Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Godsdienstonderwijs op de openbare school

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Godsdienstonderwijs op de openbare school

4 minuten leestijd

De kerkeraden ontvingen een brief van de V.C.O.O., de Vereniging van Christenonderwijzers en Overheidsscholen, met het verzoek steun te verlenen aan het werk van deze groep. Deze kleine vereniging, opgericht in 1918, 'geeft een blad uit met de titel 'De christenonderwijzer in de openbare school'.

Aanleiding tot deze aktie is een bepaling uit het nieuwe wetsontwerp voor het basisonderwijs dat in 1977 door ex-minister Van Kemenade werd ingediend. De gewraakte bepaling (art. 31 van het ontwerp) maakt het onmogelijk dat leerkrachten van het openbaar onderwijs godsdienstonderwijs in hun eigen klas verzorgen.

Verdient het streven van de V.C.O.O. onze steun?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het van belang iets meer te weten over de plaats van het godsdienstonderwijs op de openbare school.

In de Lager Onderwijswet van 1920 is bepaald dat kerken tijdens de schooltijden gebruik mogen maken van de lokalen der openbare school tot het geven van godsdienstonderwijs. Let wel: het godsdienstonderwijs is geen verplicht vak, wordt ook niet gegeven op last van de overheid, maar de overheid staat toe dat de lokalen gebruikt mogen worden tot het geven van godsdienstonderwijs. Pogingen om bijbelkennis als verplicht vak in te voeren op de openbare school zijn mislukt.

In 1922 werden de mogelijkheden iets verruimd: niet alleen kerken, maar ook verenigingen mochten voortaan dit onderwijs doen geven. Dat was de mogelijkheid waardoor leden van de V.C.O.O. het recht kregen godsdienstonderwijs aan eigen leerlingen te geven. De in deze vereniging georganiseerde leerkrachten doen dit niet als onderwijzer van de school in opdracht van het bevoegd gezag, het gemeentebestuur, maar als lid van de V.C.O.O. in opdracht van deze vereniging. Hiertoe is verlof nodig van de gemeentebestu­ ren omdat het onderwijs binnen de schooltijden wordt gegeven.

In 1971 werd 9% van de godsdienstlessen door klasseleerkrachten gegeven, zo stelt de brief van de V.C.O.O. De overige 91% door predikanten en anderen, in opdracht van de kerken.

De kerken verrichten dit werk door het z.g. IKOS, Inter Kerkelijk Overleg in Schoolzaken. Het plaatselijk IKOS voorkomt dat verschillende kerken en richtingen naast of zelfs tegenover elkaar toegang vragen tot het gebouw van de openbare school. Het IKOS draagt iemand op dit te doen; het IKOS geeft deze opdracht namens de aangesloten kerken. Op deze wijze worden plaatselijke predikanten ingeschakeld of wordt een godsdienstonderwijzer aangesteld.

Moeilijkheden zijn ook hier niet te voorkomen geweest, vooral toen bleek dat de vrijzinnige Nederlandse Protestantenbond een flinke stem in het kapittel had. Met de N.P.B, werd nl. een federatief verband tot stand gebracht.

Echter: via het IKOS zijn ook vele kinderen door rechtzinnige predikanten en godsdienstonderwijzers in kontakt gebracht met de Bijbel. Veel hangt hier af van de plaatselijke situatie.

Na deze noodzakelijke uitweiding keren we terug tot het verzoek van de V.C.O.O. om steun. Verdient deze vereniging onze steun in haar streven om godsdienstonderwijs door leerkrachten van het openbaar onderwijs blijvend mogelijk te maken? Ik meen van niet. Ter toelichting het volgende:

Mogelijkheden om godsdienstonderwijs op de openbare school te verzorgen hebben we te benutten. Hier ligt een taak voor de kerkelijke gemeente, ook al kiest deze principieel voor het bijzonder onderwijs. Hierover behoeft overigens geen twijfel te bestaan: onze schoolkeuze is niet die van de onverdeelde openbare school, maar die van de chrisfelijke school!

Toch sluit deze positiebepaling niet uit dat we met een goed geweten een taak vervullen in de openbare school.

Het bijbelwoord 'zaait aan alle wateren' mag hierbij onze richtingwijzer zijn. Hoe vaak is het godsdienstonderwijs op de openbare school niet de enige manier waarop deze kinderen met de Bijbel in aanraking komen?

Dit mag een stimulans zijn om het werk van het IKOS niet te vergeten. Onze participatie in het IKOS moet tot doel hebben dat het godsdienstonderwijs door bijbelgetrouwe en bekwame mensen gegeven wordt.

Maar de onderwijzers zelf dan, zoals de V.C.O.O. wil?

Naar mijn mening is het onjuist dat een onderwijzer aan de openbare school zelf godsdienstonderwijs geeft. Zijn keuze voor de overheidsschool betekent ook dat hij zich onderwerpt aan art. 32 van de L.O. wet, waarin staat dat hij zich onthoudt van iets te leren, te doen of af te laten, wat strijdig is met de eerbied, verschuldigd aan de godsdienstige begrippen van andersdenkenden. Dit principe botst met het geven van godsdienstonderwijs vanuit een waarlijk christelijke grondhouding. De 'echte' onderwijzer van de openbare school kan geen godsdienstonderwijs geven. En daarom blijve dit godsdienstonderwijs op de openbare school een taak van de kerk!

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Godsdienstonderwijs op de openbare school

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 1978

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's