Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

IX. De Mensch, de kroon der schepping.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

IX. De Mensch, de kroon der schepping.

De leer van den mensch (Anthropologie).

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat God alle d i n g e n ter Zijner eere en v o or den mensch g e s c h a p e n had, maakte Hij o o k den mensch z e i v e n , het b e w o n d e r e n s w a a r d i g s t e en volm a a k t s t e werk Zijner hand. De m e n s c h b e s t a at u i t l i c h a am en z i e l ; het l i c h a am is van a a r d s c h en o o r s p r o n g , de z i e l stamt uit God. God b e g i f t i g de de m e n s c h e l i j k e ziel met v e r s t a n d om a l l e s te d o o r g r o n d e n , met bekwaamheid tot alles, met eenen o n b e p e r k t e n wil en met een b e w o n d e r e n s w a a r d ig g e h e u g e n . Ook het m e n s c h e l ij k l i c h a am en elk z i j n e r l e d e m a t e n op z i c h z e l f b e s c h o u w d , is, hoewrel u i t het s t o f der a a r d e g e v o r m d , — de z o n d e buiten r e k e n i n g g e l a t e n — een g r o o t w o n d e r G o d s ; g e en w e r k t u i g e v e n a a r t de volmaaktheid van het mens c h e l i j k lichaam. Vanwege de v o o r t r e f f e l i j k h e d en van l i c h a am en ziel heet de Mensch met v o l le r e c h t de k r o o n der s c h e p p i n g ; e v e n w e l o v e r t r e ft de m e n s c h de o v e r i g e s c h e p s e l e n n i e t slechts door de v o l k o m e n e r e en r ij k er e g a v e n , waarmede h ij b o v e n hen werd t o e g e r u s t , maar boven alles door het meer v e r h e v e n e doel, w a a r t o e hij door God werd g e s c h a p e n ; terwijl de o v e r i g e schepselen g e m a a k t w e r d e n voor d e n mensch, werd de mensch v o o r God g e s c h a p e n . Het g e h e e l e m e n s c h e l i j k e ges l a c h t en a l l e v o l k e n stammen van é é n e n mensch af en zijn uit één b l o e d v o o r t g e k o m e n.
__________
1. Wij moeten den Mensch erkennen als een bijzonder werk Gods, door de eigene hand des Scheppers geformeerd, aan welken God Zijne heerlijkheid en goedertierenheid in derijkste mate wilde openbaren. Daarom verkondigt ons ook de- Heilige Schrift, welke bijzondere zorg de Heere aan het formeeren van den Mensch heeft besteed; terwijl Hij de overige schepselen en dingen enkel door Zijn Woord uit niets in het aanzijn riep, schiep Hij den mensch tengevolge van een bijzonder raadsbesluit der Heilige Drieëenheid, gelijk wij lezen: En God zeide: Laat Ons menschen maken, naar On& beeld, naar Onze gelijkenis. Gen. 1 : 26. En dezen op zoo bijzondere wijze geschapenen Mensch stelde God tot heer der gansche aardsche schepping. Gen. 1 : 26—27. Gij doet hem heerschen over de werken Uwer handen; Gij hebt alles onder zijne voeten gezet. Ps. 8 : 7. Door deze bijzondere zorg, die Hij aan het formeeren van den Mensch besteedde, toonde- God, dat Hij wezens scheppen wilde, die een bijzonder rijk op zichzelf uitmaken, staande tusschen God en de overige schepselen , en iets gemeenschappelijks bezittende zoowel met God als met de andere schepselen. Waarlijk, daarin bestaat de voortreffelijkheid des Menschen, dat hij, hoewel zijn lichaam van gelijken oorsprong is als de overige schepselen , evenwel te gelijk van Goddelijk geslacht is. Hand. 17 : 28—29.
2. Zonder twijfel overtreft de Mensch de overige schepselen ook in de uitnemendste natuurlijke gaven, zooals: verstand, spraakvermogen en andere dingen, maar verder ook door de -voortreffelijkste lichamelijke eigenschappen; zoo verdraagt b.v. het menschelijk lichaam meer dan het lichaam van het sterkste dier, hoewel het veel broozer schijnt te zijn, wat echter alleen door de besmetting der zonde komt; in het menschelijk lichaam kunnen alle van nature aan de dieren verleende bekwaamheden ontwikkeld worden, zoodat de Mensch het dier overtreft, ook in die eigenschappen, die het voorrecht van het dier schijnen te zijn.
3. Maar deze natuurlijke voorrechten zouden aan den Mensch slechts de eerste plaats onder de hem gelijkende schepselen verschaffen, en zouden geenen waarborg opleveren, dat niet eenmaal een ander schepsel door zijne bekwaamheden zich boven den mensch zoude kunnen verheffen.
Alleenlijk zijne Goddelijke afstamming en het liemelsch doel, waartoe hij geschapen is, verstrekken den Mensch tot •waarborgen zijner buitengewone meerderheid en beAvijzen de onoverbrugbare klove tusschen Mensch en dier, zoodat zelfs de zwakste zuigeling op zoo lioogen trap staat, dat het volkomenste dier het nooit kan evenaren. Daarom is het eene dwaze en tegen alle ervaring indruischende meening van Heidensche en Christelijke geleerden, dat de Mensch door de ontwikkeling der natuur en door de beschaving tot den eersten rang zoude zijn opgeklommen; een aap brengt steeds weder een aap voort.
4. De Mensch bestaat uit lichaam en ziel; het lichaam is van de aarde genomen, de ziel is van God gegeven: En de Heere God had den mensch geformeerd uit het stof der aarde, en in zijne neusgaten geblazen den adem des levens; alzoo werd de mensch tot eene levende ziel. Gen. 2 : 7. Evenals aan den eersten mensch, verleent God tot op heden aan eiken mensch, die op de wereld komt, eene eigene ziel.
Als onmiddellijk uit God voortgekomen, is de ziel voor de •eeuwigheid bestemd, of met andere woorden onsterfelijk. Het lichaam, hoewel uit de aarde genomen, is door God zoo toebereid , dat het met de ziel aan de eeuwige zaligheid kan deelnemen ; daarom belijden wij ook eene opstanding des vleesches.
5. Het wezen van den Mensch bestaat derhalve uit twee deelen: uit lichaam en ziel, hetwelk men dichotomie noemt (uit twree deelen bestaande, of tweeledigheid;. Evenwel spreekt de Schrift op eenige plaatsen zoodanig over den geest en de ziel, alsof deze beide twee onderscheidene deelen van het menschelijk wezen uitmaakten; aldus spreekt de Apostel Paulus: uw geheel oprechte geest, en ziel, en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst van onzen Heere Jesus Christus, I Thessal. 5 : 23; waaruit eenigen de gevolgtrekking opmaakten, dat het wezen des. Menschen in drie deelen kan worden ontleed (tricliotomie, of drieledigheid); maar dit is onjuist. Want ziel en geest zijn slechts twee verschillend luidende benamingen voor één en hetzelfde geestelijke deel van den mensch, hetgeen wij reeds daaruit opmaken, dat sterven dan eens heet: de ziel opgeven, dan weder: het opgeven van den geest. I Kon. 17 : 21, 22; Hand. 1 5 : 2 6; Psalm 31 : 6. Geest en ziel beteekenen in de Heilige Schrift hetzelfde, en het ééne wordt voor het andere gebezigd, Luk. 1 : 46, 47.
6. Wij moeten het als eene onomstootelijke waarheid beschouwen, dat het geheele menschelijk geslacht van éénen Mensch stamt, en dus éénen gemeenschappelijken stamvader heeft. Het gewicht dezer waarheid heeft ons God Zelf getoond, toen Hij de vrouw uit den man formeerde, en geenszins uit bijzonder stof der aarde. Zoo zegt de Apostel Paulus: God heeft uit éénen bloede het gansche geslacht der menschen gemaakt, om op den geheelen aardbodem te wonen. Hand. 17 : 26.
De éénheid van het menschelijk geslacht wordt ook bewezen door de menschelijke solidariteit, die door de ouden werd gekenschetst met de spreuk: homo sum et nil humanum a me alienum puto — ik ben een mensch, en niets, wat menschelijk is, is mij vreemd. — De solidariteit, of saamgehoorigheid, éénheid, zegt ons, dat wij het geheele menschelijk geslacht kennen, indien wij éénen mensch naar zijne voornaamste kenteekenen kennen; dat alle overigen voelen, wat de enkele voelt; dat alle overigen aanleg hebben tot de bekwaamheden des enkelen; de behoeften en gebreken van den enkele zijn de behoeften en gebreken van het geheel. Op de éénheid van het menschelijk geslacht rust ook het algemeen verderf door de zonde en de algemeene behoefte naar verlossing door eenen Middelaar. Naar de lichamelijke gedaante verdeelt het menschelijk geslacht zich wel is waar in vijf hoofdrassen, en deze rassen schijnen dikwijls zóó ver van elkander verwijderd, alsof een gemeenschappelijke oorsprong gansch onmogelijk ware; anderdeels zijn evenwel de overgangen zóó onmerkbaar, dat de verwantschap in het oog valt. Dit wordt niet enkel door de oorspronkelijke gesteldheid des lichaams, maar ook door den natuurlijken aanleg der ziel bevestigd, die aan alle stammen gemeen is. De éénheid van het menschelijk geslacht is ook op grond van natuurkundige onderzoekingen door de uitstekendste natuurkundigen erkend. Zulk een mensch, die niet van Adam afstammen wil, moet allereerst bewijzen, dat hij niet aan de algemeene behoeften en gebreken der menschheid onderworpen is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

IX. De Mensch, de kroon der schepping.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 januari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's