Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van Coloss. 3 : 1—4. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van Coloss. 3 : 1—4. (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ B e d e n k t de d i n g e n , d i e b o v e n zijn, n i e t d i e op de a a r d e zijn." De Apostel staaft deze vermaning, door te zeggen: „want gij zijt gestorven, en uw leven is verborgen met Christus in God." G e s t o r v e n ? Ja der zonde en al wat tot het gebied der zonde behoort. De wortel van alle zonde is de afval van God om den duivel ten dienste te staan.
Op dezen bodem groeien al die met Gods Geest strijdende vruchten: het zoeken der dingen, die op aarde zijn, het zich verlaten op zich zeiven, op eigene wijsheid en heiligheid, het zich handhaven tegen de waarheid Gods, de aanmatiging iets te zijn en te gelden voor God, waarmede men God in het aangezicht slaat en zichzelven zegent en eere brengt, waarin men waant te leven en ziet! men is dood, dood in zonde en misdaden voor God. Aan dezen toestand nu zijt gij ontnomen, uit dezen staat der zonde en des doods — des afzijns van God, der vervreemding van Zijn leven, zijt gij uitgerukt—en gij zijt geplaatst in den toestand, die overeenkomstig God en naar Zijnen Geest is, w a a r i n C h r i s t u s is a l l e s in a l l e n.
„Gij zijt gestorven" wil dus hier zeggen: gij behoort niet meer aan het gebied der zonde en des doods, gij zijt daaruit genomen, en mitsdien uit alle dingen, welke tot dien toestand behooren. Zonde en dood is uw element niet — maar gij beweegt u thans op een ander, tegenovergesteld gebied, n.1. des levens, des eeuwigen levens, waarin gij met God vereenigd, in Zijne gemeenschap zijt, — niet in u zeiven, maar gij zijt g e s t o r v e n , en uw leven is met Christus verborgen in God.
Toen Christus stierf, zijt gij met Hem gestorven, toen is uw gewaand leven te schande gemaakt, maar zóó juist is uw dood, uw eeuwige dood verslonden door Zijnen dood. Zoo zijt gij dus aan het element des doods ontrukt, en is uw leven teweeggebracht, uw leven in God — het yereenigdzijn met Hem in Christus Jesus. Uwe gemeenschap met God berust alzoo op Christus, is gegrond in Zijn leven. Hij is de bewerker en drager uws levens, — door en in Hem zijt gij liet deelachtig. Hij is het begin, midden en einde van uw leven — Hij Zelf is uw leven. En dit leven van het geestelijk vereend-zijn met God is verborgen in Hem met Christus, d. w. z. het is niet zichtbaar, zooals de dingen, die op aarde zijn, zichtbaar zijn; het is bijgevolg niet maar aan te grijpen en te overzien gelijk datgene, wat wij in onze hand hebben; maar het is Gods, "wordt door Hem gezien — Hij kent het en heeft het in Zijne hand. In dezelve is het rein, onbevlekt, en blijft daarin ongeschonden bewaard. Is het nu verborgen voor het oog dergenen, die op het zichtbare uit zijn, die zoeken en bedenken de dingen, die op de aarde zijn, die het geestelijke, eeuwige leven meenen te kunnen bepalen en bezien als ware het vleeschelijk en eindig — och, dat zij afstonden dit leven des doods! — het is ook verborgen, d. i. veilig geborgen in de eeuwige handen Gods, zoodat geene vijandige macht het dooden kan, gelijk de Heere Christus in zoo liefelijk beeld gezegd heeft: Ik geve Mijnen schapen het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit Mijne hand rukken. Mijn Yader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. Ik en Vader zijn één. Joh. 10.
De woorden, waarmede de Apostel zijne vermaning staaft, zijn dus vol vertroosting. Zij zeggen ons toch — terwijl al wat des vleesches is als geestelijk en levend schittert, en wij, die God onzen dood hebben te klagen, daardoor aangevochten en bestreden woorden, — zij zeggen dit: gij hebt u niet te storen aan de dingen, die op de aarde zijn, noch te laten verontrusten over hetgeen voor oogen is, maar gij moogt u houden aan de weldaad der genade, en alzoo uw leven verborgen weten met Christus in God.
Neen, zoeken behoeft gij niet in u zeiven; te bedenken behoeft gij niet met den blik op u zeiven, waarbij gij slechts zonde en dood in u vindt: het is met mij bij God gedaan, ik toch heb niets Hem te toonen, wat waarlijk geestelijk is en levend. Ophouden moogt gij met daar te zoeken, waar de zonde, de dood woont; bedenken behoeft gij niet, of er toch nog niet wat Godewaardigs en Zijns Geestes in u mocht zijn — dat behoort alles tot de dingen, die op de aarde zijn, wraarover gij vermaand wordt: zoekt ze niet, bedenkt ze n i e t ;— maar richten moogt gij uw oog, uitstrekken uw hart naar boven, tot den rechterstoel Gods. Daar is uw leven, daarin hebt gij den grond en den waarborg van uw eeuwig vereend-zijn met God. Overwegen moogt gij, o met blijdschap er aan denken, onder allen tegenstand, alle betwisting en bestrijding blijven vasthouden, dat gij in Christus alles hebt, wat noodig is tot uwe eeuwige zaligheid, en tot eenen wandel in godzaligheid hier op aarde. Maar waar blijft de zonde? waar de Wet Gods, tegenover welke ik belijde: ik ben vleeschelijk, verkocht onder de zonde ?
Gij z i j t g e s t o r v e n , g e s t o r v e n der z o n d e , antwoordt u de gezant des Heeren; in dit gestorven-zijn hebt gij te berusten , want zóó alleen zult gij gedood hebben uwe leden, die op de aarde zijn; laat het daarbij blijven, dat gij gestorven zijt en daarin de belofte hebt: „de zonde zal over u niet heerschen."
Al wat gij van uwe macht of met uwe kracht verwacht, is zoeken en bedenken der dingen, die op aarde zijn. Waar gij alléén u verlaat op Christus, uw leven, daar zult gij door geene zonde, dood noch hel overwonnen zijn, want uw leven is met Christus verborgen in God.
En de wet? Ook haar zijt gij gestorven, d. i. niet de Wet, zooals zij van God u is toegekomen, in welke Hij u gezegend heeft in Christus door hare vervulling in Hem, zoodat gij in eene vervulde Wet wandelt in Christus Jesus; maar gestorven zijt gij haar, voor z o o v e r gij dezelve meent ter hand te moeten nemen; daarin zijt gij te schande geworden aan het kruis Christi. (Col. 2 : 14.) Vrijelijk moogt gij het dan opgeven met alle eigene wijsheid en vermogen — alleenlijk u verlaten op het woord, dat de Heilige Geest u door den Apostel toeroept: „Gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.'7 Neen, gij zult niet beschaamd worden, uw leven zal openbaar worden.
„ W a n n e e r nu C h r i s t u s zal g e o p e n b a a r d zijn, d i e ons l e v e n is, dan z u l t ook gij met Hem geo p e n b a a r d w o r d e n in h e e r l i j k h e i d . " Met deze woorden, door welke wij, die zoeken wat boven is, gewezen worden op eene heerlijke toekomst, dringt de Apostel zijne vermaning aan. Blijde verwachting, heerlijk vooruitzicht mogen zij allen hebben, die bedenken de dingen die boven zijn. Het luidt tot de Gemeente: uw leven is nu v e r b o r - g e n met Christus in God, en waar degenen, die zoeken en bedenken de dingen, die op de aarde zijn, u bestormen en van uit hunne hoogte, waarop zij zoo zeker en gerust staan, u aanvallen, zeggende: waar is uw leven en vrucht des levens, toon het ons, en wij zullen u gelooven, en gij tegenover al hun geestelijk heil en hunnen rijkdom des zichtbaren levens e e n a r m en e l l e n d i g v o l k z i j t , wier hope alléén is op den Naam des Heeren; — waar de duivel met zijne dienaars u onophoudelijk kwelt en drijft tot het zoeken van de dingen, die op de aarde zijn; — waar gij zelf door uwe inwendige verdorvenheid geplaagd, door uwe vreesachtigheid en wankelmoedigheid her- en derwaarts geslingerd wordt, waar gij door al wat voor oogen is bekommerd en verlegen vraagt: ben ik wel op den rechten weg ? daar hebt gij nochtans den moed niet op te geven, want Hij, Dien gij zoekt, naar Wien gij u uitstrekt, Christus, Hij leeft, ons leven, en zal geopenbaard zijn voor de oogen der wereld, als Hij komt in Zijne heerlijkheid, en alsdan zult ook gij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
Christus zal geopenbaard worden! Gij gelooft, gij weet het: Hij zit ter Rechterhand Gods, maar gij ziet Hem niet.
Hij is ons leven; gelooft het, gij moogt het, maar gij ziet niet. En omdat zij , die zoeken de dingen die op de aarde zijn, zien willen en niet gelooven, zoo gelooven zij niet in den Christus, gezeten ter Rechterhand Gods, maar hun Christus is een zichtbare, tastbare Jesus. Welnu, het zichtbare zal ophouden, en al wie zich op hetzelve verlaten hebben zullen mede vergaan. Zij worden beschaamd, zij misleiden zich, die bedenken de dingen, die op aarde zijn, hoe hun gewaand zichtbaar leven ook schitteren mocht en de eenvoudigen verblinden; want als Christus in den dag Zijner toekomst wederkomt om te oordeelen de dooden en de levenden, zal Hij openbaar worden als het leven, als ons leven, en gij zult met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid; het zal aan den dag komen, dat uwe hope niet te vergeefs, uw geloof niet ïjdel is, dat het zoeken van wat boven is, niet beschaamd is geworden. Gij, hier verdrukt, vervolgd, gekweld door hen, die zeggen, dat zij de rechte hemelschgezinde lieden zijn, — gij aangevochten en bestreden door al wat op de aarde en van de aarde is, — gij, die om Christus wil, uw leven, hier smaadheid en oneere, hoon en schimp verduurdet, gij zult tot eere gebracht zijn, geopenbaard zijn als de kinderen des lichts en des levens, als hebbende gewandeld in het licht en op den grond des levens, w a n t C h r i s t u s is ons l e v e n . Dan zal het aan den dag komen, dat gij deelgenooten zijt des levens en zegens en aller heerlijkheid Gods in Christus, ons leven. Dan zal het onderscheid duidelijk blijken tusschen al wie hier gezocht en bedacht hebben de dingen, die op de aarde zijn, en tusschen hen, die hier gezocht en bedacht hebben de dingen, die boven zijn. Ontzaglijke dag! wanneer de eeuwige scheiding voltooid wordt tusschen het licht en de duisternis, tusschen jhet leven en den dood.
Christus zal geopenbaard worden — Hij zal komen op de wolken des hemels — en alle oog zal Hem zien. Hij zal gericht houden over de levenden en de dooden: „Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus 7 opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad." Gelooft de mensch dit ? Maar of hij het gelooft of niet, het staat vast, het zal geschieden; het is des Heeren woord, en zal ons of een blijde dag, óf een dag van verschrikking zijn? Verwachten wij Hem met vreugd, ofmetvreeze? De gedachte aan Christus' wederkomst, aan Zijne openbaring in heerlijkheid moet met vreeze vervullen, als wij zoeken en bedenken de dingen, die op de aarde zijn; want dan zal niet ons leven geopenbaard worden, niet onze heerlijkheid met Christus — maar wrel onze eeuwige dood, onze eeuwige ellende.
Wie zich in ernst bekommert over deze vermaning, omdat zij de vermaning is des Heiligen Geestes, hij behoeft niet te vreezen. Ga het met hem ook door veelvuldige vreeze, door aanvechting en bestrijding heen van wege zonde, wereld, dood en hel, — nochtans geen nood! want Christus ons leven zit ter Rechterhand Gods. Hij heeft overwonnen, en zal Zijne zwakke Gemeente in Zijne overwinning eeuwiglijk handhaven.
Hij komt weder, Hij k o m t . . . en brengt de kroon mede, de kroon der rechtvaardigheid, die weggelegd is voor allen, die Zijne verschijning hebben liefgehad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Verklaring van Coloss. 3 : 1—4. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 mei 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's