Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Ev. Joh. 10 vs. 10b.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Ev. Joh. 10 vs. 10b.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben."

Onder allerlei heerlijke en troostrijke beelden wordt ons in de Heilige Schrift voorgesteld de betrekking tusschen den Heere en Zijne Gemeente.
Een van de meest troostvolle beelden is dat van den H e r d e r en Z i j n e s c h a p e n . Het predikt ons gansch liefelijk en heerlijk, wie de Heere Jesus is voor Zijn volk, hoe Hij in den rijkdom Zijner ontferming en genade a l l e s is en h e e f t voor Zijne armen en ellendigen , zoodat liet hun i n H e m aan niets ontbreekt. Tegenover de verleiders en verdervers der zielen stelt Zich de Heere Jesus als de goede Herder, die niet komt om de schapen te slachten en te verderven, maar om hun het leven en overvloed te geven.
Zonder den Heere Jesus hebben de schapen geen leven en missen alles , wat zij noodig hebben. Schapen nu zijn menschen, die de Heere Jesus als de goede Herder Z i j n e s c h a p en noemt in onderscheiding van de b o k k e n , menschen, wier overste de duivel is.
IIet moet ons dan ter harte gaan, dat wij tot de schapen des Heeren Jesus behooren. En om daartoe te behooren, dat hangt niet van onzen wil af, maar hangt alleenlijk af van de genade en ontferming' des Heeren Heeren. Dies hebben wij ons zeiven te beproeven, of in onze harten de oprechte erkentenis ligt: zonder den Heere Jesus kan ik niet leven, Hem moet ik hebben, of ik ben een kind des doods.
De schapen des Heeren Jesus toch zijn zonder Hem een prooi des verderfs; zij zijn menschen, die in zondeen schuld, in vloek en verdoemenis liggen, en daarin blijven om voor eeuwig een buit der helle te zijn, indien niet God hen genadig is, indien niet de Heere Jesus hun barmhartigheid bewijst.
Yan God afgevallen, hebben wij ons ganschelijk van Hem afgekeerd, zijn geheel van Hem afgedwaald, en hebben ons gekeerd, een iegelijk naar zijnen eigenen weg, den weg der zonde en des doods. Zoo zjjn wij verloren, reddeloos verloren, indien de Heere God Zich niet over ons ontfermt. Of zullen wij ons ook eenigszins tot God wenden? Neen, wij zoeken Hem niet, wij vragen niet naar Hem. Wij gaan liever met de gansche wereld ten verderve, dan dat wij ons met een waarachtig hart tot God zouden bekeeren. Aan ons zeiven overgelaten, aan onze wijsheid en o n z e vroomheid overgegeven, doen wij evenals de farizeën en Overpriesters en Schriftgeleerden in de dagen des Heeren Jesus op de aarde, die, — als de Heere Jesus Zich hun tegenoverstelde als de goede Herder, —• steenen opnamen, om Hem te steenigen. — "\\rie echter door Gods ontferming tot de kudde des Heeren Jesus worden toegevoegd, leeren hunne zonde en verkeerdheid, hunnen grooten dood erkennen, en bégeeren hunne vijandschap tegen den Heere Jesus af te leggen; zij leeren zichzelven voor God te mishagen en zich in waarheid te verootmoedigen, zij krijgen de waarachtige overtuiging, dat zij met al h u n n e w i j s h e i d en v r o o m h e i d verl o r e n zijn, en hebben nu geene rust, voor dat zij weten, dat zij uit genade gered zijn door de verlossing, die in Christus Jesus is. Zij kunnen en willen niet meer zonder Hem zijn, — alzoo worden zij een schaap van den Heere Jesus, Wien zij volgen door gebaande en ongebaande wegen. Zoo ging het b.v. den Apostel Paulus, die te voren een vervolger van den Heere Jesus was, maar door den Heere Jesus vervolgd en overmocht, een verkondiger werd van Zijnen Naam en Zijne deugden. Zie, nu verstaan zij het, dat de Heere Jesus gekomen is, opdat zij het l e v e n hebben en overv l o e d hebben. Voor hen, die des d o o d s waren, dood in zonde en misdaden, heeft Hij het l e v e n aangebracht. Naar den eeuwigen vrederaad, in welken Hij het op Zich nam, om allen, die de Vader Hem gegeven heeft, uit het geweld des doods en der hel te verlossen, is Hij in de wereld gekomen, en heeft in Zijne gehoorzaamheid tot in den dood, j a , tot in den dood des kruises, door Zijne Zelfs-offerande, Z i j n l e v e n gegeven, — Zijne ziel tot een losprijs voor velen. Alzoo heeft Hij de Zijnen uit de kaken des doods en des verderfs gered, — als de goede Herder Zijn leven voor de schapen gesteld; en in den tijd der genade heeft Hij hen ook opgezocht door Zijn Woord en Zijnen Geest, heeft zóó lang naar het op Zijn doolweg nog verloren schaap gezocht, totdat Hij het gevonden had, — en toen heeft Hij liet naar Zijnen stal gedragen, om het volop te verzadigen met Zijn heil. Dat is het, wat Hij getuigt, als Hij zegt: „Ik ben gekomen, opdat zij het leven hebben en overvloed hebben."
Mijn lezer! zonder den Heere Jesus ontbreekt ons alles, wat wij h i e r en e e u w i g ter zaligheid noodig hebben.
Wij zijn toch in onszelven arme, ellendige, hulpelooze en nooddruftige menschen. Of hebben wij in onszelven iets, wat Gode waardig is en voor Hem geldt ? Wij hebben geen stukje gerechtigheid en heiligheid, geenerlei goedheid en heiligheid in onszelven. Gebrek, totaal gebrek hebben wij aan alles, wat den Heere welbehagelijk is, en ons voor Zijn aangezicht bestaan en leven doet. Daarom kunnen de schapen des Heeren Jesus niet zonder Hem leven, maar moeten alsdan van gebrek omkomen; krijgen zij dan ook voedsel, het is verdervend, zij worden ziek en zouden sterven, indien de goede Herder hen niet genas. Hij echter zorgt trouw voor Zijne schapen, Hij bewaart hun het leven en weidt hen in een goed land, op eene vruchtbare weide; die weide is Zijn Woord. Ja, het is Zijn W o o r d , waarmede de Heere Jesus de Zijnen weidt. Zóó leert en leidt Hij hen, en vertroost en sterkt hen met Zijne veelvoudige heilsbeloften; zóó worden zij door IIem verkwikt in menigvuldige vertroostingen Zijns Heiligen Geestes, — zoodat zij, in z i c h z e i v e n e e n a rm e n n o o d d r u f t i g v o l k z i j n d e en b l i j v e n d e , in Hem hunne liulpe hebben, in H e m o v e r v l o e d h e b b e n , zoodat het hun aan geene gave ontbreekt. In het W o o r d vinden zij den Heere Jesus Christus, en hebben Hem daar in al Zijne volheid, zooals Hij ons uit God geworden is wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing, — en zoo leert dan elk schaap van de kudde Christi betuigen: „De Heere is mijn Herder, mij zal niet ontbreken."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Verklaring van Ev. Joh. 10 vs. 10b.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 mei 1888

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's