Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE Bijbelse Geschiedenis. 276

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE Bijbelse Geschiedenis. 276

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

276

Antwoorden 236 t.m. 240.

236. Het is niet moeilijk om aan te tonen dat Sisak, de koning van Egypte, als een tuchtroede in Gods hand gebruikt werd. De gewijde schrijver wijst immers als met de vinger het verband aan dat er lag tussen de zonden des volks en het oorlogsgeweld waardoor het getroffen werd. Daarom geschiedde het, aldus 2 Kron. 12 : 2, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog (want zy hadden overtreden tegen den Heere) en hy nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. Het was een ontzettende ramp, die rechtstreeks door God gezonden werd hetgeen door de profeet Samaja uitdrukkelijk werd bevestigd. Deze bode des Heeren kwam tot Rehabeam en de oversten van Juda en hij zeide tot hen: lzo zegt de Heere: y hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten in de hand van Sisak.

237. In psalm 89 klaagt Ethan, de Ezrahiet, over de droeve toestand waarin een gezalfde koning uit Davids huis geraakt was, vanwege de kastijdende hand des Heeren Gy hebt hem verstoten en verworpen; Gy zijt verbolgen geworden tegen Uwen geTftljde (vs. 39). En in vers 43: y hebt de rechterhand zijner wederpartyders verhoogd; Gij hebt al zyn vijanden verblyd. Gij hebt ook de scherpte zijns zwaards omgekeerd, en hebt hem niet staande gehouden in de strijd Als we dit lezen gaan onze gedachten als vanzelf naar de toestand van Rehabeam, toen deze vernederd werd door de koning van Egypte. Ethan was een Leviet uit het geslacht van Merari, één van de opperzangmeesters van David (zie 1 Kron. 15 : 17 en 19). Hij had Davids macht en Salomo's heerlijkheid gezien en nu moest hij op hoge leeftijd meemaken dat een nazaat van dat roemrijke koningshuis door tien van de twaalf stammen Israels smadelijk verstoten werd maar bovendien door de oude vijand (de koning van Egypte) werd beroofd. Geen wonder dat hij uit innig medegevoel klaagde: eere ! waar zijn de vorige goedertierenheden, die Gy David gezworen hebt bij Uwe trouw ? (vers 50). Sommige verklaarders denken dat deze Psalm betrekking heeft op de tijd der Babylonische ballingschap, met name 'toen koning Zedekia door Nebukadnezar werd overweldigd. Toen (aldus deze uitleggers) is Davids kroon eerst met recht ontheiligd geworden en zijn troon geheel ter aarde toe nedergestoten, terwijl Rehabeam wel vernederd werd, maar altijd nog enige regeerkracht overhield. Wij menen dat het één het ander niet uitsluit en dat we bij de verklaring vooral moeten bedenken dat Ethan een profeet was. Als zodanig zag hij met aanknoping aan de tegenwoordige toestand van Rehabeam de toekomstige ellende van andere vorsten uit Davids nageslacht, alsmede de jammerlijke staat van land en volk wanneer zij de Wet ver

laten hadden. Daaronder diep getroffen zag hij verder met het oog des geloofs de trouw Gods als een vast gebouw dat nooit zou wank'len, noch bezwijken. De kern van de Psalm is dan ook eigenlijk dat de kerk onder de droevigste omstandigheden mag vasthouden aan de troost der beloften aangaande het ware Zaad Davids. Van die Gezalfde Koning had de Heere gesproken in een gezicht en gezegd: Ik heb hulpe besteld bij enen Held ook zal ik hem stellen ten Eerstgeboren Zoon, ten hoogste over de koningen der aarde (vers 28). Zo mag Ethan niet slechts hopen op tijden van verademing voor Davids huis maar mag hij zijn zware klachten zelfs met dankzegging eindigen: Geloofd zy de Heere in eeuwigheid l Amen, ia, amen.

238. De blijken van de verootmoediging die er volgde op de prediking van Semaja bestonden daarin dat de koning en de oversten van het volk het recht Gods gingen erkennen. Ze zeiden: e Heere is rechtvaardig (2 Kron. 12 : 6). Deze erkenning behelsde tevens een schuldbelijdenis, al was het geen oprechte, zoals bij David in Ps. 32: fe Bekend' o Heer, aan U oprecht mijn zonden, 'k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. Nochtans wilde de Heere op die uitwendige verootmoediging achtgeven, zoals we lezen in vers 7 Als nu de Heere zag, dat zy zich verootmoedigden, geschiedde het woord des Heeren tot Semaja, zeggende: ij hebben zich verootmoedigd; Ik zal hen niet verderven. De Heere zou Sodom gespaard hebben om tien rechtvaardigen en zo zag Hij met een oog van verschoning neer op het volk, waarover Zijn naam aangeroepen was en in welks midden nog enkelen van het ware zaad Abrahams gevonden werden.

239. De straffen werden ten dele weggenomen, niet geheel. De volle grimmigheid des Heeren werd _ over Jeruzalem niet uitgegoten en de Heere zou in kort ontkoming geven. Maar opdat zij zouden weten dat zij de dienst van God hadden opgezegd en Zijn heerschappij hadden verworpen werden zij gestraft met de overheersing van een vreemde. Zij werden knechten van Sisak, hij nam de schatten van het huis des Heeren en de schatten van het huis des konings weg; hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg die Salomo gemaakt had. Er kwam vrede, maar de vredesvoorwaarden waren zeer vernederend voor de koning en smadelijk voor het erfdeel des Heeren. Zij hebben het geweten wat er beter was: het juk van Jehova, of de harde dienst der wereld.

240. Onder de goede dingen, die er (volgens 2 Kron. 12 : 12) in Juda nog waren, moeten gerekend worden:

- vooreerst de ware godsdienst, de tempel met de priesters en de Levieten, die offeranden brachten in de voorhoven des Heeren naar de instellingen van Mozes;

- vervolgens hadden ze een koning die regelmatig de tempel bezocht en dus nog voorging in het goede (vers 11);

- ten derde waren er profeten, die in de naam des Heeren tot het volk spraken (2 Kron. 11 : 2 en 12 : 5);

- ook was er nog een achtgeven op het woord dat Gods knechten brachten;

- tenslotte waren er onder de uitwendige belijders ware godzaligen; er waren nog voorbidders die met de noden van vorstenhuis en volk worstelden aan de troon der genade. Ethan was er een van.

Gedenk den smaad, dien elk van Uwe knechten lijdt,

Waarmee elk machtig volk mijn bang gemoed doorsnijdt;

Den smaad, o Heer, waarmee Uw haters ons heladen,

Waarmede zij den gang van Uw gezalfde smaden. Gij immers wilt of zult nooit onze hoop beschamen;

Den Heer zij eeXiwig lof, en elk zegg:

Amen, amen.-

Psalm 89 : 20.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE Bijbelse Geschiedenis. 276

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1970

De Wachter Sions | 4 Pagina's