Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter verklaring van Ezechiël 9.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter verklaring van Ezechiël 9.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vs. 1. Daarna riep Bijvoor mijne oor en mei luider stem, zeggende'. Doet de opzieners der stad naderen, en elk een met zijn verdervend wapen in zijne hand. Wij hebben in dit Hoofdstuk de openbaring van de gerichten Gods, welke op de afgoderij volgen. Deze openbaring wordt Ezechiël gegeven, gelijk later Johannes dezelve ontving op Patmos. Zij wordt Ezechiël gegeven, opdat hij, wat hij zag en hoorde, zou spreken tot de gevankelijk weggevoerden, tot behoud dergenen, die ten leven opgeschreven zijn, en tot wegneming van alle verontschuldiging dergenen, die verloren gaan. — Eerst zijn hem getoond al de booze gruwelen, welke onder Israël plaats vonden. Voornamelijk zijn het de overtredingen van het eerste en tweede gebod, welke des Heeren toorn over het volk zullen doen ontbranden. Hoe deze toorn zich zal openbaren, wordt aan Ezechiël nu nader aangetoond.
Met l u i d e r stem, of groote stem, want de toorn is groot, welke Jerusalem zich als een schat vergaderd heeft.
D o e t de o p z i e n e r s der s t a d n a d e r e n , zooveel als: dat de opzieners der stad naderen ! Onder opzieners hebben wij niet te denken aan Babyloniërs, onder wier macht toen ter tijde Jerusalem stond , maar aan engelen, — op andere plaatsen in de Heilige Schrift worden zij overheden en vorsten genoemd. Zij worden opzieners genoemd, omdat zij het opzicht, dat de Heere over Zijne stad heeft, hebben uit te voeren, hetzij tot dienst dergenen, die de zaligheid beërven, hetzij tot straf dergenen, die het Woord Gods verachten; vandaar dat het woord, hier door „opzieners'1 vertaald, ook voorkomt in den zin van bezoeking.
E l k een met zijn v e r d e r v e n d wapen in zijne hand, d. i. gereed om het bepaalde, hem gegeven oordeel uit te voeren.
Deze oordeelen zijn onderscheiden; bij de Profeten lezen wij dikwijls van het zwaard, den honger, de pestilentie en het boos gedierte. In de Openbaring van Johannes komen nog andere voor. — De Heere weet wel te treffen, wanneer Hij wil slaan, en wie zal dan Zijne hand afwenden?
Vs. 2. En ziet, zes mannen kwamen van den weg der Jlooge poort, die gekeerd is naar het noorden, en elk een met zijn verpletterend wapen in zijne hand; en een man in het midden van hen was met linnen bekleed, en een schrijvers inktkoker was aan zijne lenden : en zij kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. — Zes mannen: zes is het getal der schepping, der volvoering van het werk Gods. Hier wordt de volkomenheid van het gericht aangeduid. Niets zal gespaard blijven, dan wat uitdrukkelijk eerst is afgezonderd door het teeken der redding. Kwamen van den w e g . . . g e k e e r d na aihet n o o r d e n . Van het noorden komen de oordeelen. Onder deze engelen ziet Ezechiël een zevende; deze wasbekleed met een priesterlijk kleed, want de priesters waren met linnen bekleed, teeken van afzondering van alles wrat voor God onrein is, en van overwinning. Het fijne lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen, Openb. 19. En: die overwint zal bekleed worden met witte kleederen, Openb. 3. Deze, ook een opziener der stad, had aan den gordel, waarmede de kleeding was opgeschort, een inktkoker hangen. Schrijvers van beroep droegen aan den gordel eenen langwerpigen inktkoker; in de vorige eeuw althans nog in zwang bij Grieken en Turken.
ij s t o n d e n b ij het k o p e r e n a l t a a r . Het brandofferaltaar is^een beeld van de overgave Christi in den dood, prediking hoe Christus den Vader verheerlijkt. Dat altaar was met het allersterkste metaal, het koper, overtrokken, dit ziet op de vastheid van hetgeen door het altaar is afgebeeld, ondanks allen tegenstand, welke zich daartegen verheft. Op bevel des Heeren staan de engelen gereed de eere van Gods genade te handhaven, zoowel in het behoud dergenen, die op Hem hopen, als in het verderven dergenen, die het bloed van den Zoon van God onrein achten. „Maar Ik zal Zijne wederpartijders verpletteren voor Zijn aangezicht, en die Hem haten, zal Ik plagen. En Mijne getrouwheid en Mijne goedertierenheid zullen met Hem zijn; en Zijn hoorn zal in Mijnen Naam verhoogd worden", Ps. 89. De Heere is aan uwe rechterhand; Hij zal koningen verslaan ten dage Zijns toorns. Ps. 110.
Vs. 3. En de heerlijkheid des Gods van Israël hief zich op van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het huis; en Hij riep tot den man, die met linnen bekleed was, die den schrijvers inktkoker aan zijne lenden had. Welke deze heerlijkheid was, weten wij uit Hoofdstuk 1 vs. 4, eene wolk, en een vuur daarin vervangen, een glans was rondom die wolk; en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal, uit het midden des vuurs. (Zie de verklaring hiervan l e Jaarg. van dit Blad, bladz. 8.) Deze heerlijkheid des Heeren stelt zich aan den dorpel van het huis, want het is Zijn Huis, ook al hebben de priesters hetzelve den rug toegekeerd. Deze heerlijkheid hief zich op van den cherub, om aan te toonen, dat Hij als de Heer des huizes Zijne oordeelen gaat uitspreken over Zijne dienstknechten. En wie zal dit huis kunnen binnendringen, wanneer deze heerlijkheid zich op den dorpel bevindt? Welgelukzalig is hij, dien Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone in Uwe voorhoven; wij zullen verzadigd worden met het goed van Uw huis, met het heilige van Uw paleis, Ps. 65; en: Ik ben de deur: indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden — maar die van elders inklimt is een dief en moordenaar. Wie Zijne offerande veracht, zal den toegang gesloten vinden, want bij den ingang zal men Hem vinden, die zegt: Ik heb u nooit gekend.
Hier aan den ingang geeft Hij Zijne bevelen. De God der goden, de Heere, spreekt, en roept de aarde, van den opgang der zon tot aan haren ondergang. Uit Zion, de volkomenheid der schoonheid, verschijnt God blinkende. Onze God zal komen, en zal niet zwijgen; een vuur voor Zijn aangezicht zal verteren, en rondom Hem zal het zeer stormen. Hij zal roepen tot den hemel van boven en tot de aarde, om Zijn volk te richten.
Verzamelt Mij Mijne gunstgenooten, die Mijn verbond maken met offerande! En de hemelen verkondigen Zijne gerechtigheid: want God Zelf is Rechter, Sela! Ps. 50.
( Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Ter verklaring van Ezechiël 9.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juni 1889

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's