Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekeningen op Johannes 21.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekeningen op Johannes 21.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 1. Na dezen openbaarde Jesus Zichzelven wederom.
Op eenvoudige doch zeer verheven wijze deelt de Evangelist ons het feit van deze openbaring mede. Wie openbaarde zich ?
Jesus, — in dezen Naam ligt uitgesproken al wat zich van redding uit lichamelijken en geestelijken nood laat denken, en wat Hij persoonlijk is voor de Zijnen. Hij openbaarde Zich is meer dan dat Hij hun verscheen. Het is van den Evangelist eene koninklijke manier van zeggen, terwijl deze daad enkel barmhartigheid, genade en bijzondere nederbuigende liefde te kennen geeft. „Wij gelooven nu niet meer alleen, omdat gij het ons gezegd hebt, wij zeiven hebben Hem gehoord en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld!" zoo zeide die van Samaria tot de Samaritaansche vrouw. —
Na dezen, — daarna, waarschijnlijk na acht dagen. Wederom, — Jesus rust niet, voor en aleer de Zijnen rusten in Hem. Den Discipelen, — door het woord en getuigenis Zijner opstanding moet het volk worden gebracht tot het geloove in Zijnen Naam. — Aan de zee van Tiberias. De zee is het beeld van het leven. Ezech. 47 vs. 8, 9. Er is voor Jesus geen zee meer. Openb. 21 : 1.
Zee van Gennezareth,
Gij zijt niet naar de wet,
De wet heeft u vervloekt;
't Is Jesus, die u zoekt.
Wat zijt gij lijk aan visch;
Als Jesus er maar is.
Vs. 2. Er waren te zamen, — dat heeft de kracht der opstanding des Heeren gedaan; — Simon Petrus, anders staat er steeds bij „toegenaamd". Waarom deze discipel hier? Zie het einde van het Hoofdstuk. — En Thomas, zalig de niet ziende, geloovende daarentegen. De versterkte had nog wel nadere versterking noodig. Gezegd Didymus, d. i. Tweeling, dit geeft zijnen geestelijken toestand te kennen. Vergel. Rom. 7 en 8.
Ik lig in strijd en wederstreef
O Heiland, help mij zwakke.
En Nathanaël, een Israëliet, in wien geen bedrog was, — die van Kana was, waar de bruiloft had plaats gevonden, en de Heere het water in wijn had veranderd, welke plaats in Galilea ligt. Wat heeft dat Galilea al gezien! En de zonen van Zebedeüs, — Johannes verzwijgt zijnen naam. En twee anderen van Zijne discipelen. Hoe heeten zij ? Zet er u zeiven bij en nog een! Met zeven (dit getal is symbolisch) jongeren houdt de Heere Zijnen laatsten maaltijd. Door Zijnen Rijksraad zal Hem Zijne Bruid worden toegevoerd. Tijd van de kerkweek tot den laatsten der dagen. Het woord van den Heere en van den engel had hen naar Galilea gebracht. Waar zij thuis behoorden, wachtten zij het af.
Waar U verned'ring is bereid 't
Geschiedt uit der liefd' getrouwigheid.

Nu twijfel, dan geloof, zoo gaat het op en neêr
Waar vind ik eenmaal grond? Grond vind ik in den Heer.

Wie eenmaal Kana's wonder zag,
Beleeft nog wel eens meer zoo'n dag.
Vs. 3. Zij, niets anders voor het oogenblik te doen hebbende, zijn weder visschers. Zoo maakte Paulus tenten. — Ik ga visschen, om wat te eten te krijgen. Zoo is de mensch; hij denkt aan visschen, — denkt hij ook aan des Heeren woord: „In Galilea zult gij Mij zien"? Wat had hij gezegd, als hij eenen eigenwilligen godsdienst gehad had? „Ik ga bidden." — Wij gaan ook met u. Hartelijke overeenstemming bij zulke verschillende karakters. Wie had dit bewerkt? Zie Joh. 17 : 21.
Zij waren in Galilea, en wel met elkander, en waar zij thuis behoorden. Waarom zou God op eene andere wijze hun te eten geven, dan in den gewonen weg van hun beroep? Zegende Hij dat niet, tot dat Hij eenen anderen weg zelf voor hen opende? In dien nacht vingen zij niets. Was de Heere maar bij ons! De nachttijd was goed, m a a r . . . . Psalm 127!
Vs. 4. En als het nu morgenstond geworden was, — Hij helpt vroeg. Laborantibus et afflictis assistit, d. w. z. den noodlijdenden en bedrukten is Hij nabij. — Jesus stond op den oever, het strand. Hij had niet meer te worstelen met golven en baren; Hij had nu een eeuwigen vasten grond, en Hij wilde de Zijnen op het drooge hebben. Nos adhue in salo versamur, d. w. z. wat ons aangaat, wij bevinden ons nog in het meer van zonde en dood, worden heen en weer geworpen en hebben geene rust; Hij niet meer, eeuwige rust heeft Hij.
Gij zee had Hem bedolven
Met al uw wreede golven ,
Uw grafvisch slokt Hem in ,
Maar moet Hem wedergeven
En in dat spuwen sneven,
En bij dat geven,
Niet roeren tand noch vin.
Drie nachten en drie dagen
Moest die Hem in zich dragen.
Nu ligt Hem 't zand te voet,
Het was Zijn welbehagen
Dat Hem uw buik moest dragen.
Voor Hem bestaan geen baren,
Dan om Hem toe te varen
Met hulde en overvloed;
Zee, leer voor Hem verdwijnen
Of breng Hem bij 't verschijnen
Uw schat, Zijn overvloed.
Het strand is het einde van de zee. Daar s t a a t Jesus. Zinnebeeld Zijner eeuwige rust en overwinning. Zij wisten niet, dat het Jesus was. Zij hielden Hem waarschijnlijk voor eenen vischkooper. Een verheerlijkt lichaam is geheel in de macht van den geest, kan zich kenbaar of onkenbaar maken. Als wij niets vragen, dan weten wij het ook niet, noch dat er Een bij ons is, én dat het Jesus is.
Vs. 5. Kinderkensl De Heere spreekt als een vader en als de opperste Wijsheid. 1 Joh. 2 : 14, 18. Toespijs, — dat is visch, toespijs bij brood. Eenige — Hij vraagt niet veel, maar Hij zal veel geven. Hoe komt hier een man alleen op strand, om naar toespijs te vragen? Wie zou dan het brood geven ? De Heere neemt met zoodanige vraag aanleiding tot wat anders. Wil Hij toch zelf alles voor ons zijn en alles aan ons geven. De jongeren antwoordden: Neen —zoo bot af.
Wat richt de kunst ooit uit?
't Hangt al aan Gods besluit.
Vs. 6. Werpt het net aan de rechterzijde. Daar was immers niets te vangen, volgens visschers ervaring. — En gij zult vinden, — meer dan veel. Zij wierpen het dan — in gehoorzaamheid, op 's Heeren Woord, en konden het nel niet meer trekken, — en zooeven was er nog niets!
Gehoorzaam gij des Heeren raad, —
Dan gaat het goed, al schijnt het kwaad!
Vanwege de menigte, — zoo was er dan nu niet slechts eenige toespijs, om welke de Heere gevraagd had, maar eene menigte visschen. Psalm 8: „Gij hebt alles onder Zijne voeten g e z e t : . . . de visschen der zee."
't Was slechts visch en brood
Hetgeen de Heere bood.
Maar 't had daarmee geen nood:
De zee lag in Zijn schoot!
En 't ééne brood, Zijn leven,
Verzadigt er wel zeven.

( Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Aanteekeningen op Johannes 21.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's