De Uitstorting des Heiligen Geestes.

Kerstfeest — Paschen — Pinksteren. Deze drie hoofdfeesten der Christelijke Kerk wijzen ons op de drie groote feiten, die ons door het Evangelie van den Drieëenigen Verbonds-God, gepredikt worden.
In den nacht onzer zonde en des doods heeft de Ileere God Zijn licht doen opgaan, het licht der gerechtigheid en des eeuwigen levens. De in het paradijs beloofde Heilaanbrenger, het Zaad der vrouwe, is gekomen, en -— „Eere zij God in de hoogste hemelen en vrede op aarde: in de menschen een welbehagen," dat loflied van eene menigte des hemelschen heirlegers, in Efrata's velden door arme herders vernomen, heeft sedert weerklank gevonden in de harten van duizenden armen van geest tot hunne eeuwige zaligheid. Daaraan herinnert ons het Kerstfeest.
De menschen echter in hunne duisternis hebben het licht niet begrepen, zij hebben hunne zonde en hunnen dood liever gehad, dan de gerechtigheid en het leven Gods, — de Christus is aan het kruis gehecht en gedood. Doch God heeft Hem opgewekt uit de dooden, en heeft Hem verheerlijkt als het lichten leven der menschen, aldus Hem gehandhaafd als Dengene, die door Hem gezalfd is tot den eenigen en volkomenen Zaligmaker: „Jesus onzen Heere, welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking."
Zoo staat in de opstanding van Jesus Christus uit de dooden de nieuwe schepping Gods, de schepping der genade vast, en daarmede de wedergeboorte van eene in zonde en dood verlorene wereld, van alle Gods uitverkorenen. „Zoo dan," getuigt een Apostel, „indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is al nieuw geworden" (2 Cor. 5 : 17).
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde, vau welke de Profeet Jesaia profeteerde, die de Apostel Johannes in de openbaring des Heeren Jesus Christus aanschouwde, zijn geschapen, staan in al Gods heerlijkheid daar, en . . . . „het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben". Ziedaar den hoofd-inhoud van hèt Paasch- Evangelie.
En nu P i n k s t e r e n , wat verkondigt ons dit feest ? Gekomen is do Geest uit de hoogte, de Heilige Geest, die, eenswezens met den Vader en den Zoon, op het gebed des Zoons van den Vader uitgezonden wordt en vrijwillig Zich laat zenden, om door het Woord, door het Evangelie in de harten der menschenkinderen te werken het geloof in den Heere Jesus Christus als hunnen Heere en Heiland; om het heil, in den eeuwigen vrederaad besloten, in de volheid des tijds aangebracht, toe te passen en toe te eigenen aan degenen, die uit alle natiën en geslachten en volken en talen verkoren en geroepen zijn tot de erfenis dezer hemelsche goederen. De Geest uit de hoogte, de Geest der genade en der gebeden, is uitgestort op alle vleesch, op Joden en Heidenen, om onder hen te wonen , Zijnen intrek te nemen bij menschen, dood door de zonde en misdaden, tot hunne herschepping en vernieuwing naar het evenbeeld Desgenen, die hen geschapen heeft, — om in de Gemeente des Heeren te bevestigen, te verzegelen, te handhaven al de beloften van het nieuwe verbond, liet eeuwig verbond der genade. Zie Jerem. 31 : 33, 34. Ezech. 36 : 25 — 27. Dit predikt ons het feit van de uitstorting des Heiligen Geestes, dat uit het verheerlijkt Hoofd, Christus, de Geest in Zijn lichaam, n 1. de Gemeente gekomen is, opdat die Geest nimmer van haar zou wijken, maar eeuwiglijk bij haar blijven; haar zou blijven voorlichten en in alle waarheid leiden, haar zou blijven troosten en telkens en opnieuw voor haar putten de wateren des levens uit de volheid Jesu Christi.
Voorwaar, h e e r l i j k feit! Het geeft ons te aanschouwen de wonderen Gods, de wonderen Zijner genade en macht, Zijner liefde en trouw. De Heilige Geest wil wonen bij eenen zondaar, wien de gloed van Gods heiligheid moest verteren; Hij wil eenen doode levend maken, eenen onreine heiligen, afzonderen tot de heerlijke en zalige gemeenschap met den Vader en met Zijnen Zoon Jesus Christus.
Maar ook n o o d z a k e l i j k ! Want, hoe waarachtig het is, dat God Zichzelven, alles wat Hij is en heeft voor zondaren, in Zijnen eeniggeborenen en eeniggeliefden Zoon heeft geschonken, en alzoo onze zaligheid volkomenlijk in Christus Jesus tot stand gebracht, — toch zouden wij van heel dit heil verstoken blijyen zonder de komst van den Heiligen Geest en zonder Zijne woning in ons. Luidt het woord des Heeren Jesus Joh. 17 : 3: „En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jesus Christus, Dien Gij gezonden hebt," en begrijpt de natuurlijke mensch niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, zoo hebben wij zonder den Heiligen Geest geene kennis, geen begrip van het Koninkrijk Gods; wjj hebben daaraan geen deel, kunnen het Koninkrijk der hemelen zien noch ingaan , tenzij wij door den Geest Gods wedergeboren zijn (Joh. 3 : 3, 5; 1 Cor. 1 0 : 10, 11, 14; 1 Cor. 12: 31').
Daarom heeft do Heere Jesus den Heiligen Geest voor de Zijnen verworven, en is Deze te voren beloofd en te Zijner tijd gekomen om te onderwijzen, te leiden en te troosten al des Heeren volk, om hen te houden en te oefenen in die kennis, die het eeuwige leven is, in welke alzoo God de Yader en Zijn Zoon Jesus Christus verheerlijkt wordt door den Heiligen Geest.
Zoo is het de Heilige Geest, die van alles, wat God in Christus tot ons eeuwig heil gegeven heeft, ons persoonlijk deelgenooten maakt, en wordt aldus het volk geformeerd, dat 's Heeren lof zal vertellen.
Aan het geloof in den Heiligen Geest, uitgestort en gekomen in de Gemeente, is dan alles gelegen. De leer van God den Heiligen Geest (Heidelb. Catech. Zond. 20) is niet maar een dor leerstuk, dat slechts voedsel biedt voor verstandsbespiegelingen , maar zij is l e v e n s w a a r h e i d , z o n d e r w e l ke d e G e m e e n t e dos H e e r e n de w e t e n s c h a p m i s t, d a t en hoe zij u i t z o n d e , dood en h e l v e r l o s t is.
Staan nu de drie genoemde Christelijke feesten met elkander in het nauwste verband, —het is de Heilige Geest, die deze gedenkdagen in eenvoudigheid des geloofs doet vieren, en de groote werken Gods naar geest en waarheid geeft te verkondigen en te roemen.
Looft den Heere, alle Heidenen! prijst Hem , alle natiën! want Zijne goedertierenheid is geweldig over ons, en de waarheid des Heeren is in der eeuwigheid! Hallelujah! (Psalm 117.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen