Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking over Jesaia 12 : 4—6.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking over Jesaia 12 : 4—6.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

,,En zult te dienselven dage zeggen: Dankt den Heere, roept Zijnen Naam aan, maakt Zijne daden bekend onder de volken; vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is. Psalmzingt den Heere, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den ganschen aardbodem. Juich en zing vroolijk , gij inwoneres van Sion! want de Heilige Israëls is groot in het midden van u."

Sedert God de Heere Zijn heil in Christus Jesus den menschen heeft geopenbaard, — sedert Hij door de belofte van Zijnen Christus in het paradijs onze eerste ouders uit zonde en dood heeft opgericht, — heeft Zijn Evangelie door alle eeuwen heen, uit alle geslachten, talen, natiën en volken de harten veroverd van allen, die God uit vrije goedheid tot Zijne heerlijkheid heeft uitverkoren; — het heeft zalig gemaakt arme, doodschuldige zondaren en zondaressen, zoodat zij God loofden, zongen van Zijne vrije gunst, Zijn eeuwig welbehagen, van Zijne onuitsprekelijke liefde en barmhartigheid. En nog heden ten dage baant dat Evangelie des heils in Christus Jesus zich den weg tot de harten van mensehen, die in zonde en schande terneerliggen, opdat Gods genade aan hen verheerlijkt zij in de vergiffenis en de verlossing van hunne zonden. En zoolang de wereld staat, zal er eene Kerk hier op aarde zijn, al bestaat zij ook uit twee of drie vergaderden in den Naam des Heeren Jesus, die God, Vader, Zoon en Heiligen Geest looft, looft voor de wonderen Zijner genade, macht, trouw en waarheid. Dat Evangelie zal ondanks den haat, spot en smaad der wereld, trots alle list en geweld des duivels, zich handhaven en voortgaan vroolijk te maken in den Heere, te troosten allen, die bedroefd zijn naar God, — om dezen treurigen Sions te beschikken , dat hun gegeven worde sieraad voor asch, vreugdeolie voor treurigheid , het gewaad des lofs voor eenen benauwden geest. Want of ook al de machten der duisternis den door God getroosten het zwijgen opleggen, — de Heilige Geest dringt tot spreken, om te getuigen, dat er alléén heil is in den Naam des Heeren Jesus Christus, — en zoo wordt Zijn Naam voortgeplant van geslachte tot geslachte, en bewijst zich de h e e r 1 |j kh eid en m a c h t van het Evangelie des Heeren Jesus Christus in de G e m e e n t e , o n d e r de v o l k e n , t e g e n o ver de vijanden.
Waar het Evangelie van Jesus Christus zich den weg heeft gebaand, — waar de stem des Heilands in de ziel geklonken heeft: „Zoo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke", — daar is het woord vervuld: „Gijlieden zult water scheppen met vreugde uit de fonteinen des heils;" maar daar komt ook tot vervulling wat de Heere Jesus er op laat volgen: „Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stroomen des levenden waters zullen uit zijnen buik vloeien." (Joh. 7 : 38.) Het eene is met het andere ten nauwste verbonden. Het wil zeggen: Hij, die in den Heere Jesus Christus oprechtelijk gelooft, — hij zal van het heil in Hem, den éénigen en volkomenen Zaligmaker getuigen aan den broeder, den naaste, opdat ook deze met hem geloove en zich verblijde in den Heere, zijne gerechtigheid en sterkte. In dien zin luidt het hier: „En te dienzelven dage zult g[j zeggen : Dankt den Heere, roept Zijnen Naam aan, maakt Zijne daden bekend onder de volken, vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is. Psalmzingt den Heere, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan; zulks zij bekend op den ganschen aardbodem."
Als wij gedronken hebben uit de fontein des heils, als onze ziel gelaafd is aan de bron der genade Christi; m. a. w. als wij door het Evangelie gelooven in Jesus Christus, den Eeniggeboren Zoon Gods, zóó in Hem gelooven, dat wij Hem noemen mogen den God, die ons h e i l is, dan dringt de Heilige GeeBt, die dat geloove in ons hart werkt, ons zoo, dat wij niet anders kunnen dan ook den broeder en onzen naaste toeroepen: „Dankt den Heere", d. i. zeg tot de zonde en den dood , belijd het tegenover de wereld en den duivel, dat de Heere ons tot lieil is geworden, de Ileere, Hij die is, die was en die komen zal, die zonde, dood, wereld en hel overwonnen heeft, die eene eeuwige verlossing heeft teweeggebracht. „Roept Zijnen Naam aan", want de Heere is God, en er is geen Heiland buiten Hem, In Zijnen Naam is alleen de zaligheid, de hulp en sterkte. Zijn Naam is een sterke toren, waarheen de reeht. vaardige vliedt, en hij zal in een hoog vertrek gesteld worden „Vermeldt Zijne daden", deze groote daden des Heeren, dat Hij is „God geopenbaard in het vleesch", die onze zonde, schuld en straf op Zich heeft genomen, die door Zijne verzoening vergeving onzer zonden , gerechtigheid en eeuwig leven ons heeft aangebracht. „Vermeldt, dat Zijn Naam verhoogd is", dat God aan Jesus Christus eenen Naam gegeven heeft, welke een Naam is boven allen naam, buiten welken geen heil noch hulp te zoekeu of te vinden is, in welken eene volheid van zaligheid, gelijk de éénige behoudenis is, zoodat een iegelijk, hij zij nog zoo ellendig, hulp- en reddeloos, die Zijnen Naam aanroept, zalig zal worden, geholpen en gered is uit allen nood en dood. „Psalmzingt den Heere", jubelt in den Heere, den getrouwen Verbonds-God, die gedacht heeft aan Zijne genade, die Zijne trouw aan Israël nooit gekrenkt heeft, „want Hij heeft heerlijke dingen gedaan." Of zijn dat niet heerlijke dingen, dat God Zijnen lieven Zoon, Z j n e n Christus, heeft geschonken tot een Heiland en Verlosser, en in Hem gezegend heeft met alle geestelijke zegeningen in den hemel in Christus Jesus, zoodat er eene volheid van genade voor genade bij en in Hem is voor alle armen en ellendigen, voor wie hongert en dorst naar de gerechtigheid! Ziet, zóó drijft de Heilige Geest met het getuigenis des Heeren Jesus, om te troosten en te sterken allen, die daar weenen, weenen niet omdat zij hunnen lust niet verkrijgen, maar omdat zij genade moeten hebben, vergeving van zonden, verlossing uit hunnen zielenood en eiken nood om der gerechtigheid wille, — omdat zij niet buiten den Heere Jesus leven kunnen. -— Zóó handhaaft zich het Evangelie Gods allereerst i n d e G e m e e n t e , nl. bij allen, die, arm en ellendig, nooddruftig en hulpeloos, het leven niet in eigene hand kunnen houden. Onder de Gemeente des Heeren toch verstaat de Heilige Schrift de geloovigen in den Heere Jesus Christus; maar dat zijn geene geloovigen, die zichzelven kunnen troosten, die het geloof in eigene macht hebben, in hunne hand dragen, maar dezulken, die bjj aanvang en voortgang door des Heeren "Woord, — door den Heiligen Geest, die met het Woord komt, — moeten getroost worden, die alzoo door den Heere Zeiven moeten gedragen worden. En waar nu één lid van die Gemeente door den Heere vertroost is, scheppende uit de fontein des heils het levende water, dat het hart gezond maakt, — daiir dringt en leidt de Heilige Geest tot de broeders; deze moeten zich mede verblijden, al de treurigen Sions moeten vertroost zijn. Luidde niet des Heeren Jesus Woord, als Hij na Zijne opstanding het eerst aan de bedroefde Maria Magdalena verscheen: „Zeg het Mijnen broeders?" Waartoe toch? Wel. oplat ook zij zich zouden verblijden in den Heere, hunnen Heiland en Verlosser, „Die dood is geweest, en die leeft in alle eeuwigheid, die heeft de sleutels der helle en des doods." Zoo brengt de Heere Zijnen troost aan Zijn volk, dat door de zo:ide en de wereld en den duivel gedurig in het nauw gebracht wordt; dat door de voortdurend«^ aanvechtingen en besfrijdingon der duisternis dikwerf beangst en verlegen i s , — en geeft hun elkander te troosten en te sterken met Zijn Woord, met een psalm, die Zijnen lof vermeldt, — een lied, dat Zijne groote daden verkondigt. Zóó geeft H j „psalmen in den nacht", in den nacht van zonde, nool ea ellende, en legt een danklied in hart en mond voor Zijne menigvuldige verlossingen.
J a , zoo gaat het in de Gemeente des Heeren, waarin de een al armer, ellendiger, zwakker en hulpeloozer is dan de ander; zij is toch als een grojt ziekenhuis, waar dojdkranken en zwaargewonden ter verpleging liggen; en er is alleen genezing en heeling, alleen medicijn en balsem in het Woord des Heeren Jesus, in Zijn Evangelie. Ea waar nu de een verkwikt en geholpen wordt, daar rnoeteu ook de anderen het zijn, opdat allen te zimea zich verblij len in dien ééuig waarachtig- goed helpenden Geneesheer, opdat zij allen Ham loven en prijzen, die hunne zielen gezjnd maakt, die hun het leven, het eeuwige leven schenkt.
In de Gemeente van Christus heerscht dan ook maar één getuigenis; daar is goen verschil hier, tegenspraak daar, maar de verscheidenheid vormt er de hoogste eenheid. De Heere geeft aan ieder der Z j n e n mar de beleeling der verscheidene gaven des Heiligen Geestea toeh ééne spraak, ééae vermelding van den Naam des Heeren Jesus, die alléïn verhoogd is, zoodat alle namen van vleesch wegvallen; ééne verkondiging van de groote daden en heerlijke dingen Godes, zjodat alle eigene werken en heerljjkheid te niet gaan, zooiat er een roemen is niet in zichzelven, maar eeniglijk in den Heere Heere. Ziet, het Evangelie van Jesus Christus handhaaft zich in zijne macht en eere, zóó dat het naar den raad des eeuwigen welbehagens een ellendig en arm volk maakt, dat met de eigene heerlijkheid en die van alle vleesch, hoe hoog en vroom ook geacht, gansch en al te schande wordt, en alléén den Naam des Heeren Heeren tot zijn betrouwen en zijne hulpe heeft. En zóó wordt er die troost gesmaakt, die waarlijk troost is, die èn in het leven en in het sterven michtig is ten leven. Ei zóó is er liefde en vrede en blijdschap in den Heiligen Geest; liefde, die den zwakken broeder draagt, vrede, die alles uit den weg ruimt wat het getuigenis van een goed geweten belet, blijdschap, die in des Heeren ontfermingen roemt.
En nu, van de Gemeente Gods uit komt dit getuigenis over don geheelen aardbodem, en handhaaft zich alzóó het Evangelie onzes Heeren Jesus Christus o n d e r d e vo 1 k e n d e r w e r e l d .
Ten zeiven dage, als de Heere Jesus Zijnen zegen op Zijne discipelen legde, daar maakte Hij hen door Zijnen Heiligen Geest bekwaam, om dezen zegen te brengen aan alle volken der aarde, overeenkomstig de belofte aan Abraham: „In uw Zaad zullen gezegend worden alle geslachten der aarde." Alzoo de verkondiging van het Evangelie der zaligheid in den Heere Jesus Christus is niet voor een bepaald volk, maar voor alle volken, al is het naar Gods eeuwigen raad gewis, dat dit Evangelie een bijzonder volk, een van anderen afgezonderd volk, geldt èn maakt, zooals God Zich Zijn volk tot Zijn bijzonder eigendom verkoren heeft. En h o e handhaaft het zich nu onder de volkeren ? Door de getuigenis der Gemeente aan allen, die daar verre zijn, zoovelen als er de Heere onze God toe roepen zal. Ziet, de Heere God brengt, — gelijk Hij het door Zijne Profeten en Apostelen gebracht heeft, — tot de menschen Zijn Woord, Zijn Evangelie, door de getuigen Zijner waarheid, Zijne boden en dienstknechten, die vrede verkondigen door het bloed des kruises, die bet goede boodschappen, de wonderen van Gods genade in Christus Jesus, die Zijn heil doen hooren. Zóó komt dan hier en elders — gelijk het geluid der woorden Gods aan de einden der aarde vernomen is, zooals de Apostel Paulus Rom. 10 schrijft, — de prediking van den Naam des Heeren Jesus, van de groote en heerlijke daden, welke God gewrocht heeft tot verlossing en zaligheid van arme verlorene zondaren. En het luidt tot allen , die het hooren, (of zjj het willen hooren of niet), tot allen, dio tot hiertoe den Heere niet kenden: „Bekeert u en gelooft het Evangelie." Alle volken moeten het weten, dat God alzóó lief de wereld gehad heeft, dat Hij Zijnen Eeniggeborenen Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; zij moeten het weten, dat de Naam Jesus verhoogd is, dat die Naam, die door de wereld veracht en verguisd is, gehaat en gevloekt,— door God geëerd is en bij Hem dierbaar is en gesteld tot den Naam, in welken alléén de zaligheid is; zij moeten het weten, dat die Naam, die door de wereld als onnut en machteloos geacht wordt, alléén behoudt, van zonde, dood en duivel verlost, alléén machtig is tot datgene wat Gode welbehagelijk is en eeuwig leven schenkt. Het moet gepredikt worden aan do volken, dat alle namen, de aanzienlijke en geëerde, de vrome en de goddelooze namen der wereld, vergaan en te schande worden; dat alle afgoden der menschenkinderen, goud en zilver, geld en goed, het verstand en de wijsheid, de kracht en de deugd en alle godsdienstigheid des vleesches ten verderve leiden en gaan, dat zij alle ij del zijn en machteloos om te helpen, maar dat de Naam Jesus, van Hem, die gisteren en beden Dezelfde is en in der eeuwigheid, de éénige Naam is van redding en behoudenis, van hulp en heil, van leven en zaligheid. Ja, OQ den ganschen aardbodem zij bekend, wat heerlijke dingen, wat groote daden God verricht heeft, dat en hoe Hij gerechtigheid en eeuwig leven beschikt en geschonken heeft in Christus Jesus voor goddeloozen, die geene gerechtigheid voor God hebben, voor dooden in zonden en misdaden, die alle heerlijkheid Gods derven, — dezulken moeten het weten, dat en hoe zij uit God in Christus gerechtvaardigd zijn uit vrije genade, — dat en hoe zij met Christus levend gemaakt zijn uit louter welbehagen Gods in menschen.
Dat Evangelie is en wordt den volkeren verkondigd, ook aan Neêrlands volk, opdat zij zich bekeeren, opdat de goddelooze en de ongereohtige man zijne gedachten en zijne boozen weg verlate, en het aangezicht keere tot dien God, die lust heeft in ontferming, bij Wien menigvuldige vergiffenis is, —• opdat een ieder het wete, waarin alléén het waarachtige heil bestaat, en hij zich niet verontschuldigen kan met de bewering: ik heb het niet geweten; — opdat ook deze en gene, die zich in de duisternis verbergt en zegt: voor mij zal het licht niet meer schijnen, de blijde boodschap verneemt, dat het licht is opgegaan voor degenen, die in duisternis zitten en in het land der schaduwen des doods.
Zoo baant God de Heere Zich nog heden den weg — gelijk Hij gedaan heeft en doen zal tot aan het einde der dagen — door de getuigenis Zijner Gemeente, van degenen, die Hem leerden kennen, die uit de fontein des heils geput liebben en putten, — tot het hart van allen, die Hjj uit alle geslacht, taal, natie en volk uitverkoren heeft in Christus Jesus Zijnen Zoon, opdat zij naar Gods raad en op Zijnen tijd verzameld worden als de schapen van ééne kudde, die éénen en denzelfden Herder hebben, nl. Jesus Christus, die Zijne schapen kent, die Hij Zijne stem, d. i. Zijn Woord, doet hooren, tot wie Hij gezegd heeft en getuigd: „Ik geef hun het eeuwige leven, en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal hen uit Mijne hand rukken. Mijn Yader, Die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen, en niemand kan hen rukken uit de hand Mijns Yaders. Ik en de Yader zijn één." (Slot volgt.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's

Overdenking over Jesaia 12 : 4—6.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 6 Pagina's