden is. Gedaante, vorm van vroomheid. Op zichzelf wordt die 'gedaante', die 'vorm' niet afgewezen. Er wordt door Paulus niet beweerd: de vorm van de vroomheid doet er niet toe. Het staat in een bepaald verband. Tegenover het hebben van 'de gedaante' staat dan 'het verloochenen

van de kracht der godzaligheid'. De vorm wordt wel aangehouden en de dienst van God wordt wel bijgehouden. De mensen hier bedoeld in de gemeente Gods doen wel mee met alles. Ze willen er heel graag bij gerekend worden. Ze zijn zo voor het oog heel niet onverschillig of afkerig. Ze genieten zelfs aanzien: ze hebben opvallend de vorm van de godzaligheid. Daar houden ze aan vast. Daar binden ze elkaar aan. Ze willen niet graag wat van die vorm kwijt. Maar ze missen de kracht, de dunamis, staat er. Datgene waar het in de godzaligheid, in de vroomheid om gaat, dat loochenen, ontkennen ze. Kracht ziet hier op 'het bezielende beginsel van de vroomheid, dat zich niet alleen in uiterlijke vormen maar in een leven van geloof en bekering openbaart' (Ridderbos).

Verloochenen wil zeggen; zich innerlijk vreemd weten maar ook los maken van Christus en de Heilige Geest. Het innerlijk levensbeginsel, de band aan Christus door de Heilige Geest die de godzaligheid tot een levende zaak moet maken, die hebben ze verloochend. Niet zozeer met woorden. Want de woorden kloppen meestal wel. Aan vroom verbalisme is er in de christelijke gemeente meestal geen gebrek geweest. Dat verloochenen steekt in de daden, in de levenswandel. En dan niet bedoeld in de verkrampte formele zijde van die wandel, maar opgevat in de zin van innerlijke kracht en levendigheid.

Samengevat: we zouden kunnen zeggen dat de apostel in de verzen 2—4 met name de mensen in het algemeen schildert en in vers 5 zijn betoog toespitst op de situatie binnen de gemeente Gods. De eigenliefde houdt geen halt voor de kerkdeur van welk gehalte die gemeente ook mag zijn. Calvijn trekt er voor hem een troostrijke conclusie uit: „Dus is de kerk terstond van het begin van het evangelie af begonnen te lijden aan zulk bederf." Hij meent dat God Zijn kerk erdoor wil oefenen „dat zij inwendig zulke pesthaarden in haar schoot draagt, ook al

huivert zij er voor die te koesteren". We hebben gedukiig te leren zuchten onder deze last, is zijn mening. Het hoort nu eenmaal kennelijk tot het lot der Christelijke kerk dat er zulken als in vers 5 beschreven in haar midden gevonden worden. Al mag het een zekere opluchting betekenen voor gereformeerde belijders in een door andere gereformeerden prijsgegeven kerk dat de geestelijke vader van genoemde gereformeerden zulke gedachten over de kerk noteerde, intussen wordt alle Christusbelijders wel de spiegel voorgehouden. En niet in het minst de gezindte die zich zo graag gereformeerd noemt en dat woord nog wat aanscherpt door adjectiva als 'bevindelijk' en 'oud' en 'zuiver' en wat niet al.

Hebben wij niet vaak veel van die 'gedaante' of 'vorm' of 'schijn' terwijl we de kracht van de vroomheid, de bezieling, het leven, het geheimenis missen.? Hoe kan het anders dat de gemeenten die van zichzelf vinden dat ze het meest zuiver het Evangelie hebben bewaard tot en met de vormgeving toe, nauwelijks enige werfkracht blijken te hebben op een steeds verder ontkerstenend volk.? Dat er meer weglopen dan bij komen.? Begint het oordeel juist hierin niet bij het huis Gods, zonder dat de bewoners van dat huis het vaak in de gaten hebben. Paulus maakt korte metten: Heb ook een afkeer van dezen!

Hij bedoelt hier niet de 'boze wereld' maar de schijnvrome kerkleden'. Van de categorie in de verzen 2—4 bedoeld dient hij zich te distantiëren. Maar eveneens van de groep in VS 5 bedoeld. Houd je niet op met schijn. Laat je niet inpalmen door mensen die de kracht der vroomheid missen. Van Farizeïsme hebben we ons af te keren. Met vormendienst willen we niets te maken hebben. Met een vrome schijn kunnen we ons niet ophouden. Het zij ons allen gezegd en op het hart gebonden. We weten het zo goed voor een ander menigmaal: Maar dit ontdekkend woord gaat u en mij aan. God woont niet in de schijn, maar in het hart waar Zijn leven werd geopenbaard.

C. a. d. IJ.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gedaante van godzaligheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 januari 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's