Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tot verklaring van het Evang, Joh. 21 vs. 15—17.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tot verklaring van het Evang, Joh. 21 vs. 15—17.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jesus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Jonas! hebt gij Mij liever dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid Mijne lammeren. Hij zeide wederom tot hem ten tweede maal: Simon, zoon van Jonas! hebt gij Mij lief? Hij zeide tot Hem: Ja Heere! Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed Mijne schapen. Hij zeide tot hem ten derde maal: Simon, zoon van Jonas! hebt gij Mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat Hij ten derde maal tot hem zeide: Hebt gij Mij lief? en zeide tot Hem: Heere! Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb. Jesus zeide tot hem: Weid Mijne schapen."

„Simon Jonas, houdt gij van Mij?" (zoo luidt het woordelijk naar het Grieksch in Vs. 17, waar in de vraag des Heeren Jesus het werkwoord (fihïv wordt gebruikt.) De Heere heeft Petrus niet tot driemaal toe gevraagd, of hij Hem l i e f h ad (zooals het woord nyanav te kennen geeft). Petrus had gedacht, dat hij meer liefde tot den Heere had, dan de andere discipelen ; daarom had hij gezegd: Ofschoon zij ook alle U verloochenen, zoo zal ik U toch geenszins verloochenen. Uit gebrek aan kennis van de liefde Gods en des naasten, had hij den Heere tegengesproken, en boven de anderen wat bijzonders van zich gedacht. Hij had nu door de ondervinding' geleerd, hoe slecht het bij een mensch, bij alle welmeenendheid ook, omtrent de liefde Gods gesteld is. Niet voor grooten en machtigen was hij bezweken, maar voor iemand, die men in elke andere omstandigheid volstrekt niet ontzien zoude. Hjj had nu geleerd, dat het den mensch, wat hij ook van zich moge denken, eene volslagene onmogelijkheid is, als zijn IK er bij in gevaar zoude komen, zijnen Heere en God te belijden, zelfs voor dien, die van den geringsten stand is?. Zonder zulke kennis van zichzelven kan men wel wat durven voor eigenwilligheid, om om te werpen, maar niet sterk en moedig blijven voor de gerechtigheid in dien God, die leeft.
Intusschen kon Petrus, ook na de ondervinding, die hij met zooveel smart had opgedaan, niet zoo op eens ten volle overtuigd zijn, dat hij van zichzelven niets anders, dan wat menschelijk was, te verwachten had, en dat hij alleen in Gods ontferming Gods raad,zou dienen. Het was daarom, dat de Heere het in Zijne wijsheid noodig keurde, voordat Hij henenging, aan Petrus op eens alle gedachten van zichzelven te benemen; en na hem van alles ontbloot te hebben, hem geheel te bemoedigen in de liefde Gods en in Zijne genade, door h.em bekend te maken, dat Hij hem aanstelde tot eenen herder Zijner schapen en hoeder Zijner lammeren, niet als eenen, die wat bijzonders was, maar als eenen, die nu geheel ontledigd, juist zóó alleen van barmhartigheid zoude te getuigen hebben.
Te dien einde vraagt de Heere hem, (daartegen, dat Petrus zich boven de anderen verheven had): „Simon , zoon van Jonas, hebt gij Mij liever, dan deze?" en de Heere wees op Zijne leerlingen, die om Hem heen stonden.
Wat zoude Petrus nu zeggen? zijn roem was uit. Hoe, liever hebben? Ja, mocht hij den Heere liefhebben! hoe waardig was Hij het; hoe gevoelt hij de onvergelijkelijke verhevenheid des Heeren en zijnen afstand van Hem! Ach, wat had hij liefgehad, wat had hij lief? zijne verkeerdheid gevoelt hij te diep; maar toch, waar zal hij heen ; er is toch geen, als Hij; ach, Gij kent mij, zegt hij, er is niets in mjj Uwer waardig, dat U -omvatten kan; neen, er is in mij geene liefde tot U; hoe veel te minder meerder liefde, dan de anderen tot U hebben, •— en toch, j a , Gij zijt het, Gij w e e t , d a t ik v a n U h o u de.
De Heere doet, als of Hij daarop geen acht gaf: m e er l i e f , dan de anderen, hebt Gij Mij dan niet; gij erkent dan, dat gij niet beter zijt, dan elk ander, maar h e b t gij Mij l i e f ?
De vraag, zoo gesteld, benam aan Petrus den meerinnigen zin, dien ' h i j gaarne achter zijn antwoord zich vergund zag.
Evenwel hoe ook geschokt, hij herhaalt zijn eenmaal gegeven woord: Ja toch, Heere, Gij w e e t , d a t i k v a n U h o u de.
Om nu Petrus in eens van" alle goede meening van zichzelven , waarachter hij zich nog zoude kunnen verbergen, te ontdoen, spreekt de Heere voor de derde maal niet meer van liefhebben, maar keert Zich tot hem met deze vraag: H o u d t g i j v a n Mij? En omdat de Heere hem voor de derde maal zulk eene vraag gedaan had, werd Petrus zoo treurig.
Treurig, zooals iemand treurig wordt, als hem het zijne bij de hand a f b r e e k t ; treurig, omdat het bij hem niet was, wat er naar des Heeren Wet bij hem behoorde te wezen. Maar deze zijne droefheid naar God is hem en ons heilzaam geweest; en zijn derde antwoord bewijst zijn geloof, waarmede hij zich voor den Heere blootlegt, zoo als hij is, zonder Hem iets te willen verbergen. Zijne betrekking op IIem , hoedanig die dan ook was, kon hij voor Hem niet verloochenen, en zoo volhardt hij in de liefde, juist nu hij de kennis heeft en het diepste gevoel van in zich geene liefde te hebben.
L i e f h e b b e n geschiedt met z e l f v e r l o o c h e n i n g , het v a n i e m a n d h o u d e n is n i e t z o n d e r z e l f z u c h t.
Dat Petrus' naam „Simon, zoon van Jonas," hier driemaal wordt herhaald, is niet zonder beteekenis: in den naam S i m o n , d. i. „God heeft verhoord", lag de gebedsverhooring, en in den naam J o n a , d. i. „duive", des discipels zwakheid.

Uit Dr. H. F. KOHLBRÜGGE'S Opleiding tot recht verstand der Schrift voor eenvoudigen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Tot verklaring van het Evang, Joh. 21 vs. 15—17.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 april 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's