Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Valt aan een menschenkind dat heil in den schoot, dat de hooge God niet ziet op zijne zonden noch op zijn hardnekkig ongeloof, waarin hij de deuren zijns harten gesloten houdt voor Hem, die niet komt om in de hel te werpen, maar om op te nemen in den hemel Zijner zaligheid; wil God eenen zondaar die genade bewijzen, dat hij niet in zijnen weg voortgaat, maar hij zoodanig overstelpt wordt door de macht van 's Ileeren liefde, zoodat het heet: „Gij zijt mij te sterk geworden en hebt overmocht," dan gaat het zulk eenen als het der Gemeente ging, toen zij eindelijk Petrus op zijn herhaald kloppen opendeed : zij zagen hem en ontzetten zich; — geen vijand en vervolger, maar een lieve broeder staat voor hen, als het levend bewijs, hoe God een Hoorder is des gebeds. Niet als een verterend vuur of een eeuwige gloed toont Zich de Heere voor den met schuld beladene, maar een ontfermend God en een verzoenend Vader in Jesus Christus, Zijnen lieven Zoon.
Vs. 17. En als hij hen met de hand gewenkt had, dat zij zwijgen zouden, verhaalde hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid had, en zeide: Boodschapt dit aan Jakobus en de broederen! En hij uitgegaan zijnde, reisde naar eene andere plaats. Groote vreugde heerscht er onder de discipelen, nu zij den geliefden Apostel weder in hun midden hebben. De blijdschap des wederziens heeft hem het doorgestane lijden spoedig doen vergeten. Ieder wenscht hem op zijne beurt voor zichzelven te bezitten, en beijvert zich 0111 zijne liefde en gehechtheid door woord en daad te toonen. God, de Heere, zal echter alleen de eere ontvangen, en Petrus wil niet langer het middelpunt zijn, waarom allen zich bewegen; gered uit nood en dood heeft hij nieuwe stof ontvangen, 0111 wederom dien trouwen Heer te prijzen in het midden zijner broederen; daarom wijst hij hen van zich af tot de Bron en den Oorsprong van alle heil, den Heere Zeiven. Dien grooten God, die hem verlost heeft uit de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk der Joden, die ook hem heeft uitgeleid door eenen sterken arm, den Heere mogen zij prijzen en Hem dank betalen met Jakobus en al de lieve broederen, die nu hier niet tegenwoordig zijn.
Komt, maakt God met mij groot,
Gij heifgen, daar gij ondervindt,
Dat hij, die God vreest en bemint,
Gebrek noch schade lijdt.
De gemeenschap der heiligen, waardoor het lijden van één lid door allen werd gevoeld, die gemeenschap moet ook nu weer hen allen met vreugde vervullen, waar een enkel lid door God is uitgered en bevrijd. Daarom moeten ook allen het weten welk een Verlosser de Heere is, opdat zij wederom versterkt mogen zijn om zich geheel op Hem te verlaten. Zoo is er ten allen tijde blijdschap geweest en ook heden nog in de Gemeente Gods, wanneer een dienstknecht des duivels uit diens banden en verdrukking wordt losgemaakt en ingezet in de vrijheid, die in Christus Jesus is; dan verheugt zich de gansche hemel en met haar de strijdende Kerk hier op aarde, want zij ervaart het bij vernieuwing, dat de macht en sterkte haars Heeren is, al moge het somtijds den schijn hebben, dat Satan op den troon zit in plaats van den Heere Christus.
Zelf kan Petrus niet tot Jakobus gaan, en draagt daarom dien last aan anderen op; het is voor hem het beste zoo spoedig mogelijk de bloedstad te verlaten, zelfs nog dezen nacht, want voorzeker zal Herodes, zoodra het morgenlicht daar is, kennis van het gebeurde ontvangen en dan geen middel onbeproefd laten om zijn otter weer in handen te krijgen.
Wel kon de Heere Zijnen Petrus ook hier bewaren of verbergen , even goed als op eenige andere plaats, maar de Apostel gevoelt, dat dit de weg niet is, anders had hij wel het bevel ontvangen om te blijven. Bovendien bleef de Gemeente niet onverzorgd achter, want ook Jakobus, de zoon van Alfeüs, was als opziener onder haar werkzaam; bij eene latere gelegenheid (Hoofdst. 15) zal deze ons wel nader bekend worden als een uitnemend getuige, alleszins berekend om de hem toevertrouwde kudde te leiden en te vertroosten met het profetisch Woord.
Langzamerhand is de dag aangebroken en ook doorgedrongen in de gevangenis tot de krijgsknechten, die rustig geslapen hebben, onbewust daarvan, hoe ook in den nacht reeds een helder licht heeft geschenen, en van welk een wonder diezelfde wanden de stomme getuigen zijn geweest. Spoedig zijn zij geheel ontwaakt, want die dag zal een dag van gewicht zijn, een feestdag voor hen en al het volk; weer zal een onschuldig offer gebracht worden, en zullen zij zich kunnen verlustigen in het aanschouwen van den marteldood van dien vurigen belijder, die door zijnen ijver in den dienst zijns Heeren wel bij allen bekend mag geweest zijn. Maar hoe! waar is hun gevangene? wel liggen daar de ketenen, en alle dingen zijn nog zoo, gelijk zij den vorigen avond waren, maar hij zelf is er niet! Welk eene ontdekking, wel in staat om hen in beroering te brengen (Ys. 18), immers zij weten welk lot hem te wachten stond, die eenen gevangene liet ontsnappen.
En welk een gevangene! stellig is déze Herodes en het vijandige volk meer waard geweest dan honderd anderen.
Wat te beginnen ? want lang kan deze zaak niet verborgen blijven; spoedig zal Ilerodes zijne dienaren zenden om den Apostel voor het volk te brengen. Dit wacht reeds met ongeduld; want snel zijn zij om bloed te vergieten, zij gunnen zich nauwelijks de rust van den nacht, en met het eerste morgenlicht zijn zij reeds weer bij de hand. Ging het den Heere niet evenzoo? In den nacht wilde Hij Zich laten nemen en wegleiden in onze plaats, opdat wij vrij zouden uitgaan.
Yoor de zon opging is Hij, die het zonlicht schiep, reeds uit het graf verrezen, en voor Hem, de eeuwige Zonne der gerechtigheid, vlieden alle nevelen daarheen; vroeg is Hij opgestaan om Zijne discipelen te kunnen troosten bij het aanbreken van den morgenstond, ja nog vroeger: te middernacht, waar alles om hen heen met dood en omkomen schijnt te dreigen, daar opent Hij plotseling hunne gevangenis en leidt hen uit gansch wonderbaar en in het verborgen, zoodat alle machten der duisternis, die hen menigmaal zoo zeer beangstigden, rechts en links blijven staan en er niets van begrijpen, hoe de arme ziel plotseling zoo wonderbaar is getroost en bevrijd geworden, zoodat voor het oogenblik hunne macht als het ware verbroken ligt. Zoo weet de Heere te helpen en als de Sterkere den sterke te binden en zijne vaten te rooven.
De krijgsknechten zijn er innig van overtuigd, dat hun gevangene niet is ontvlucht of door menschen bevrijd geworden, want alles hebben zij gevonden gelijk den vorigen avond, en nadrukkelijk wordt ons ook in Ys. 6 vermeld, dat de wachters voor de deur stonden en de gevangenis bewaarden; was er dus hulp van buiten gekomen, dan hadden zij deze zeker verijdeld. Hier kan dus niets minder dan een wonder hebben plaats gegrepen; die gedachte dringt zich met kracht aan hen op. Worden zij er door verootmoedigd, en gelijk later de stokbewaarder, gedreven tot de vraag: Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde? Brengt het gebeurde hen er toe om voor God in de schuld te vallen? O, indien zij het bekend hadden: tegen U hebben wij gezondigd en gedaan wat kwraad is in Uwe oogen, dan zouden zij gewisselijk ondervonden hebben , dat, waar hunne zonde ten hemel reikte, Gods genade over hen nog veel grooter was. Zij hebben geene oogen voor de Majesteit Gods, en Herodes evenmin , verre is hij er van Gode de eer te geven, en zoo nog in tijds te vluchten tot Zijne ontferming.
Vs. 19. En als Her odes hem gezocht had, en niet vond, en de wachters rechtelijk ondervraagd had, gebood hij, dat zij weggeleid zouden worden. En hij vertrok van Judea naar Cesarea, en hield zich aldaar. Wij zien, hoe Herodes alles in het werk stelt om Petrus terug te vinden, maar . . . te vergeefs.
Het mislukken van zijne plannen maakte hem nog vijandiger: hij zal zich wreken, en nu hij het niet kan doen aan den Apostel, zullen de wachters zijnen toorn gevoelen. Hit het rechtelijk onderzoek blijkt hem ten duidelijkste hunne onschuld in deze zaak — maar, wat gaat dat Herodes aan ? Het is niet het eerste onrechtvaardige vonnis, dat hij velt; bovendien: hij vreest het volk; dat moet hij toch ook tevredenstellen, opdat het zich niet tegen hem keere, en hij gevaar loope kroon en leven te verliezen; — dan liever het leven van hen, over wie hij gesteld is. Hoe diep zinkt toch een mensch , wanneer hij God niet vreest! De hoogste in rang en stand, de meest beschaafde, stort met zijne hoog geroemde rechtvaardigheid van zijnen verheven zetel neer en daalt beneden het redelooze dier. De ledige gevangenis is voor Herodes eene nieuwe prediking van Gods almacht .en Zijne geduchte kracht, maar ook van Zijne vrije goedheid en ontferming. Wee hem! zoo hij zich ook ditmaal verhardt; God laat niet met Zich spotten, en, al is Zijne lankmoedigheid groot, zij neemt eenmaal een einde, en dan moet alle verontschuldiging verstommen, en het einde is een eeuwig jammeren. De gunst van menschen weegt echter Herodes zwaarder, dan de eere Gods; liever treedt hij de laatste met voeten, dan dat hij de eerste zou moeten verliezen.
Daarom geeft God hem ook over aan het goeddunken zijns harten, en de eene zonde volgt ras de andere De wachters worden weggeleid, waarschijnlijk om den dood te ondergaan in de plaats van den ontvluchte; zoo wordt ook nu des Heeren woord vervuld: „De rechtvaardige wordt uit de benauwdheid bevrijd, en de goddelooze komt in zijne plaats." Maar hoe kon de Heere dit dan toelaten, de wachters waren toch onschuldig? Ja, wel onschuldig voor Herodes in deze zaak, maar niet in de oogen Gods. De eenig Rechtvaardige kan geen onrechtvaardig vonnis vellen, dit is eene onmogelijkheid; en zeker hebben de wachters om hunne zonden ruimschoots den dood verdiend. Wel hem, die geduriglijk vreest! Die bij het lezen van deze geschiedenis zich boven Herodes verheft, wachte zich voor dezelfde zonde en buige zich liever in het stof, voor den grooten God, die den nederigen genade geeft. Dien God bewaart, die is wel bewaard ; en in de kinderlijke vreeze om Zijnen heiligen Naam te onteeren, ligt alleen de zekere waarborg om tegenover menschen pal te staan, hetzij dan, dat zij gouden bergen voorspiegelen, hetzij hun haat den tegenstander dreigt te verpletteren. De Koning der koningen en de Heere der heeren is toch mede in den strijd, al houdt Hij Zich verborgen, en zelfs geen haar valt ter aarde zonder Zijnen wil.
Lang kon Herodes het in Jerusalem niet meer uithouden; drijft de ontevredenheid hem weg naar Cesarea, het Heidensche hof, om daar verstrooiing te zoeken — of is het zijn aanklagend geweten, dat hem geene rust gunt? Immers, de goddeloozen hebben geenen vrede, zegt mijn God! Hoe het zij, Herodes verlaat Jerusalem en trekt naar Cesarea. Zijne ziel heeft in dubbelen zin eene walging gekregen aan Zion, de schoone stad Gods. Met gevleugelde schreden snelt hij als het ware zijn verderf te gemoet, verhardt zich tegen de stemme Gods, die ook nu nog in hem vermaant en terechtwijst, en tracht die stem te smoren, door het geven van schitterende feesten ter eere van keizer Claudius (aldus vermeldt de geschiedschrijver Josephus). De rust, die hjj langs dezen weg zoekt, vindt hij echter niet; elk gesmaakt genot heeft eene nieuwe ontgoocheling tengevolge , en andere middelen worden weer aangewend om toch maar niet aan zichzelven te zijn overgelaten.
(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Handelingen der Apostelen, hoofdstuk 12. (Vervolg.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 februari 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's