Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijbelsche theologie van het Nieuwe Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijbelsche theologie van het Nieuwe Testament.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met den naam „Nieuwe Testament" wordt veel kwaad gesticht. De naam wordt gebruikt op den kansel en in de Gemeente op eene wijs, die verwarring moet aanbrengen. De naam reeds is menigmaal een hinderpaal, om in de Christelijke leer vordering te maken. Voornamelijk gebeurt dit daar, waar men dezen naam „Nieuwe Testament'' met den naam „Oude Testament" in tegenstelling brengt, en men zich beroemt, dat wij Christenen het Nieuwe Testament hebben en het Oude Testament den Joden toebehoort; of wanneer men spreekt van oud-testamentischen godsdienst en in tegenstelling daarvan van den Christelijken godsdienst. Zulks is volstrekt niet protestantsch in den zin onzer Hervormers, maar is eene erfenis van dien tijd , toen men begonnen is, het Christendom als een nieuw leerstelsel te beschouwen; het is een roomsch-katholieke en nationalistische zuurdeesem.
Wij wenschen vast te stellen, dat de Bijbelsche Theologie van het Nieuwe Testament in de nauwste betrekking tot het Oude Testament te behandelen is.


INLEIDING.
De Bijbelsche Theologie van het Nieuwe Testament is in het nauwste verband met de oud-testamentische te behandelen. Zelfstandige behandeling komt haar niet toe, daar men toch de ontplooide bloem niet begrijpen kan, als men haar scheiden wil van haren knop en wortel, of als zij losgerukt wordt van den grond, waaruit zij ontsproot.
Er ligt derhalve eene verzameling van geschriften voor ons, die met Mattheüs begint en met de Openbaring sluit, welke men gewoonlijk samenvat onder den naam „Nieuwe Testament." Vragen wij echter naar het kenmerk, dat dit Nieuwe Testament van het Oude Testament onderscheidt, zoo is er niet een, dat aan hetzelve bijzonder eigen zou zijn.
De naam Heilige Schrift of Woord Gods komt allereerst het Oude Testament toe. De Heilige Schrift, welke Paulus aan Timotheüs aanbeveelt (II Tim. 3 vs. 15.), is geene andere dan het zoogenaamde Oude Testament, dan Mozes en de Profeten. Wij zeggen de Heilige Schrift, waarop Paulus heenwijst, was het Oude Testament, en daaraan ontleent het Nieuwe Testament dezen naam, door zijne nauwe aansluiting aan de oude Heilige Schrift, of wel, waar in het Evangelie en in de Brieven de Schrift wordt aangehaald, daar zijn wederom Mozes en de Profeten bedoeld en het Nieuwe Testament slechts in zooverre het zich als bestanddeel aan het Oude Testament aansluit. Het is volstrekt onmogelijk, voor het Nieuwe Testament eene afzonderlijke plaats aan te wijzen of bijzondere waardij toe te kennen of kenmerken te vinden, welke aan hetzelve boven andere Boeken zouden eigen zijn. De Heilige Geest, die de Profeten dreef, was de Geest van Christus, en dreef ook de Apostelen. Juist de overeenstemming van het Nieuwe Testament met het Oude Testament bevestigt de hooge waardij en de uitsluitende gelding van deze Nieuw-testamentische Boeken. Wij hebben geen' anderen band voor alle Nieuw- Testamentische Boeken dan juist deze overeenstemming. Dat dus deze Boeken de Evangeliën en Brieven op Oudtestamentische vooronderstellingen en grondslagen rusten, dit stelt zijne verhevenheid boven andere boeken vast. Wij mogen zeggen, alle waarheden, uitgesproken door Christus en door de Apostelen, worden ons eerst door de rechte kennis van de Oud-testamentische Boeken aangegeven. Juist de Apokryfen hebben het kenmerk, dat zij geene zuivere, volkomene kennis van het Oude Testament hebben; eveneens heeft de Joodsche literatuur der Farizeën en Esseën het groot gebrek, dat zij geene rechte kennis van het Oude Testament bezitten, maar zich vergenoegen metr de geestelooze onsamenhangende kennis van Mozes en de Profeten. In het Nieuwe Testament alleen is de rechte tact en consequentie in de verklaring en opvatting van de vroegere Heilige Schriften (voor Christus), en juist deze eenheid des Geestes en der kennis stelt ook de verhevenheid van het Nieuwe Testament vast. De Bijbel is geen samenvoegsel van onderscheidene soorten van boeken, maar hij gelijkt een' geweldigen boomT, wiens wortelen verborgen zijn in den voortijd, reeds in Genesis; wiens Stam de Wet van Mozes is, Wiens takken de Profeten zijn, en wiens kroon eindelijk het Nieuwe Testement is. De Christelijke uitlegger erkent in het Oude Testament hetzelfdeheil, hetwelk hem door den dienst der Evangeliën en Brievenwordt meegedeeld. Hij leest het Oude Testament als getuigenis van hetzelfde heil, waarvan de Evangeliën en Brieven melden. De Christen leest en legt al het Oud-testamentische uit met de geestelijke kennis, welke hij uit het Evangelie door Christus'' Woord heeft geput, maar hij geeft daarmede aan het Oude Testament slechts weder, wat de Apostelen weleer vóór hem ontvingen.
Hij leest het Oude Testament met den bril van het Nieuwer Testament, maar wederom leest hij het Nieuwe Testament met den; bril van het Oude Testament, want het Nieuwe Testament werd geschreven door zulken, wier oog verlicht was door de onderzoeking van het Oude Testament. De beste uitleggers erkennen, dat beide Testamenten elkander steunen, elkander d ehand reiken en zonder elkander in geen enkel stuk te verstaan zijn.
De oppervlakkige kennis van het Nieuwe Testament toont ons reeds, dat Jesus en de Apostelen steeds op de heilige geschriften van hun volk hebben heengewezen, waar zij ingang wenschten te verkrijgen. Elke leeraar sluit zich aan het gegevene aan, hij maakt vooronderstellingen. Zoo is het ook op den bodem van het Nieuwe Testament. Niet als een meteoor viel de waarheid van den hemel neer; zulks had de menschenverschrikt; maar langs den geregelden gang der dingen, als eenevervulling van groote beloften, kwam eindelijk na langen tijd van wachten de Verlosser op de aarde. Dat Hij schijnbaar nog te vroeg kwam, en de menschen Hem niet begeerden, dat lag niet aan gemis van beloften, maar dit lag aan do zonde en onverschilligheid der menschen. Nog heden ligt het brood des levens, de Heilige Schrift, voor elks aangezicht, heden nog is de Bijbel in de volkstaal overgezet, ook heden nog wordt Christus verkondigd: Hij komt van den hemel neder in Zijn Woord. Er is geen gebrek aan voorbereidingen, dat wij aan te wijzen hebben, maar dat Christus verworpen wordt ook onder onsr ligt aan den ondank en de hardheid des harten. Eveneens was het ten tijde van Christus' geboorte te Bethlehem. Het was toen, gelijk als altijd. Allen zien op hunne wegen en hunne belangen, en Christus is goed voor het stervensuur, om kort voor den dood als verzoening te dienen en de zonde af te wasschen. Men wil niet geheel zonder Christus zijn, men wil vroom, godvruchtig zijn en heeten, maar alleen op eigene wijs en naar eigene vinding. Zoo stond het in de wereld, toen Christus geheel onverwacht te Bethlehem geboren werd. De leden van het Sanhedrin werden plechtig door Herodes ontboden, toen de wijzen uit het Oosten kwamen en overdachten hoogwijs en voorzichtig, waar •dan de Messias moest geboren worden. (Matth. 2.) Jerusalem werd wel ontroerd, maar dit duurde niet lang.
Herhaald vinden wij in de Evangeliën zulken, die aangegeven rzijn als menschen, die op de "Vertroosting Israëls wachtten, Luk. 2 vs. 25. Wij vinden menschen, die op de verlossing wachten, Luk. 2 vs. 25, 38. Met zulke uitdrukkingen geeft de Evangelist te kennen, dat deze lieden de Boeken van Mozes en de Profeten voor de bron hielden, waaruit alle wijsheid vloot.
Wij leeren, dat zij deze Boeken voor Gods Woord gehouden hebben en dezelve naarstig hebben onderzocht. Zij waren nu •wachtende, wijl zij de belofte kenden en de vervulling voor .zeer nabij achtten. Ouder hen neemt de eerste plaats Simeon in, Luk. 2 vs. 25—35. Simeon wordt hier beschreven als iemand, die zonder nalaten bidt en wacht; hij heeft beloften gehad, en moest de woorden van Mozes en de Profeten, als -vertrouwbaar Woord Gods hebben. Hij was vol des Heiligen Geestes; hij heeft den Messias begeerd te zien, en het is hem naar zijne bede ten deel gevallen.
Evenzoo was liet met Zacharias, Luk. 1 vs. 68 — 79. Zooals deze zich uit, na de spraak weder te hebben verkregen, zoo kan zich slechts diegene uiten, die Mozes en de Profeten kent en hun woord voor het zuivere, onwankelbare Woord Gods houdt.
Het loflied van Maria Luk. 1 vs. 46 bewijst ons, dat Maria in de Heilige Schrift leefde; zij kiest hare woorden uit het loflied van Hanna, uit de lofliederen van Mozes en uit de Psalmen. Ook zij heeft in het Oude Testament gevonden, waarvan zij nu lofzingt, en waarvan haar hart vervuld is.
De herders in het veld behooren hier ook bij. Ook zij waren te huis in de Heilige Schrift. Er behoefde maar een engel van den hemel te komen, en met den vinger heen te wijzen op den Geborene te Bethlehem, zoo waren zij aanstonds in staat hem te verstaan, Luk. 2 vs. 11. Op deze wijs vinden wij volkomene overeenstemming daarin, dat de Messias verwacht wordt, en dat thans slechts de vervulling uitstaande is.
Dat deze lieden vele gelijkgezinden hadden, zien wij uit Luk. 2 vs. 38. Wij kennen van de in het Evangelie voorkomende menschen niemand, die in onverstaanbare woorden spreekt, maar allen spreken in de taal der Schrift en geven aan, wat hun dierbaar is, met zulke woorden en zulke spreekwijzen . welke zij aan Mozes en de Profeten ontleend hebben. Dit geldt ook van Johannes den Dooper, den zoon van Zacharias en Elisabeth. De geheele geboorte van dezen Johannes is omgeven van herinneringen uit het verleden. — Hij is de voorlooper van eenen lang Verwachten. Dientengevolge was ook hij ingewijd in de geschrevene woorden. Hij kent Mozes en de Profeten, als hij gevraagd wordt (Joh. 1 vs. 12): Wat zegt gij van uzelven? Toen zegt hij niet: „Ik ben de voorlooper van een beginsel des nieuwen levens" maar hij getuigt van de vervulling van het profetische Woord. Jes. 40 vs 3 haalt hij aan: „Ik ben de stem eens roependen in de woestijn, bereidt den weg des Heeren." Hij steunt op het geschrevene Woord, en men verstond wel wat hij meende, men was niet zoo onervaren, 700 vervreemd van de beloften, dat men als het ware nieuwe woorden, nieuwe spreekwijzen had moeten zoeken. Men wist, dat hij sprak van den Messias; men verstond, dat hij bedoelde: de tijd is daar, de Messias is gekomen. Dat echter ook de vromen, met name do Farizeën zich bekeeren moesten, was aan allen vreemd; men trachtte de scherpte van het woord des Doopers te ontwijken ; en vroeg hem: Waarom doopt gij dan? Het wasvoor de tijdgenooten volstrekt noodlottig, dat zij zooveel wisten, naar den letter, en juist de vromen verwierpen hem, die hen in den geest der echte leer wilde inleiden.
Uit zijne prediking doen wij uitkomen de uitdrukking: „Koninkrijk Gods", Matth. 3 vs. 2. Daar leeren wij, dat hij evenals de andere Joden in de Schrift heeft gelezen van een te komen Rijk der hemelen of Rijk van God; van een Rijk heeft hij gelezen waarvan de Koning Davids Zoon, de Messias zijn zal, zooals Jesaia daarvan spreekt: „Ziet, een Koning zal regeeren.'' Wij zien tevens in het begin des Evangelies eene bereidheid bij de hoorders en ontvangenden, zooals wij die ons niet beter kunnen wenschen. Juist in het begin komt ons de ontvankelijkheid ten sterkste tegen, later wordt dit minder, en men ergerde zich veelal aan Jesus' geheele optreden.
Uit den tijd na de opstanding merken wij op de Emmaüsgangers, met wie Jesus aan den avond van den opstandingsdag sprak; zij worden door Jesus bestraft, Luk. 24 vs. 25, dat zij traag zijn en onverstandigen, en Hij begon van Mozes en de Profeten, en legde hun alle Schriften uit, die van Hem gesproken hadden. En later zeggen de jongeren: brandde niet ons hart in ons ? . . . (vs. 32). Hadden de jongeren zich op de Profeten verlaten, zoo hadden zij moeten weten, wat zij thans niet wisten, n.1. dat Jesus moest opstaan.
Filippus (Hand. 8.) wordt door eenen engel gelast den kamerling uit Ethiopië te bekeeren. Hij gaat den weg, dien dezen kamerling reist, en treft hem aan als hij voor zich Jesaia leest Op verlangen van den kamerling, dat hij hem zoude verklaren van wien de Profeet spreekt, begint Filippus van deze schriftuurplaats, en verklaart hem het Evangelie van Jesus ; na het hooren van dit Evangelie wordt de Ethiopiër tot den doop bewogen. Het Boek des Evangelies was de Profeet Jesaia, niet als het ware een nog niet geschreven Evangelie. Paulus betuigt voor den koning Agrippa Hand. 26 vs. 22, 23, dat hij niets sprak dan hetgeen zoowel de Profeten gesproken hebben, dat geschieden moest, als ook Mozes, „waaruit gij, koning, kunt weten , of de Messias moest lijden, en of Hij als de eerste moest opstaan." Hetgeen Paulus dus leert, neemt hij uit Mozes en de Profeten. Er was over het geheel geen ander middel, waardoor Jesus en Zijne Apostelen bij het volk ingang konden verkrijgen, dan juist door Mozes en de Profeten. Het richtsnoer, volgens hetwelk de persoon en de gedachten van Christus wil verstaan zijn, is hier voorhanden. Zonder het Oude Testament was geene kennis mogelijk. De ware Messias kon slechts in de sporen wandelen, Hem voorgeteekend reeds in het Oude Testament De levensomstandigheden en de handelwijs van den Messias was geenszins willekeurig, geen willekeurig voortbrengsel der tijdsomstandigheden , maar alles was te voren geschreven. Luk. 24 Y8. 26 vraagt Christus: Moest niet de Christus al deze dingen lijden?... Er was dus een moeten, vergel. Ilebr. 2 vs. 10. En zoo komt het, dat Paulus in al zijne Brieven, voornamelijk in den Brief aan de Romeinen en in den Brief aan de Hebreën alles ontleent aan het Oude Testament en deze geheel bevestigt met gezegden van Mozes en de Profeten.
Geheel gewone kennis der theologische dingen toont ons de afhankelijkheid des Nieuwen Testaments van het Oude. Wij kunnen geen' stap doen op den bodem van het Nieuwe Testament, zonder op het Oude Testament gewezen te worden. Alle uitdrukkingen rusten op het Oude Testament. Nemen wij: Christus (Gezalfde), Kvgiog (Heere), Heilige Geest, Rijk van God, volk Gods, geloof, zinsverandering (wedergeboorte), genade, gerechtigheid, heiligheid, verzoening, — al deze uitdrukkingen hangen in de lucht, zoo zij niet verklaard worden uit het Oude Testament. Het verkeerde der nieuwere theologie ligt eensdeels in de miskenning daarvan. De hedendaagsche theologen zijn genoodzaakt al dergelijke begrippen met anderen inhoud te voorzien, welken zij aan de tjjdpliilosophie moeten'ontleenen, zoodra zij het Oude Testament niet in aanmerking nemen.
Tot zoodanige wijsgeeren, die de Nieuw-testamentische begrippen met philosophischen inhoud vullen, behoort eene rij van nieuwere godgeleerden, vooraan SCHLEIKRMACHER, die het geheele gebouw der Christelijke leer op zijne wijs verklaart en daaraan een beteekenis toekent, welke aan de philosophie ontleend is, een begrip van verlossing, dat geene verlossing van zonden en dood is. Gevoel van zonde is bij hem een gevoel van zeker menschelijke onvoldaanheid of eene sentimenteele ontevredenheid met zichzelven. Alle zulke pogingen moeten schipbreuk lijden, wijl zij de geschiedenis in het aangezicht slaan, welke luide de afhankelijkheid des Nieuwen Testaments van het Oude Testament betuigt. De kracht van den bekenden Dr. RITSCHL bestaat daarin, dat hij in den trant der Orthodoxen ter verklaring van het Nieuwe Testament het Oude Testament tot zijn recht laat komen. Dit is wel een goed begin, jammer echter, dat hij zijne eigene Oud-testamentische exegese heeft; welke alle vroegeren in het aangezicht slaat. Van het Oude Testament uitgaande tracht hij tot het recht verstand van het Nieuwe te komen, maar hij wijzigt de Oud-testamentische voorstellingen derwijze, dat volkomene verandering ook op den bodem van het Nieuwe Testament ontstaat. Nochtans wijst ook zulk een man daarop, dat men het Nieuwe Testament zonder het Oude niet kan verstaan.
Aan de eene zijde hebben wij de school van Schleiermacher, welke levenwekkende proeven doet op het doode lichaam van het Nieuwe Testament. Deze proeven moeten falen , wijl zij geheel individueel zijn en de geschiedenis in het aangezicht slaan, welke luide het nauwste verband tusschen het Nieuwe Testament en het Oude Testament betuigt. De meeste nieuwere voorstellingen staan onder den invloed van deze school, ook de meer positieve voorstellingen. Zij gaan uit van het nieuw bewustzijn, hetwelk door Jesus Christus is opgewekt, en van dit bewustzijn uitgaande zoeken zij het Nieuwe Testament te verstaan. — „In het Nieuwe Testament is eene werkelijk andere beschouwing, zijn nieuwe ideën " Onder den invloed van deze beschouwing staan ook de voorstellingen van den theoloog HOFMANN in Erlangen.
Naast Schleiermachers subjectieve school staat de pseudoobjectieve school van Ritschl, welke tegenwoordig zeer veel invloed heeft in Duitschland, en voornamelijk de jongere theologen aan zich verbindt, wijl zij hun eene objectiviteit belooft, welke velen welkom is na het slingersysteem en het subjectieve drijven van Schleiermachers school.
Ritschl heeft een werk van drie deelen geschreven: „Die christliche Lehre von der Rechtfertigung und Versöhnung." Deze man kritiseert op zijne manier de Heilige Schrift. Hij heeft het groot geluk, vooraf alles beter te weten dan Petrus, Paulus, Lukas, Johannes, enz. Vanwaar hij dit heeft, weet men niet; dat doet echter ook niets ter zake, zoo men hem maar gelooft. Zijne kracht bestaat, gelijk wij reeds zeiden, daarin, dat hij het den Orthodoxen heeft afgezien, om tot verklaring van het Nieuwe Testament het Oude Testament aan te halen. Hij heeft echter zijne eigene Oud-testamentische exegese, en daar de meeste tijdgenooten in het Oude Testament zwak zijn, zoo moeten zij hem op zijn woord gelooven, temeer daar hij zoo onbeschaamd is, alle hoofdgedachten van het Nieuwe Testament eene beteekenis toe te dichten, welke h i j in het Oude Testament gevonden heeft, of wel hij controleert nauwkeurig, wat de Nieuw-testamentische schrijvers aan hot Oude Testament hebben kunnen ontleenen, en wat niet. En zoo hooren wij, dat Jesaia 53 geen invloed had op het Nieuwe Testament, evenmin de lijdenspsalmen. Het is een pseudoobjectief te werk gaan en critiek der Heilige Schrift, dat tot nog toe zijns gelijken niet heeft gehad. Hij herhaalt het meesteren der Socinianen, die ook alles beter wilden weten. Van het Oude Testament uitgaande gelukt het hem de begrippen van toorn Gods, van gerechtigheid Gods te veranderen. Eigenlijk is er geen toorn Gods. Gerechtigheid is liefde, en alzoo bewerkt hij eene absolute verandering in de leer van de zonde en van de verzoening. Zoo er geen toorn Gods meer is, op de wijze als de Heilige Geschiedenis zegt, bijv. dat allen kinderen des toorns zijn, Ef 2 vs. 2, zoo is er ook geen Lam Gods meer, dat dezen toorn draagt en stilt. Deze geleerde wil zich aan het Oude Testament houden, maar bij hem begint de willekeur, die wij bij Schleiermacher wraakten, slechts nog wat vroeger dan bij Schleiermacher. Waar de laatste geen nauw verband tusschen het Oude Testament en het Nieuwe Testament toegeeft, geeft de eerste dit wel toe, maar tot schade voor de goede zaak. Het gelukt hem door halsbrekende willekeur de grootste ketterijen op oogenschijnlijk nauwkeurig uitgelegde schriftuurplaatsen te gronden, en zoo hoopt hij de rechte kennis te verkrijgen en ook met de Reformatoren nog in vrede te leven. Deze twee richtingen heerschen in Duitschland. De luehtlcasteelen van zulke theologen gade te slaan kan ons geen belang inboezemen. Ontsteld verlaten wij de plaatsen waar deze ten onrechte beroemde kunst beoefend wordt. Wij gaan liever aanstonds tot de zaak over. Wij zijn echter helaas niet in staat een enkel boek te kunnen aanbevelen, tenzij de ouden , en onder deze alleen ook slechts exegetische boeken, zooals Lutherover den Brief aan de Galaten; Melanehthon over den Brief aan de Romeinen en Calvijns uitleggingen. Overigens zijn echter de reformatorische werken allen bijbelsch theologisch van inhoud. Derhalve is boven allen do Institutie van Calvijn hier aan te bevelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Bijbelsche theologie van het Nieuwe Testament.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's