Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ev. Lucas XXIII: 34a.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ev. Lucas XXIII: 34a.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen."

Vóór achttien eeuwen hing aan het kruis op Golgotha Jesus Christus, de Hoogepriester onzer belijdenis, Die, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven heeft teweeggebracht, is gezeten aan de Kechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen.
Aan het Jiout der schande en vervloeking onze eeuwig gezegende Heere en Heiland! — Wie, wie hebben Hem aan het kruis geslagen? Slaat Psalm 22 open, en gij leest de Messiaansche woorden, letterlijk aan Hem vervuld: „Want honden hebben Mij omsingeld, eene vergadering van boosdoeners heeft Mij omgeven; zij hebben Mijne handen en voeten doorgraven."
Vrome Joden, goddelooze Heidenen hebben het gedaan. De wereld, in hare vroomheid zoowel als in hare goddeloosheid, heeft den Christus Gods, den Eénen Rechtvaardige aan het kruis gehecht en gedood.
Wat gaat o n s dit aan? Het toen levende geslacht heeft geopenbaard, wat a l l e vleesch en t e n a l l e n t i j d e is in zijne vijandschap tegen God en Zijne gerechtigheid. Aan den dag is toen gekomen, dat de mensch, zooals hij vleesch is, d. i. van God afgevallen, niet anders doet en doen kan dan zichzelven handhaven en eeren en — de eeuwige gerechtigheid, het eeuwige leven verachten en verwerpen.
Wat moest nu God in den hemel doen inet zulke kwaaddoeners, die Zijne gerechtigheid, Zijn leven verachtten, die Zijnen lieven Zoon, Zijnen Gezalfde, den Vorst des Levens aan het kruis gehangen hebben ?
Voorwaar, naar Zijn heilig recht moest Hij hen voor eeuwig van Zijn aangezicht verstooten, hen in de hel werpen bij den duivel en zijne engelen.
Maar wat heeft Hij gedaan? Wonderbare daad! ondoorgrondelijke, onuitsprekelijke liefdedaad Gods! Hij is het, die in Zijnen lieven Zoon met den bitteren en smadelijken dood des kruises gestraft heeft onze zonde, opdat kwaaddoeners, van zonde, schuld en straf bevrijd, uitgaan voor Gods aangezicht v r i j en b l i j , door toerekening van de heilige onschuld, de eenige eeuwig geldende gerechtigheid Jesu Christi. „Want (Joh. 3 : 1G) alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe." En met die liefde één is de Christus, die zonde en een vloek wilde worden voor ons, opdat allen, die in Zijnen Naam gelooven, rechtvaardig en gezegenden des Vaders zouden zijn in Hem. Of getuigt van die liefde, zoo onnaspeurlijk en groot! niet dat eerste woord, dat van 's Heilands lippen kwam, toen Hij aan het kruishout hing en uitriep: „Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen"? Hier geene vervloeking van die vergadering der boosdoeners daar aan den voet van het kruis; — de Heere Jesus werpt Zijne vijanden niet in den afgrond, niet in de hel, — neen, Hij, die gekomen is om van zonde, dood en hel te verlossen, Hij ontzegt den duivel zijne prooi, en opent den hemel, het Vaderharte Gods voor hellewichten. Ja, dat is waarachtig!
Heden nog zal een moordenaar, die zich tot Jesus wendde met een „Heere, gedenk mijner! als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn," daarvan zingen in het hemelsche Paradijs. En een heidensch hoofdman zal daarvan getuigen in zijne belijdenis ter zaligheid van „den Christus als Gods Zoon."
„Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen!" — dat is het gebed van den grooten Hoogepriester, Die Zichzelven Gode opgeofferd heeft, Die door Zjjn eigen bloed eenmaal is ingegaan in het binnenste heiligdom, eene eeuwige verzoening teweeggebracht hebbende, Die volkomenlijk kan zalig maken allen, die door Hem tot God gaan. (Hebr. 8: 10.)
Om Zijn o f f e r e n Z i j n g e b e d is het, dat wij in deze eeuw, in dit jaar onzes Heeren Jesus Christus , op eiken dag van de onderlinge bijeenkomsten der Gemeente, nog hooren mogen, dat Gods Naam „Vader" is, dat Zjjn Vaderharte Zich verheugt over eiken verloren zoon, die tot zichzelven inkeert en zich opmaakt met een: „Vader! ik heb gezondigd; ik heb gezondigd, en ben niet meer waardig Uw zoon genaamd te worden." Om Zijn offer, om Zijn gebed, en daarom alléén is h e t , dat er vergeving bij God is, genade, gerechtigheid en eeuwig leven voor zondaren en zondaressen, die door Zijne almachtige hand der ontferming uit de vergadering der boosdoeners worden uitgeleid, om plaatse te ontvangen in de voorhoven des Heeren.
.Ta, h i e r o m is het, dat de lankmoedigheid en goedertierenheid Gods geen einde heeft, en de stemme Zijns Woords nog door heel de wereld heen vernomen wordt: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, o alle gij einden der aarde, want I k ben God, en niemand meer;" —dat ons volk nog den Bijbel ongehinderd lezen mag en de prediking vernemen : „Bekeert u, bekeert u van uwe booze wegen, want waarom zoudt gij sterven, o huis Israël!"
Zoo predikt dan het kruis des Heeren Jesus Christus , volgens Zijn eigen woord, verzoening voor vijanden, goddeloozen, die niet weten, niet beselfen, er niet aan denken, hoe zeer zij met hunne zonden den Heere tergen en vermoeien; die in hunne verkeerdheid en blindheid datgene verachten en versmaden, wat toch alléén hun heil is; die zich moedwillig in het verderf gestort hebben en daarin volharden, tenzij God de Heere Zich over hen ontfermt. — Wie zijn zulke verkeerden?
Die boosdoeners? Is het deze en gene bijzonder snoode en goddelooze? of zijn wij a l l e n het niet? Ach, door zich boven zoo booze lieden te verheffen, zich van die goddeloozen uit te sluiten, weet men juist niet, h o e z e e r , h o e g r u w e l i jk men zondigt. Och, hoe weinig bedenkt de mensch, die zegt een zondaar, ja groot zondaar te zijn, — hoe weinig bedenkt hij, dat hij zondigt, dat hij den Heere tergt en vermoeit, als hij zich toch in de praktijk eensdeels zoo weinig bekommert om Gods eeuwig geldende geboden, anderdeels zoo weinig belang stolt in het Woord van genade, zooals het g e n a de is. Ach, wat verstaat een menschenkind toch in den grond der zaak van G o d s h e i l i g h e i d èn v a n G o d s l i e f d e!
Bij het kruis des Heeren Jesus Christus wordt ons beide met macht gepredikt. — Wie beeft en siddert hier, en roept in verslagenheid u i t : „Wee mij onreine! ik v e r g a ! " l i e t kruis van Christus, Zijn Zoenoffer, Zijn gebed zeggen hem : Uwe misdaad is van u geweken, en uwe zonde is verzoend. Zie, dat is het Evangelie des kruises. En of dat in deze wereld den eenen eene ergernis, den ander eene dwaasheid is, — eenen iegelijk, die gelooft, is liet eene kracht Gods tot zaligheid. Zulk eene kracht is het gebleken op heerlijke wijze, toen straks op den eersten Christelijken Pinksterdag omtrent drie duizend zielen toegedaan werden tot de Gemeente, die zalig werden. Zóó heeft het zich de eeuwen door betoond in allen, die door Gods Geest verslagen leerden uitroepen : Wat moeten wij doen, opdat wij zalig worden ? Zoo betoont het zich nog heden, zich eenen weg banende in de harten van verlorenen; en wat ook in onze droeve dagen van scheuring en verdeeldheid, van partijschap op staatkundig en kerkelijk gebied, scheidt en wondt, liet Evangelie des kruises Jesu Christi verbindt en voegt saam wat des Heeren is, en weet wonden te heelen, die onherstelbaar schenen te zijn, en het gaat in weerwil van allen tegenstand en alle tegenspraak zijnen weg door de wereld, en zal zich in zijne eeuwige kracht en heerlijkheid handhaven tot aan de voleinding der eeuwen, — totdat allen, die de Vader aan den Zoon gegeven heeft, zijn toegebracht.
Zonde, wereld en duivel houden niet op met de betwisting van den troost dezes Evangelies; nochtans Zijn troost blijft voor al het ellendige en arme volk, dat op den Naam des Heeren hoopt. Het verbond Zijns vredes ligt vast in het bloed des Lams. Eeuwig geldt het in de Gemeente Gods, verkregen door Zijn eigen bloed :
Zoo hoog Zijn troon moog' boven d' aarde wezen,
Zoo groot is ook voor allen, die Hem vreezen,
De gunst, waarmee Hij hen wil gadeslaan.
Zoover het west verwijderd is van 't oosten,
Zoover heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.
Looft den Heere, alle Zijne werken, aan alle plaatsen Zijner heerschappij! Loof den Heere, mijne ziel!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ev. Lucas XXIII: 34a.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's