Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Correspondentie voor deze rubriek aan : T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam-Zuid

II. te V. schrijft: Gaarne vernam ik uw mening over het roken van meisjes. Onlangs werd door een bekeerde man de uitdrukking gedaan, dat roken voor meisjes slechts net zo vreemd staat, als kousen stoppen voor een man. Dit kan ik echter niet goed plaatsen, geen enkel bewijs kan ik leveren, dat het niet mag, doch toets het alleen aan hun fatsoen en opvoeding.

Antwoord: Hec gaat dus over roken door vrouwen. Ik kan in heel de Bijbel geen tekst vinden, dat „roken" geoorloofd is voor een man en niet geoorloofd voor een vrouw. Dus als een man rookt, mag een vrouw ook roken of als een man niet mag roken, mag een vrouw ook niet roken.

Is het nu zo? Is daarmee cle zaak nu af?

Ik geloof, dat we vanuit een ander standpunt moeten redeneren. Wat die bekeerde *man zei, is juist, 't Is scheppingsordinantie, dat de man een ander is, dan de vrouw. Wat we prijzen in de vrouw is dikwijls lelijk voor een man en omgekeerd. Als de vrouw het gezellig vindt, dat de man rookt, vindt de man het heus nog niet gezellig als de vrouw rookt. In tegendeel, als regel geldt, dat de man het afschuwelijk vindt als hij een vrouw ziet roken. Daarbij komt nog, dat de zucht van de vrouw de man gelijk te zijn al meer en meer doordringt. Een vrouw in de eerste en tweede kamer, vertegenwoordigende een deel van het Nederlandse volk.

De vrouw op de preekstoel. De vrouw Laat ik ophouden. De emancipatie-gedachte op alle terrein.

Dan ook maar roken. Waarom ook niet? De vrouw is toch niet de mindere van de man? Neen, maar haar plaats is een andere. Als de man het hoofd is, is de vrouw het hart.

Samen vormen ze één harmonisch geheel, maar laat dan de vrouw vrouw blijven en niet iets doen, wat haai' lelijk staat.

Dus: een vrouw roke niet.

J. V. te G. vraagt: Hoe moeten we Openb. 7 verstaan, daar in dit hoofdstuk de verzegelden van de stammen Israëls worden genoemd, met uitzondering van de stam van Dan. En toch wovdt er gesproken van 12 stammen.

Antwoord: De commentaren, die ik daarbij heb geraadpleegd zijn het alle met elkaar eens en daarom kunnen we volstaan met wat de kanttekenaren daarover schrijven.

Hier wordt het geslacht van Levi onder de geslachten van Israël geteld, die nochtans geen zekere erve hadden in het land Kanaan en het geslacht van Dan wordt weggelaten.

De reden is, dat Gods uitverkorenen nu allen priesters en levieten zijn voor God. Doch wat de Danieten aangaat, hun geslacht wordt hier voorbijgegaan, omdat zij •de eersten zijn geweest, die zich tot afgoderij begeven hebben, Rich 18 en de kalveren van Jerobeam te Dan hebben geherbergd, 1 Kon. 12. Waarom zij ook onder de eersten zijn geweest, die door de heidenen zijn weggevoerd 2 Kon. 16 en zijn onder deze verstrooid gebleven. Waarom ook de stam van Dan in de wederkering der Israëlieten na de gevangenschap van Babel, onder de Israëlietische stammen in het eerste boek der Kronieken niet meer wordt geteld.

Ook Efraïms naam wordt verzwegen, omdat ook uit hen de afgoderij te Dan en te Bethel haar oorsprong heeft gehad, want Jerobeam was uit Efraïm 1 Kon. 11 : 26, waarom Jozef, de vader van Efraïm hier in zijn plaats wordt gesteld.

J. B. te R. vraagt verklaring van 1 Kor. 15 vers 41, waar te lezen is: „Een andere is de heerlijkheid der zon, en een andere is de heerlijkheid der maan, en een andere is de heerlijkheid der sterren."

Antwoord: Deze gelijkenis doelt niet op de onderscheidene heerlijkheid van de lichamen der opgestanen onder elkander, maai' op het onderscheid tussen dit lichaam en het toekomstige. Paulus wil zeggen, is er reeds op het natuurlijk gebied van hemel en aarde een zo rijke menigvuldigheid, en zulk een verschil van lichamelijk bestaan, waarom zou het dan de Schepper van hemel en aarde onmogelijk zijn, aan de opgewekte doden zulk een lichaam te geven, als dat aan erfgenamen des eeuwigen levens past?

Daarom laat hij er onmiddellijk op volgen: „Alzo zal ook de opstanding der doden zijn en stelt dan verderfelijkheid tegenover onverderfelijkheid, oneer tegenover heerlijkheid, zwakheid tegenover kracht en een natuurlijk lichaam tegenover een geestelijk lichaam.

C. v. O. te Kra.d. IJ. vraagt mij iets te willen mededelen van Spurgeon.

Antwoord: Charles Haddon Spurgeon was in de 2e helft van de 19e eeuw een beroemd Engels prediker. In zijn jongelingsjaren maakte hij een zware geestelijke strijd door. Op 17-jarige leeftijd preekte hij reeds. Voor dien was hij overgegaan tot de Baptisten, omdat hij meende, dat de kinderdoop geen genoegzame grond vindt in Gods Woord.

Hij was dus een voorstander van de volwassen doop.

Op 20-jarige leeftijd nam hij een beroep aan van de Oude Baptisten-gemeente van New Parkstreet te Londen. Hier heeft hij zijn volle kracht ontplooid. Hij was een buitengewoon volksredenaar.

Heel Londen was vervuld van zijn roem.

In 1861, toen hij nog maar 27 jaar was, werd door hem een reusachtig gebouw, de Metropolitan-Tabernaele in gebruik genomen, dat 6000 toehoorders kon bevatten.

De Heilige Schrift was hem het onfeilbaar Woord van God en hij duldde niet, dat het gezag van de Schrift werd ondermijnd.

Toch droegen zijn preken een Engels karakter.

Zijn prediking bood geen Seliriftverklaring naar Gereformeerde, oud-Hollandse trant.

Soms is zij motto-prediking, meestal weinig rekening houdend met het tekstverband, vermoedelijk een gevolg, dat hij geen geregelde theologische opleiding had genoten.

Zijn preken zullen soms niet bevallen. De terminologie, de uitdrukkingswijze is niet de onze.

De echt bevindelijke waarheid zoekt ge tevergeefs, 't Is zoals wijlen Ds G. H. Kersten eens tegen mij zei: „Omdat een ieder Spurgeon zo gaarne hoorde, heeft Gods volk weinig aan zijn preken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1951

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1951

Daniel | 8 Pagina's