Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IN HET SPOOR VAN DANIËL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IN HET SPOOR VAN DANIËL

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Misschien kent u de naam van mevrouw Rascha Peper. Zij schrijft romans en werd in 1999 geïnterviewd voor NRC-Handelsblad. In dat interview vertelt ze, dat ze ooit in Driebergen woonde, een gereformeerd dorp. “Ze ziet zichzelf als ‘een ernstig zoeker naar verheven waarheden’ die al vroeg Dostojewski las (een beroemde Russische schrijver uit de 19e eeuw, vdD). ‘Die boeken gingen … over een mystiek godsbesef dat ik maar niet kon rijmen met de gereformeerde varkenskoppen die ik zag.’” (ik citeer uit een artikel van C. Augustijn in het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, het nummer van februari 2000, blz. 6)

Ik citeer deze mevrouw, omdat ze op zo’n voor onze samenleving kenmerkende manier korte metten maakt met de gereformeerde orthodoxie in Nederland die u hier vandaag vertegenwoordigt. Gereformeerden worden hier weggezet als domme, boerse, koppige figuren, waar je helemaal niets aan hebt als het gaat om ‘verheven waarheden’. Wil je iets met God, dan kun je beter de Rus Dostojewski lezen. In mijn bijdrage aan deze dag wil ik - in navolging van Augustijn - ervoor pleiten dat u zich door de gangbare intellectuele verachting van het gereformeerde volksdeel niet uit het veld laat slaan. Mijn stelling is, dat u een traditie vertegenwoordigt die iets waardevols te bieden heeft aan onze samenleving. Nu wij nadenken over de manier waarop wij in de toekomst kerk van Christus zullen zijn, wil ik u aanmoedigen om ervoor te gáán, voor het orthodoxe christelijk geloof, vanuit de blije overtuiging dat onze samenleving daarmee gebaat is.

Als het gaat om de vraagstelling die het comité mij heeft voorgelegd: “Hoe zien we als Kerken van Christus voor de toekomst onze positie in de samenleving in brede zin?” zie ik de aanwezigheid van Daniël en zijn vrienden aan het hof van Nebukad-nezar als model. Kenmerkend voor hen was een zorgvuldige bewaking van hun eigen identiteit. Daniël zwichtte niet voor de eis om te eten en te drinken wat de koning voorschreef, maar hield zich nauwlettend aan de Joodse reinheidsvoorschriften (Daniël 1 ). Zijn drie vrienden bogen niet voor het gouden beeld van de koning, maar trot-seerden in hun trouw aan de HEER de vurige oven (Daniël 3). Daniël bleef bidden voor zijn open vensters aan de kant van Jeruzalem, hoewel hij daarmee de doodstraf riskeerde (Daniël 6). En juist door zo hun identiteit te bewaren, werden zij waardevol voor Nebukadnezar en zijn samenleving. God schonk hun wijsheid die werd opgemerkt. Kortom: juist doordat ze geen water bij de wijn deden, werden ze relevant voor Babel! Dat zie ik ook voor onze kerken als toekomstperspectief: een relevante factor voor de samenleving, in zoverre wij trouw blijven aan het orthodoxe christelijke geloof. In vijf punten wil ik schetsen hoe ik me dit perspectief voorstel, dat ik aangeef met het thema In het spoor van Daniël.

1. Zelfkritiek

Allereerst is het goed om in de spiegel van mevrouw Peper te kijken. Wat mij betreft staat voorop dat we alle reden hebben om te protesteren tegen zulke karikaturen en dat we ons zo niet te hoeven laten wegzetten. Ik betwijfel, dat er een fundamentele tegenstelling zou zijn tussen de ‘verheven waarheden’ van Dostojewski en onze traditie. Dat neemt niet weg dat mevrouw Peper het zo ervaren heeft. Kan dat ook mede ons liggen? Ik denk het wel, en noem in dit verband twee dingen.

1. Mevrouw Peper is bij Dostojewski getroffen door een ‘mystiek godsbesef’. Nu weten wij allemaal dat binnen de gereformeerde traditie heel veel waarde wordt gehecht aan de vreze des HEREN en aan de vertrouwelijke omgang met Hem, maar ook dat de praktijk er vaak anders uitziet. Inderdaad: wat kon en kan het platvloers toegaan in onze kerken. Wat stond en staat het woord ‘gereformeerd’ soms voor een benepen wereldje waarin het mysterie van God heeft plaats gemaakt voor gekissebis en dor dogmatisme. Willen wij relevant zijn voor de samenleving, dan zullen wij hierin kritisch op onszelf moeten zijn, en zoeken naar een waarlijk geestelijk leven. Ik kom daar verderop in mijn lezing nog op terug.

2. ‘Gereformeerde varkenskoppen’: dat klinkt naar dom en koppig. Alweer zeg ik: hoe onbillijk, zo’n massief oordeel. Maar niet ontkend kan worden dat gerefor-meerden zich nog al eens dom en koppig hebben opgesteld. Ik denk daarbij vooral aan het aanvaarden van nieuwere wetenschappelijke wereldbeelden en sociale veranderingen, zoals de vrouwenemancipatie. Ik weet wel dat een christen waakzaam moet zijn in dit soort dingen, en dat het bewaren van de eigen identiteit in het geding kan zijn. Maar naar mijn besef hebben we wat dat betreft te veel koudwatervrees gehad en is het nodig om ‘beginselvastheid’ niet met ‘domme koppigheid’ te verwarren. Ik geloof niet dat onze beginselvastheid van ons vraagt dat we met de rug naar onze tijd toestaan in onze Schriftopvatting en in onze sociale patronen. Ook een simpel en krampachtig repeteren van de belijdenisgeschriften uit de zestiende eeuw lijkt mij geen goed idee. Willen wij relevant zijn voor onze samenleving, dan dienen wij te laten zien dat orthodoxie heel wel kan samengaan met het accepteren van moderne natuurwetenschappelijke en sociale gezichtspunten. Ik zou de gereformeerde intellectuelen willen oproepen om zich op die integratie te richten.

2. Christelijk zelfrespect

Genoeg over de zelfkritiek. Misschien reageren we als christenen in deze tijd wat eenzijdig op allerlei kritiek, en wel in die zin, dat we gauwer het boetekleed aantrekken dan dat we de rug rechten, terwijl we voor dat laatste toch zeker reden hebben. (Vgl. Augustijn in het genoemde nummer van GTT: word niet te bescheiden). Ik bedoel dit: we mogen als orthodoxe christelijke kerken vragen om respect. Daaraan gaat vooraf, dat we ook meer zelfrespect mogen hebben. Als het gaat om kerk zijn in de toekomst zou ik denken dat we daaraan moeten werken. Ik denk in dit verband vooral aan twee dingen.

1. Laten we ons bewust worden van de enorme waarde van de bijbel, en ons niet te eenzijdig bezig houden met problemen rond het lezen van de bijbel. Ik ontken niet dat die problemen er zijn. Ik stuit er natuurlijk zelf ook op. De bijbel is soms moeilijk te begrijpen. De wereld van het OT is ons niet zelden vreemd - denk aan al het bloedvergieten bij de intocht in Kanaän. Er is het punt van de tijdgebondenheid van sommige passages. Daarom is het goed dat de theologie zich inspant om hulp te bieden bij het lezen en interpreteren van de bijbel. Maar laat dat niet het andere overschaduwen, dat de bijbel zeer indrukwekkend is. Je moet er moeite voor doen om de bijbel te verstaan, maar wat wordt die moeite beloond. Weerspreek de geseculariseerde intellectuelen die lacherig doen over de bijbel. De bijbel is een geweldig boek, waar een mens onuitsprekelijk veel wijzer van kan worden. Schaam je niet voor de bijbel!

2. Laten we weerstand bieden aan de tendens om het christelijk geloof op te vatten als een privé-overtuiging, zo van “Fijn a!s jij je er gelukkig bij voelt.” Op deze manier functioneert het christelijk geloof enkel nog maar als therapie. Dat is een versmalling. Bijbels gesproken gaat het immers in het christelijk geloof om veel meer: om waarheid, om redding, om de zin van je leven, om perspectief voor de aarde. Mij dunkt: daar dienen we als orthodoxe christenen meer besef van en gevoel voor te krijgen. Laat uw geloof niet onschadelijk maken, niet temmen tot een knuffeldier. Wij hebben een belangrijke en verantwoordelijke bijdrage te leveren aan het gesprek over de toekomst van deze wereld en over de zin van het leven.

3. Bewaring van de eigen identiteit

Daniël en zijn drie vrienden werden waardevol voor Nebukadnezar en zijn rijk, juist doordat zij hun identiteit als gelovige Joden niet lieten vervagen. Ik houd het erop dat ook wij, als orthodox gereformeerde kerken, in de toekomst slechts dan iets te bieden hebben aan onze samenleving, wanneer wij vasthouden aan het evangelie en aan onze vreemdelingschap in deze wereld. Daarbij zal het gaan om zowel de rechte leer, als het heilige leven, als de gelovige eredienst. Ik loop die drie punten met u na.

1. De rechte leer. Anders gezegd: de orthodoxie. Nu heeft het woord ‘Orthodox’ een nare bijklank. Het roept gedachten op aan onverdraagzame rechtlijnigheid. Voor een zodanige ‘rechte leer’ pleit ik niet. Nee, in onze weergave van de christelijke belijdenis is behoefte aan ronde lijnen, soms aan stippellijnen. We hoeven niet alles zeker te weten en mogen ook dingen openlaten. Maar bij alle nuancering pleit ik tegelijk voor duidelijkheid, en heldere stellingnames. Bijvoorbeeld: laat er geen misverstand over bestaan dat wij de bijbel niet zien als menselijk document over God, maar als een boek waarin wij de stem van God zelf vernemen. En laten wij onverkort vasthouden aan de belijdenis dat Christus waarachtig God en waarachtig mens is, hoezeer het ook waar is dat de klassieke denkkaders waarin die belijdenis wordt geformuleerd niet heilig zijn.

2. Het heilige leven. Met grote nadruk wordt de christenen in het Nieuwe Testament duidelijk gemaakt, dat de navolging van Christus hen zal stempelen tot vreemdelingen in deze wereld. Paulus zegt: “Wordt niet gelijkvormig aan deze wereld.” (Romeinen 12:2) Petrus zegt: “Gelijk Hij die u geroepen heeft heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel.” (I Petrus 1:15) Jacobus zegt: “Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk, en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.” (Jacobus 1:27). Naar ik meen zal het in onze geseculariseerde, steeds heidenser wordende samenleving, steeds belangrijker worden dat wij in onze levensstijl radicaal afstand nemen tot de ons omringende cultuur. Ik pleit voor ethisch vreemdelingschap.

3. Gelovige eredienst. Prachtig, zoals Daniël bad met open vensters naar Jeruzalem en zijn drie vrienden niet bogen voor het gouden beeld. Dat is nu ‘gelovige eredienst’: geen inhoudsloos ritueel, maar een bewuste en overtuigde ‘godsdienstoefening’. Ik pleit voor huiselijke en gemeentelijke erediensten waarin deze eerbied en dit vertrouwen om zo te zeggen met handen te tasten zijn. Laat de omgang met God niet vervagen tot wazige religiositeit of opgaan in warme menselijkheid, maar laten wij de Heer onze God vereren met heel ons hart en heel onze ziel.

4. Het zout der aarde

De nadruk op vreemdelingschap kan leiden tot wereldvreemdheid. Die kant wil ik niet op. Integendeel - net als bij Daniël en zijn vrienden zie ik een verband tussen het bewaren van de eigen identiteit en de functie van Gods volk als ‘het zout der aarde’, vgl. Mattheüs 5:13. De kerk heeft de wereld iets te bieden dat van grote waarde is. Naar ik meen wordt het tijd dat we ons daarvan meer bewust worden. Het effect van de schimpende reacties van intellectuelen die niets van kerk en christendom willen weten, is geweest en is nog dat we klein zijn gaan denken van onszelf, en in onze schulp zijn gekropen. Ik pleit ervoor dat we daarmee ophouden en weer fier en met overtuiging onze plaats innemen in de samenleving. Dat is iets anders dan dat we op macht belust zijn of pocherig worden. Soms hoor je christenen met heimwee over vroeger praten, toen Nederland nog ‘christelijk’ was. Het doel zou moeten zijn opnieuw ‘christelijke’ wetten te introduceren, en als christenen een machtsfactor te vor-men waar men niet omheen kan. Daar zie ik niet zoveel in. Laten we als ‘vreemde-lingen’ in deze cultuur niet te hoog van de toren blazen. Het gaat er niet om de aandacht van de samenleving op onszelf te richten. Het is zoals Paulus zegt in I Co-rinthiërs 1:31: “Wie roemt, roeme in de Heer.” We hebben reden om Hém fier en met overtuiging ter sprake te brengen. Ik zie het als onze verantwoordelijkheid om de wereld op Hem te wijzen, en van Hem te getuigen. Dat dat getuigenis lang niet altijd op prijs zal worden gesteld is zeker. Het evangelie is niet naar de mens, Galaten 1:11. Voor hen die verloren gaan is de geur van Christus een doodslucht ten dode, II Co-rinthiërs 32:15,16. Ook in de toekomst zal men de kerk ervan betichten een vieze spruitjeslucht te verspreiden. Maar daar staat tegenover dat zij die gered worden er een levensgeur ten leven in zullen opmerken. Houd er rekening mee dat mensen dankbaar zullen zijn voor het getuigenis van de kerk! Ik wijs op drie dingen die mij in dit verband van belang lijken, en die ik verbind met ons geloof in de drie-enige God.

1. Leven zonder God is lood- en loodzwaar. Ik weet wel dat veel mensen dat zo niet ervaren. Ik houd het er echter op dat dat een kwestie is van hetzij oppervlakkigheid, hetzij inconsequentie. Echt leven zonder God, in een diepe doordenking en aanvaarding van de consequenties daarvan, is verschrikkelijk. Het is Friedrich Nietzsche geweest, die daarop gewezen heeft. Zelf heeft hij uitdrukkelijk en radicaal afscheid genomen van het geloof in God. Maar wat heeft hij de mensen ervoor gewaarschuwd dat de prijs voor dit afscheid hoog is. “Je zult nooit meer bidden. Je zult nooit meer in eindeloos vertrouwen rust nemen.… Je hebt geen wachter en vriend meer voor al je eenzaamheid. Er is voor jou niemand die voor jou in de bres springt, die in laatste instantie je lot verbetert. … Wie zal je daarvoor kracht geven? Niemand heeft deze kracht.” (De vrolijke wetenschap, 4e boek, nr. 285) Wat een aangrijpende woorden. Je moet wel een supermens zijn om consequent zonder God te leven. Maar zijn er zulke super-mensen??? Onthoud de samenleving daarom niet het getuigenis van de God en Vader aan Christus Jezus. Laten wij alstublieft klaar en duidelijk blijven wijzen op Hem, en daarbij zelf ook dat geloof in praktijk brengen. We zijn pas echte getuigen van Hem, wanneer we zelf metterdaad bidden tot God, rusten in God, vertrouwen op God. Gun de wereld een plek waar mensen gelovig rekenen met de aanwezigheid van God de Vader.

2. De realiteit van de zonde is ontmoedigend. Al weer: veel mensen tillen niet zo erg aan het kwaad. Menigeen heeft een optimistisch mensbeeld: vallen veel mensen niet mee? Valt het met de zonde niet mee? Het zou mij niet verbazen als hier de wens de vader van de gedachte is. Mensen zijn er bang voor om te accepteren dat het kwaad veel dieper is ingevreten dan ons lief is. Het is zwaar om niemand ten volle te kunnen vertrouwen. Toch zie je steeds meer mensen die tot de cynische slotsom komen dat dat wel de realiteit is. Daarmee hangt samen dat steeds meer mensen hun vertrouwen in de maakbaarheid van de samenleving hebben verloren. De mensen vallen tegen, en dus valt de mate waarin de wereld te verbeteren is tegen. Wat is het bijzonder om dan met het christelijk geloof te getuigen van Jezus Christus, de Ene Rechtvaardige, de Ene die géén zonde gedaan heeft, de Ene die als werkelijk volmaakt onschuldige geofferd is. Het evangelie wijst Hém aan als de kurk waar de wereld op drijft, en belooft een betere wereld ter wille van Hém. Weer zeg ik: getuig fier en met overtuiging van Hem. Laten we terugkeren van een religiositeit van zelfvertrouwen naar een gelovig opzien naar die Ene ter wille van Wie God de wereld spaart. Gun de wereld een plek waar mensen ootmoedig zijn, in zoverre zij niet in zichzelf roemen, maar in Hem.

3. Onze samenleving is aan het verloederen en vervallen. Het is decadentie alom. De TV stort dag aan dag en avond aan avond vuilnis over ons uit. Voor genot moet alles wijken. Idealen waarvoor men offers brengt, worden zeldzaam. In zo’n samenleving is het de verantwoordelijkheid van de kerk om te preluderen op een andere, heilige wereld. Dat heeft alles te maken met het geschenk van de Heilige Geest. Waar Hij werkt, worden flitsen zichtbaar van de wereld van de toekomende eeuw. Naar ik meen hebben we hier als kerk nog te weinig aandacht voor. Wat zou het indrukwekkend zijn als we als christenen af en toe signalen van verzoening zouden uitzenden, in plaats van staaltjes van geruzie. Wat een krachtige verwijzing naar de toekomst zou het zijn, wanneer we tot een wezenlijk andere geldbesteding zouden komen, tot een veel soberder levensstijl. Wat een getuigenis zou er uitgaan van een leven dat veel minder door de televisie gedomineerd wordt, met meer tijd voor ontmoeting en echt gesprek. Wat opzienbarend zou het zijn als we dit leven meer zouden relativeren, tot een zekere onthechting zouden komen, en ons hart zouden zetten op de toekomst van God. Ik vrees dat we, meer dan we weten, ingesponnen zijn in het web van deze decadente wereld, en dat we ongemerkt vervreemden van die nieuwe wereld die in Christus plotseling opflitste. Daarom pleit ik voor openheid voor de Geest. Hij kan de ban verbreken. Gun de wereld een plek, waar mensen aan Hem de ruimte laten om flitsen van de nieuwe wereld te laten oplichten.

5. Heroriëntatie

Ik ga afronden. Kerk zijn in de toekomst: zal dat heel anders zijn dan zoals we nu kerk zijn? Ja en nee. Aan de ene kant wil ik de continuïteit benadrukken. Ons wordt niet iets nieuws gevraagd! We willen gewoon verder gaan als erfgenamen van kerkvaders als Augustinus en Luther. Aan de andere kant: de wereld is sterk aan het veranderen. Heel veel verschuift er. Dat betekent dat we niet kunnen volstaan met een repetitie of restauratie van het verleden. Een heroriëntatie is nodig. Ik zie in dat verband vooral twee opdrachten.

1. De vertaalslag. Het evangelie dat ons in de bijbel wordt aangereikt is vast en zeker van enorm belang voor de samenleving van vandaag, maar het moet in de taal van vandaag worden overgezet. Hier zie ik vooral een taak voor de theologie.

2. Het ontdekken van nieuwe fronten. Christus zegt ergens tegen zijn discipelen: “Wie niet tegen ons is, is vóór ons.” (Marcus 10:40) In die uitspraak ligt de waarschuwing besloten om niet voor vijanden aan te zien wie in werkelijkheid vrienden zijn. Mij dunkt, die waarschuwing hebben we ons ter harte te nemen, doordat we uit het verleden ‘vijandsbeelden’ hebben die hun geldigheid hebben verloren. Het is zeer de vraag, of de vijanden van toen ook nog de vijanden van nu zijn. De fronten zijn verschoven. Heel concreet: ik ervaar orthodox praktiserende Rooms-Katholieken als veel dichterbij staand dan vrijzinnige protestanten. Het is nu ook niet meer de tijd om je als gereformeerden af te zetten tegen de - vooral in de Derde Wereld buitengewoon sterk groeiende - Pinksterbeweging. Daarmee zeg ik niet dat het debat moet verstommen, en dat je vanuit de refor-matorische traditie geen kritische vragen meer zou mogen stellen aan Katholieken en Dopers. Maar het is alsof God de christenheid in deze wereld aan het hergroeperen is, en dat betekent dat wij onze plaats opnieuw moeten vinden. Dat betekent ook, dat we moeten onderscheiden waarop het aankomt. Dingen waarover we ons vroeger druk maakten, zijn misschien minder belangrijk dan we dachten, en dingen die we nu gemakkelijk laten passeren, zijn misschien veel belangrijker dan we dachten.

Het is allemaal wel spannend. Hoe zal het verder gaan? Wat gaat er allemaal nog veranderen? Zullen we komen waar we wezen moeten? Eén ding staat vast: we redden het niet op eigen kracht. Naar mijn besef worden we heftig en radicaal teruggeworpen op de kracht van God. Misschien moeten we steeds meer durven loslaten en steeds zwakker worden, om langs die weg het gebed weer te ontdekken, het gebed dat uitmondt in de roep: VENI CREATOR SPIRITUS - Kom, Schepper, Geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2003

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

IN HET SPOOR VAN DANIËL

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 2003

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's