Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bekeerde slaven erven kapitaal en vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bekeerde slaven erven kapitaal en vrijheid

7 minuten leestijd

In het voormalige Nederlands-Indië overlijdt in 1714 –nu 300 jaar geleden– de schatrijke VOCer Cornelis Chastelein. Bij testament draagt hij zijn bekeerde slaven op een christelijk voorbeeld te blijven voor hun islamitische omgeving. Zij erven daarbij zijn gehele bezit.

Nazaten van deze slaven wonen intussen verspreid over de wereld, maar vooral nog steeds waar het allemaal begon: in Depok, vlak bij het huidige Jakarta. Emeritus predikant ds. Hallie Jonathans uit Jakarta is een van hen. Als jonge christen uit Depok werd hij gegrepen door het Evangelie en geroepen tot het ambt van predikant. Nog steeds preekt hij af en toe, ook in de Nederlandstalige diensten die nog elke zondag in Jakarta gehouden worden. In juni nog ging hij voor in een herdenkingsdienst te Depok. Vanuit de hele wereld kwamen er toen nakomelingen van de erfgenamen van Chastelein naar een reünie. In de loop van dit jaar zijn er meer festiviteiten, ook met de islamitische medeburgers van de stad. Daar is de relatie nu goed mee.

Sociaal bewogen

Cornelis Chastelein werd in 1657 in Amsterdam geboren. Zijn vader was een rijke protestantse vluchteling uit Frankrijk, zijn moeder, Maria Cruydenier, was de dochter van de burgemeester van Dordrecht. Ds. Jonathans kent de geschiedenis goed: „Cornelis vertrok als 17-jarige jongen naar Batavia om als boekhouder in dienst te treden van de VOC. Hij verwierf grote landgoederen in Depok, in oude geschriften staat: „Een dag gaans zuid van de stad Batavia.” Op zijn plantage Weltevreden plantte Chastelein als eerste koffie, later ook peper.”

Intussen kreeg hij steeds meer weerzin tegen de handelspolitiek van de VOC, weet ds. Jonathans. „Hij schreef een ethisch manifest en maakte handig gebruik van een uitspraak van de kerkenraad van Batavia, die bepaalde dat slavernij in strijd was met de Bijbel althans voor zover het christenen betrof.” Dat was voor Chastelein aanleiding om zijn slaven tot het christendom te bekeren, op weg naar vrijheid. Behalve een groot zakenman was Chastelein een sociaal bewogen mens: zijn tijd ver vooruit.

Onteigend

Ds. Jonathans laat graag zijn geboorteplaats zien en wat er over is van de erfenis van Chastelein. Hij wijst naar een gebouwencomplex: „Kijk, dat zijn de faculteiten van de universiteit van Indonesië. Dat terrein was helemaal van ons! Wij moesten het in 1951 aan de regering overdragen, we werden feitelijk onteigend.” Op de voormalige plantage Weltevreden, ooit gemeenschappelijk bezit van de nazaten van de slaven, verrees de nieuwe universiteit van de jonge Republiek Indonesië. De predikant, dapper: „Nu heeft iedereen in Indonesië tenminste nog wat aan ons voormalig eigendom.”

Werelderfgoed

Van Depok werd ooit schertsend gezegd dat het de afkorting was voor ”De Eerste Protestantse Overzeese Kristengemeente”. Vroeger was het een overzichtelijk dorp, nu wonen er meer dan 1 miljoen mensen en lijkt de verkeerschaos compleet. Westerse invloeden slaan toe: er is een supermarkt van Carrefour, een Kentucky Fried Chicken, een International Trade Center en een McDonald’s – allemaal uiteraard op Aziatische wijze afgewisseld door kleine lokale bedrijfjes en toko’s. Als we downtown belanden, veert ds. Jonathans op: „Vroeger heette dit de Middenweg, alle wegen hadden Nederlandse namen. Het was de rust zelve hier.”

Inmiddels rijden we door wat vroeger de Kerkstraat was: „Kijk, daar heb je het christelijke ziekenhuis, dat hebben we na de onafhankelijkheid wel mogen houden.” Eigenlijk hoort het oude hart van Depok op de Werelderfgoedlijst.

Een aantal percelen bleef na 1951 eigendom van de erven Chastelein: het gemeentehuis (nu een ziekenhuis), de school, de protestantse kerk, de pastorie en het gemeenschapsgebouw Eben-Haëzer, waarop nog steeds in het Nederlands te lezen staat: ”Tot hiertoe heeft de Heer’ ons geholpen”. Daarnaast bleef de overheid ook af van het christelijke kerkhof en een aangrenzend voetbalveld.

Missie

Het beheer van deze overgebleven gemeenschappelijke bezittingen is in handen van de stichting Lembaga Cornelis Chastelein (LCC), die kantoor houdt in de voormalige pastorie. Daar heeft ds. Jonathans afgesproken met mevrouw Budhiyanthi Samuel, bestuurslid en beheerder van de –intussen– drie christelijke scholen.

De ruimte is versierd met een simpel schilderij dat Chastelein moet voorstellen en wat oude foto’s van vroeger. Ook hangt er een lijst met de namen van alle predikanten die de gemeente van Depok dienden. Mevrouw Samuel: „Ons doel is het testament van Chastelein levend te houden. Wij zijn immers bevrijd van slavernij en gered door Jezus Christus. Chastelein wilde dat Depok een bloeiende christengemeente zou blijven. Wij verdedigen hier die missie met het bijbehorende erfgoed.” Dat is vandaag de dag niet simpel: de sociale cohesie onder christenen neemt af en als zij verhuizen komen er kapitaalkrachtige Arabieren of Chinezen voor in de plaats.

Massamoord

Elke zondag zijn er goed bezochte diensten in de protestantse kerk van Depok. De twaalf kerkdeuren dragen de twaalf namen van de slavenfamilies die erfden van Chastelein. Ds. Jonathans besluit na het bezichtigen van de kerk een bezoek te brengen aan het graf van zijn ouders op de christelijke begraafplaats even verderop. „We hebben hier een christelijk begrafenisfonds. Je kunt hier gratis doodgaan. Van kist tot graf ben je verzorgd.”

In de roerige jaren direct na de Tweede Wereldoorlog (de Bersiap) werd Depok zwaar getroffen door moorden, verkrachtingen en plunderingen. Jonge revolutionairen in het land grepen het machtsvacuüm aan dat ontstond door de aftocht van de Japanners en wreekten zich op Nederlanders en Indische landgenoten. Ook keerde men zich tegen de christenen van Depok, die Belanda Depok werd genoemd (Nederlanders van Depok). De overlevenden werden ontzet door Britse militairen en geëvacueerd naar een beveiligde zone. Pas twee jaar later, toen de orde op Java was hersteld, kon men terugkeren naar huis. Sinds dit drama komt de familienaam Sadokh niet meer voor. Geen van hen overleefde het drama.

Vele Depokkers vertrokken na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1950 naar elders. Nederland liet hen toe vanwege hun christelijke achtergrond en vanwege hun traumatische ervaringen tijdens de Bersiap: hoewel geen ‘halfbloeden’, werden ze gelijkgesteld aan Indische Nederlanders. Hallie Jonathans koos ervoor op Java te blijven. Hij wilde zijn ouders niet achterlaten, maar zag ook voor zichzelf nog een missie.


Testament

Cornelis Chastelein koopt slaven voor zijn plantages in Depok: Balinezen, Ambonezen, Boeginezen en mensen uit de steden Soerabaja en Benkoelen. Een deel van hen is al rooms-katholiek, als hij hen vervolgens tot het protestantisme bekeert. Ten minste vijf families krijgen een Bijbelse naam: Isakh, Jacob, Jonathans, Joseph en Samuel. De overige families heten Bacas, Laurens, Leander, Loen, Sadokh, Soedira en Tholense. In zijn testament laat Chastelein vastleggen dat deze twaalf families het landgoed Depok, groot 1240 hectare, „voor altijd als gemeenschappelijk bezit zullen erven en hiermee hun volledige vrijheid zullen verwerven.” Hij geeft zijn erfgenamen leefregels mee, met als doel in Depok „een fraaie christenbevolkinge mettertijt van te doen groeyen.” De naam Sadokh komt niet meer voor, de laatste leden van deze familie lieten het leven tijdens de revolutie tegen Nederland na de Tweede Wereldoorlog.


Depokkers op drift

In Toegoe, vlak bij Depok, woonden veel christenen. Dat was het gevolg van het evangelisatiewerk eind 17e eeuw van de Zeeuwse predikant Melchior Leijdekker. Na de onafhankelijkheid van Indonesië vertrok een groep Toegoenezen naar Hollandia in Nederlands-Nieuw-Guinea, een deel van de voormalige kolonie dat niet opging in de nieuwe Republiek Indonesië. Nederland was hun te koud en Nieuw-Guinea hoorde nog bij het koninkrijk.

Toen ook dit laatste stukje Nederlands-Indië in 1962 toekwam aan Indonesië vertrok de groep naar Nederland. Men werd gehuisvest in voormalig kamp Pieterberg in Westerbork. Daar heerste toen net een extreem strenge winter. Al snel diende men bij de Nederlandse overheid het verzoek in om naar Suriname te mogen. Dat land zat vanwege hoge werkloosheid niet op nieuwkomers te wachten. Er werd een oplossing gevonden: de Nederlandse regering kocht plantage Slootwijk van de Nederlandse Handelsmaatschappij.

Voorwaarde was dat de Toegoenezen, zo’n dertig gezinnen, op deze plantage moesten blijven werken. Veel jongeren voelden zich er opgesloten en tekenden protest aan. Uiteindelijk mochten de Toegoenezen ook buiten Slootwijk werken. In 1967 keerden men terug naar Nederland en viel als groep uiteen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 2014

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

Bekeerde slaven erven kapitaal en vrijheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 augustus 2014

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's