Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van het Ev. van Markus 6 : 55, 56. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van het Ev. van Markus 6 : 55, 56. (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En het geheele omliggende land doorloopende, begonnen zij op beddekens, degenen, die kwalijk gesteld waren, om te dragen, ter plaatse, waar zij hoorden, dat Hij was. En zoo waar Hij kwam, in vlekken, of steden of dorpen, daar leiden zij de kranken op de markten, en baden Hem, dat zij maar den zoom Zijns kleeds aanraken mochten; en zoo velen, als er Hem aanraakten, werden gezond."

Naar aanleiding van het woord van den Evangelist hebben wij aangetoond, hoe het in de Gemeente des Heeren toegaat, en wat daar begeerd en verkregen wordt. De kracht des geloofs was hier zichtbaar. Terstond, toen zij den Heere kenden en herkenden, begonnen zij overal heen te gaan, waar er maar een was, die kwalijk gesteld was en Jesus van noode had, zij brachten hem tot Jesus, opdat toch de Heere geprezen en eenige zielen mochten gered zijn uit des duivels banden. De Heere Jesus, de Redder in den nood, laat Zijn volk niet verloren gaan. Het een en het ander wordt ons ook nog in het vervolg aangewezen. De Evangelist zegt: En zoo w a ar Hij k w a m in v l e k k e n , of s t e d e n , of d o r p e n , d a ar l e i d e n z i j de k r a n k e n op de m a r k t e n en baden Hem, dat zij maar den zoom Zijns kleeds aanraken mochten, en zoovelen als er Hem aanraakten werden gezond.
Waar Hij immer kwam, in vlekken, of steden, of dorpen, overal waar Hij Zich vertoonde, heeft men zich tot den Heere Jesus opgemaakt en is gekomen en heeft gezegd: Heere, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen van mijne melaatschheid! Heere, dat mijne oogen geopend mochten worden, opdat ik ziende en gezond mocht worden, en — opdat ik Uwe genade, aan mij arme geschied, verheerlijke. En niet alleen kwam men tot den Heere voor zichzelven met den eigenen nood, maar ook de liefde des naasten drong, om voor anderen tot den Heere te smeeken: Heere, ook die en die is zoo ellendig, zoo ongelukkig, zoo hulpbehoevend, wil ook hem helpen om Uws Naams wil; — Heere, door eigene schuld zijn wij allen te zamen zoo diep gezonken, wij liggen allen te zamen op één hoop voor II, doch Gij hebt immers een welbehagen, om de ellendigen te redden, red ons, red hem om Uws Naams wil, het zal Uwen Naam groot maken! Overal, waar Hij kwam, heeft men dus tot den Heere gesproken, — en de Heere bracht overal, waar Hij kwam tijdens Zijne omwandeling op aarde, hulp en redding, genezing en vertroosting. De Vader heeft Hem alom dezulken gegeven, die verloren waren en die gered .moesten worden. Onvermoeid heeft de Heere dezulken opgezocht! Met onzichtbare hand heeft Hij hen alreeds tot Zich getrokken, vóór dat zij tot Hem kwamen of gebracht werden, — en de oogen gingen open, zij erkenden zichzelven als doemschuldige zondaren en hongerden naar genade. Daartoe dienden allerlei middelen, ook ziekten en lichamelijke kwalen en als Hij tot hen kwam , riepen zij tot den Heere uit de benauwdheid van hunne zielen: Och, Heer, och wierd mijn ziel door U gered ! En Hij ontfermde Zich, en zij werden gered en verkregen uitkomst uit hunnen verschrikkelijken nood. Alle kruis leidt het volk des Heeren tot den troon der genade, zij worden er geen murmureerders door, en — moge ook het geduld somwijlen in het lijden in inurmureeiing overslaan, — zij worden nochtans verootmoedigd. Het gaat hier naar het woord des Apostels: Wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen, die naar Zijn voornemen geroepen zijn. (Rom. 8 : 28 ) Wat nog meer is, uit den zegen en het heil, dat aan de eenen uit dat kruis en lijden toekomt, vloeit ook nog voor den armen broeder of zuster een zegen voort. Ook anderen worden door dezen nog tot den Heere gebracht, want het volk des Heeren is een ijverig volk, het besteedt zijne gaven, van den Heere verkregen, en het brengt weder anderen tot den Heere, dezen tot heil. Het vuur des Geestes gaat van den eenen op den anderen over in het Koninkrijk der hemelen, evenals op het eerste Pinksterfeest. L)e kinderen der wereld trekken elkander tot het verderf, maar kinderen Gods wijzen al wat verloren is tot Jesus heen.
Overal, waar Jesus kwam, kwamen de armen en verlorenen tot Hem. Denk gij, die dit leest, daar eens aan! Hij is ook in uw vlek of stad of dorp gekomen! Hij komt met Zijne zegeningen, weldaden en kastijdingen, met Zijne straffen om de zonden en ook niet Zijne zielsverkwikkingen. En voor alles komt Hij met Zijn Woord! In dat Woord hoort, ziet en ontmoet Hem Zijn volk. O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk! Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood i s , en uwen arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtelijk naar Mij, en eet het goede en laat uwe ziel in vettigheid zich verlustigen (Jes. 55). Overal, waar Hij met Zijne genade komt, heeft Hij zulken, die Hem zoeken. Het is wel altoos een volk, dat gering in getal is, — maar zij zijn er toch, die den duivel en der wereld vaarwel gezegd hebben, en die der zonde niet willen dienen. Er zijn steeds zulken , die naar den Heere en Zijne sterkte vragen, en die vragers geworden zijn naar het heil van hunne zielen. En daar g'aat het dan toe, zooals het hier bij het volk toegegaan is: de kracht des geloofs en der genade wordt ervaren, en men blijft niet onvruchtbaar in den Heere. Waar Jesus in het midden van ons is met Zijn Woord, hoevelen komen daar tot Hem als behoeftigen? Ach, hoevelen sluiten hunne oogen voor Zijne heerlijkheid; hoevelen hebben de ziqlitbare dingen en den dienst der zonde liever, dan Jesus, en willen tot Hem niet komen, opdat zij gered mochten worden. Zij komen voor zichzelven niet, en zij houden ook nog hen terug, die misschien tot Jesus zouden komen! Tot welken van dezen behoort gij? Tot de vrienden of tot de vijanden'? Weet het, het geringe volk, dat Jesus kent, zoekt en hoort naar Jesus en is zaliggemaakt van zijne zonden.
Vragen wij nu, wat heeft het volk in die steden, vlekken en dorpen, waar Jesus kwam, gedaan? H e t l e i d e de k r a n - k e n op de m a r k t e n ! Doe het ook zoo! Leg hen aan Zijne voeten en aan den troon der genade, misschien zal Hij Zich ontfermen! Dat het dezelve op de markten gelegd heeft, heeft hierin zijnen grond, wijl de markten altoos de vergaderplaats van het volk waren; daar kwain men bijeen. En dat het de kranken daar nedergelegd heeft, wel, wat zal dat geweest zijn? Ja, dat moet kracht des geloofs geweest zijn! Hadden zij niet geloofd, dat Jesus het doen kon, en dat Hij een hart had voor die armen, dat Hij het ook doen zou, dan hadden zij immers de kranken niet gebracht! Yelen hebben gehoord en gezien, hetgeen Jesus gedaan had; dit had hen zoo in het hart gegrepen, dat zij ook zeiven krank en arm geworden zijn, dat zij geloofden en verwachtten, dat de Heere Zijne genade bewijzen zoude. Dit geloof heeft hen gedrongen ook anderen mede te brengen. En hoedanigen hebben zij gebracht? Immers kranken. Zij hebben niet gezegd: Gij zijt niet bekeerd, gij behoort niet bij Jesus! zij hebben ook niet gezegd: dat zijn blokken en doodsbeenderen, wat zullen dezen bij Jesus doen! maar zij hebben hen aanschouwd, hoe ongelukkig zij waren, en hunne harten werden bewogen over zulken nood, zoodat zij hen tot Jesus brachten. Kom dan ook zoo met uwe eigene kwaal en met die van uwen naaste; Jesus wil alle kwalen genezen; zeg het maar: Heere, zie hoe mij de duivel bedorven heeft, zoodat het alles schijnt uit te zijn, en dat ik voor eeuwig verloren ben, j a ik zelf heb mij zoo verkeerd gemaakt, dat ik in zulk verderf door eigen schuld ternederlig, aan zulken, die aldus komen, dient Jesus met Zijne genade, maar die in hunne zonden blijven, zullen voor eeuwig verdelgd worden. Zoo heeft de Heere Zelf gezegd: „Die in den Zoon Gods gelooft, die heeft liet eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op Hem': (Joh. 3 : 36).
Wat hebben zij, die de kranken gebracht hadden nu tot Jesus gezegd? Zij b a d e n H e m ; zij hebben om genade aangehouden. Zij hebben gezegd: Heere, het is verbeurd, doch zie mijne ellende, zie diens ellende aan, die hier aan Uwe voeten ligt, zie ons allen aan, die verloren en bedorven ziju voor tijd en eeuwigheid. Geef ons dat recht te zien en daarover te treuren, en genees ons; spreek woorden des levens tot onze zielen, j a laat ook nieuwe kracht uitgaan in de lichamen dezer kranken, opdat zij Uwen Naam, die zoo groot is, nog eeren. Zij hebben niet gezegd: Ik kan voor dezen of genen niet bidden, de Heere geeft mij niet te bidden, zoo wil zeker de Heere niet, dat hij behouden zij. Neen, zij waren niet vroom in eigene oogen, zij wentelden de schuld niet van zichzelven af, maar zeiden: I k , ik ben een blok en zoo hard als steen, liet is wegens mijn ongeloof, mijne hardigheid en liefdeloosheid, dat er bij mij geene kracht des gebeds is, maar geef genade, Heere, en belioud mij en behoud ook dezen arme. Zoo baden zij Hein voor kranken en armen, er was geloof, liefde en behoefte, om den arme te dienen; het waren geen onverschilligen, geen goddeloozen, maar zij waren altemaal zulken, die een oog hadden voor linnnen eigen nood en daarom ook een hart voor den nood des naasten. Zulken moeten tot J e sm gaan, zij kunnen niet wegblijven, de Geest des Heeren dringt en trekt hen, dat zij doen, wat den Heere behaagt.
Wat baden zij Hem dan? Dat zij m a a r d e n z o om Z i j n - s k l e e d s a a n r a k e n m o c h t e n . Zij waren niet zoo vermetel, dat zij begeerden den Heere Zeiven aan te raken, — ook waren zij niet met zulk een groot geloof begiftigd, dat zij zeiden: Spreek alleenlijk een woord, en het zal geschieden, want alles is U onderworpen, alles moet U op Uwen wenk gehoorzamen, want Gij zijt de Schepper aller dingen, neen, zij begeerden den zoom Zijns kleeds aan te raken, dat slechts, opdat zij toch de kracht Zijner genade mochten ervaren hebben. In deze bede was ook kracht des geloofs gelegen! Wie moesten dan den zoom Zijns kleeds aanraken? Zij, die de kranken brachten en ook zij, die gebracht werden, zij hadden het allen van noode en gevoelden er behoefte aan; zij moesten allen vrede gevonden hebben voor hunne zielen, en daarenboven moesten zij nog een tijdelijken zegen hebben. Zij baden Hem alleen het geringste, maar geloofden, dat de Heere het ook langs dien weg doen kon. Hij spreekt slechts een woord, en het is er; Hij gebiedt, en het staat er. Hij kan alles, hoe groot ook uw gebrek zij en uwe schade; Jesus kan veel meer nog; als gij maar den moed niet ganschelijk verliest, om op Zijne handen te zien, zoo zal Hij u wel verhooren; Hij zegt: Gij zult door rivieren gaan en door vuur, maar gij zult niet omkomen, want Ik, de Heere, ben bij u. (Jes. 43 : 2.) Wij lezen dan ook: Z o o v e l en a l s H e m a a n r a a k t e n w e r d e n g e z o n d . Br ging eene kracht des levens en eene levenwekkende kracht van Hem uit in de verstorvene leden der kranken. Zooveel heeft het geloof vermocht en de genade gewerkt. Zoo hoort God het gebed Zijns volks! Zoo laat God de Heere den eenen door den anderen dienen, immers als de één den ander niet tot Jesus gebracht had, dan waren zij niet genezen geworden! Nu heeft de Heere hunne bede willen verhooren, Hij wilde hun den zegen rijkelijk schenken, naar welken zij gehongerd hebben. Jesus was voor hen alles! Zij hebben Hem aangenomen, en Hij heeft hun de kracht gegeven, om kinderen Gods genaamd te worden, die in Zijnen Naam gelooven en die uit God geboren zijn. (Joh. 1.)
Hieruit is ons gebleken de kracht des geloofs en der liefde des naasten; hoe kinderen Gods doen, en wat de Heere hun schenkt. Ga nu heen en doe gelijk deze, en gij zult den zegen verkregen hebben. Die zulks niet verstaan noch beoefenen, liggen nog in hunne zonden, en indien zij daarin blijven, zoo zullen zij ook in hunne zonden gewisselijk sterven. Maar de behoeftigen en nooddruftigen zullen de eigene zielen en die hunner broederen behouden hebben, opdat de Heere geprezen worde, en hun mond geopend zij, om al Zijne werken te vertellen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Overdenking van het Ev. van Markus 6 : 55, 56. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 september 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's