Opgewekt om onze rechtvaardigmaking.

Paschen, gedenkdag van de opstanding van Jesus Christus uit de dooden. Dit feit is de troost en de vreugde der Gemeente Gods, is de grond en waarborg van haar leven, van hare eeuwige zaligheid. Het is hare verlossing uit de macht van zonde, dood en hel. „Is Christus niet opgewekt, zoo is uw geloof te vergeefs, zoo zijt gij nog in uwe zonden." Maar, Hij is opgewekt, o p g e w e k t om o n z e r e c h t v a a r d i g m a k i n g.
De duivel, die oude vijand van God en Zijn Rijk, dacht het gewonnen te hebben , toen hij door zijne vrome en goddelooze dienaars den Christus aan het kruis had; doch neen , juist aan Zijn k r u i s , juist in Zijnen d o o d , overwon de Held Gods, overwon Hij de hel en al haar krachten (Gen. 3 : 15), en de Yorst des levens, die van den dood niet k o n gehouden worden, stond op uit de dooden, en werkte met de macht Zijner opstanding in de harten Zijner bedroefde en bevreesde discipelen, die door hun o n g e l o o f eu o n v e r s t a n d de hope op Hom als den Verlosser Israëls reeds hadden opgegeven, — werkte en bevestigde in hunne harten het gel o o f in Hem , den Christus Gods , en gaf hun moed en kracht om van Hem te getuigen, dat Hij is „de Opstanding en het Leven", dat door en in Hem zijn: vergeving van zonde, gerechtigheid en eeuwig leven. En dat machtige getuigenis des Heiligen Geestes bracht leven in de doode massa van het menschelijk geslacht, en zoo werd de Gemeente, de Kerke Gods gebouwd op de belijdenis, dat „Jesus is de Christus, de Zoon des levenden Gods." Die macht had ook Paulus ervaren, die door den Heere Jesus gegrepen, gerukt uit den afgrond zijns verderfs en gezet op de Piots des heils, een der krachtigste getuigen Zijner opstanding is geworden.
Of nu de opstanding van Christus een steen des aanstoots is voor allen, die in de wijsheid der wereld, die dwaasheid voor God is, de wonderen loochenen, — voor Zijne duurgekochte Gemeente is zij de blijde boodschap, het onbedrieglijke teeken en het vaste getuigenis, dat zij in en met Hem is opgewekt en leeft, zoo gewis als Jesus uit de dooden is opgestaan en leeft. Het onderscheidt den waren Christen van den onbesneden Jood, dat hij gelooft aan de opstanding van Christus, dat hij gelooft in den opgestanen, levenden Heiland.
Christus is o p g e w e k t . Ja, Hij is dood geweest; onder de dooden was Hij; als een doode werd Hij voor onze zonden, om onzentwil, maar Hij heeft den dood verslonden tot overwinning, en is voor graf en hel eene pestilentie geworden, en Hij leeft Zijner gemeente ten goede volgens Zijn woord: „Ik leef, en gij zult leven."
Zoo kan Hij dan zaligmaken allen, die door Hem tot God gaan. Hij, die leeft in alle eeuwigheid, heeft de sleutels der helle en des doods, kan verderven en behouden ; dit hangt van Hem af; Hij sluit, en niemand opent, Hij opent, en niemand sluit. (Openb. 1: 18.) Zoo moet v r e e z e n elk, die den Heere Jesus veracht en Zijne woorden verwerpt, die Hem niet erkent en in Hem niet gelooft als zijnen eenigen en volkomenen Zaligmaker; maar n i e t te vreezen behoeven zjj, die wegens hunne zonde en schuld voor Gods Wet beven en vragen naar de gerechtigheid , die voor God geldt. Verlossing uit alle banden der zonde, des doods en der hel, is er in den opgewekten, uit dooden opgestanen Christus, den Heere der heerlijkheid. Hij leeft, — Hij is niet dood.
In Z i j n e n dood heeft Hij den dood gedood, heeft te niet gedaan den duivel, den geweldhebber des doods. En in Z i j ne o p s t a n d i n g is voor ons, gekwelden en geplaagden in dit leven (hetwelk niet anders is dan een gestadige dood), ops t a n d i n g u i t i e d e r e n dood. Hij is de Heere, onze gerechtigheid; Hij is ons eeuwig leven. O, zeker, vast staat de zaak onzer zaligheid in Hem door Zijne opstanding. Hij is opgewekt om onze r e c h t v a a r d i g m a k i n g . Daarin ligt al het heil, dat God Zijnen volke bereid heeft. Wij moeten der Wet Gods overeenkomstig (rechtvaardig) zijn, zullen wij met God, in Zijne gemeenschap, leven, in Zijn gericht bestaan.
Gods wil is uitgedrukt in Zjjne heilige, eeuwiggeldende Wet.
Maar wij zijn niet in overeenstemming met die Wet; wij zijn niet rechtvaardig. (Rom. 3: 9—19.) Hoe zullen wij nu rechtvaardig zijn? Dan moet zonde, schuld en straf weggenomen, gedragen, verzoend, uitgedelgd zijn, en moeten wij gerechtigheid en heiligheid van God ontvangen hebben. Alsdan, in overeenstemming met Gods wil, Zijne heilige Wet, kunnen wij voor en met God leven. Hoe dan rechtvaardig voor God ?
Door Jesus Christus, opgewekt om onze reehtvaardigmaking.
Niet door eenig werk van o n s , maar door G o d s werk. Het werk, dat ons rechtvaardig maakt, is Gods vrije liefdedaad in het offer Zijns lieven Zoons, is de arbeid des Heeren Jesus Christus , Zijne aangebrachte gerechtigheid, Zijne zoenverdienste.
De Heer uit den hemel is op de aarde gekomen, om alle gerechtigheid te vervullen, en heeft alle gehoorzaamheid aan de Wet volbracht. Hij is in den dood gegaan. Maar dit alles heeft Hij niet voor Zich zeiven gedaan, maar i n de p l a a ts e n t e n b e h o e v e der Z i j n e n . Hij ging dus in het graf met al de zonden, met het geheele afzijn van God, dezen schrikkelijken dood eener ellendige, verlorene wereld. Waar Hij nu opgewekt is, waar Hij opstaat uit dezen dood, daar is Zijne Gemeente, daar zijn allen, die in Zijnen Naam gelooven , met Hem opgewekt en opgestaan in een nieuw loven, het leven der gerechtigheid, d. w. z. zij zijn in zulk een leven in H e m gesteld, waarin zij geheel overeenkomstig Gods wil, Gods heilige Wet zijn, louter gerechtigheid en heiligheid Gods. Ziedaar in Hem eene nieuwe schepping, de schepping der genade, het wéér geschapen-zijn in het beeld Gods. „Zoo dan, indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden." (2 Cor. 5 : 1 7 . ) In den opgewekten Christus zijn dan allen, die in Hem zijn, in Hem gelooven, in Gods gericht gerechtvaardigd, en hebben in Christus voor hunne zonde gerechtigheid , voor hunnen dood het leven, eeuwig leven. — Zoo is de zaak onzer zaligheid zeker en vast in de opwekking van Christus; anders ware Christus in den dood gebleven, maar nu Hij is opgewekt en leeft, zoo leeft Hij Gode voor allen, die Hij verlost heeft, die de Vader aan den Zoon gegeven heeft.
De zonde had God en mensch gescheiden , de gerechtigheid van Christus heeft vereenigd, en dat is eene eeuwige vereeniging voor ieder, die geene andere gerechtigheid kent, dan die door het geloove Jesu Christi is. In de daadzaak, dat Jesus Christus opgewekt is om onze reehtvaardigmaking, is dus alles begrepen, wat er noodig is om eeuwig in Gods gemeenschap te leven. Hierin is alzoo ook de ware heiliging' begrepen, evenals in het oprechte geloof de werken, in God gedaan, begrepen zijn, waarom de Apostel Paulus Rom. G vs. 22 schrijft: „Maar nu, van de zonde vrijgemaakt zijnde, en Gode dienstbaar gemaakt zijnde, hebt gij uwe vrucht tot heiligmaking, en het einde het eeuwige leven."
Volheerlijk Evangelie, dit Evangelie der Opstanding. Het verkondigt luide, dat aan Gods gerechtigheid genoeg geschied is, dat Zijne (iemeente gerechtvaardigd, en dat daarmede aan haar geschonken is al wat haar voor en met God leven doet. Het predikt dit heilgeheim, dat God Zijnen vrienden openbaart, d a t en h o e een goddelooze rechtvaardig is en een erfgenaam des eeuwige levens, niet werkende maar geloovende, uit louter genade, alleen om de verdiensten van Christus. (Rom. 4 vs. 5. Heia. Catech. Zond. 23). Zoo heeft God onze zaligheid zonder ons en buiten ons vastgesteld, — en gaat het daarom, dat wij door het geloof Jesu Christi Hem, onzen getrouwen Zaligmaker, eigen zijn. Dat is onze rust en onze vrede. (Rom. 5 vs. 1.)
Ja door het geloof, het geloof alléén; geene inldevende gerechtigheid, geene ingestorte heiligheid wordt ontvangen; het is g e l o o f s g e r e c h t i g h e i d . „Het geloof wordt tot rechtvaardigheid gerekend (Gen. 15 vs. 6), en dit waarachtig geloof, in den mensch gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, wederbaart en maakt tot een nieuwen mensch en doet leven in een nieuw leven, en maakt vrij van de slavernij der zonde (Nod. Geloofsbel. Art. 24).
Wat God genadiglijk heeft geschonken en toegerekend, maakt Hij door Zijn Woord en Geest alzóó waarheid des levens, dat men onder Zijne Koninklijke heerschapp[j in Christus Jesus, Zijnen lieven Zoon, zóó wandelt als het de Wet Zijns Rijks vordert. „In Christus' opstanding ligt de zekere macht tot allen Gode welbehagelijken wandel".
Blijde boodschap, dit wonderbaar heilgeheim, dat ons de opstanding van Christus predikt! — Wie zonden heeft, niets dan zonden, en van harte vraagt: hoe ben ik rechtvaardig voor God? — hij slaat op zijne borst en smeekt: „o God! wees mij zondaar genadig!" e n . . . . hij gaat af gerechtvaardigd in zijn huis. En of zonde, wereld, wet en satan met aanvechtingen en aanklachten in dit leven niet ophouden, de opstanding van Christus geeft aan Zijne Gemeente te betuigen: „Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig maakt. Wie is het, die verdoemt? Christus is het, Die gestorven is; ja wat meer is, Die ook o p g e w e k t is, Die ook ter Rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt." (Rom. 8 vs. 33—39.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen