Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Profeten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Profeten

II. Mannen van het profetisch Woord.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om deze mannen te begrijpen, is meer noodig dan de kennis, die men zich kan vergaderen uit „Winer, Realwürterbuch." Evenmin kan men uitgaan van de in zwang gekomene beschouwing over de Profeten. Volgens die toch zouden de Profeten deels halfbroeders der priesters en Levieten, deels uitleggers of verklaarders des Woords of dragers van het woord van bestraffing of vermaning zijn. Maar zóó opvoedkundig en gemakkelijk wordt het wezen der Oud-Testamentische profetie niet verklaard. Wij hebben inderdaad het bestaan der Profeten met de komende gerichten Gods in wezenlijk verband te beschouwen; de zonde werd meerder, het gericht kwam over Israël en Juda, ondanks het krachtig optreden van Elia en Elisa. Toen nu het gericht over het afvallige Israël besloten was, traden de mannen van het profetisch woord te voorschijn. Het was niet hunne taak, om voor den ondergang te bewaren. Zij behouden het overblijfsel, en rechtvaardigen God voor de ooren der weerstrevigen, opdat men althans niet ongewaarschuwd ten verderve ga. Als de sneeuwval met donderend geweld van den berg afkomt, zoo denkt men er niet aan, dat daarmee ook het sieraad der bergen, o. a. de huizen, te gronde gaau; men zoekt het naakte leven in veiligheid te brengen. Terwijl de Profeten de ineenstorting der dingen duidelijk voor oogen zagen, redden zij wat te redden was, en bepaaldelijk zoeken zij in hunne redenen op den vasten bodem der belofte te komen, en dan kwam het overige, de Wet en de wandel naar de Wet, vanzelf tot zijn recht Zij doen als de ware predikers der gerechtigheid; zij zochten in het aanzien der oordeelen het leven te redden en trachtten op den vasten bodem der rechtvaardiging te geraken, en dan kwam het overige van zelf. Zij beoordeelden den menscli niet op kleingeestige wijze. De mannen der nieuwere critiek maken van de Profeten schoolmeesters, als hadden zij allerlei leerstellingen onder het volk gebracht; leerstellingen van het geestelijk Wezen van Jehovah, van Zijne heiligheid, en dat Jehovah Israël heiligt en eischen moet door Israël geheiligd te worden. Voorts is Jehova de Rechtvaardige, weshalve de goeden beloond, de boozen bestraft worden, en naar dezen vasten regel wordt dan de geschiedenis, worden de lotgevallen des volksin de profetische redenen ontvouwd. De verveling gaapt ons uit deze stellingen tegen. Geërgerd moet men vragen: hoe durft men ons te midden van zulk eenen rijkdom zoodanig voedsel voorzetten. Schoolmeesters mogen dezen lieden hunnen dank betuigen, de Profeten geenszins. In waarheid echter is de Wet slechts het uitgangspunt voor de Profeten, vanwaar zij verder gaan. Dat doen zij echter niet kleingeestig, maar op grootsche wijze; zij beginnen steeds met de voor de hand liggende zonde, als het voorbeeld van den zonden-nood , maar aanstonds kondigen zij het gericht aan en zetten het volk geenszins op de schoolbank. IIet was geen kleingeestige tijd, die tijd der Profeten; het ging hard tegen hard, Jes. 9; Hos. 1 : 4 ; Amos 2 : 6 ; Jes. 3 : 2 8 , 29, 59.
Waar zulke getuigenissen noodig zijn, waar meestal sprake is van het eerste gebod, waar men Gode den rug toekeerten niet het aangezicht, waar des morgens vroeg de Profeten reeds uitgezonden werden, maar het volk niet naar hen luisterde, doch hun daarenboven voorschrijven wilde, wat zij prediken moesten, hoe zouden daar de Profeten tijd hebben kunnen vinden, om de afzonderlijke geboden (613) der Boeken van Mozes in herinnering te brengen, te eatechiseeren, of op de wijze van biechtvaders te onderzoeken, of zij die geboden wel gehouden hadden! Een groote tijd vordert groote mannen ! De Profeten handelen grootsch. Israël staat in Gods verbond. Dat houdt onmiddellijk op, zoodra het volk niet meer het ware geloof heeft, want dan ontbreekt de aanraking met Israëls levensbeginsel, met de belofte. Op den voorgrond staat de werkzaamheid der Profeten ten opzichte van het ware geloof. Om dat geloof te wekken, moeten zij de zonden in het licht en de Wet voorop stellen, maar nauwelijks is dit geschied, of zij snellen ook reeds met de olie der belofte toe, Hosea 1: 6 , 9 ; Hosea 2: 3; Jesaia 1 : waar de Profeet alles ternederwerpt, maar dadelijk zelf bukt, om uit de scherven nog het een en ander te voorschijn te halen, kortom om te laten zien, hoe een overblijfsel behouden wordt, en hoe Zion, door gerichten gelouterd, verlost wordt en hare wederkeerenden door gerechtigheid; evenzoo Jesaia 6: 11 en 13. De Profeten spreken tot de gewilligen; zij rukken het brandhout uit het vuur; zij stoken het vuur niet aan door uitgezochte strafredenen, die aan de Wet ontleend zijn, maar zij trekken de door het geloof gerechtvaardigden, de kinderen des verbonds van Abraham, uit den geweldigen brand en stellen zich met hen in veiligheid op den bodem der belofte. Men miskent de Profeten , als men waant, dat zij boet- of wetpredikers zijn; zij zijn dat zoomin als Johannes de Dooper of de Heere Christus zelf. Boete prediken zij wel is waar ook, maar slechts om de slapende wijze maagden te wekken; meer beoogen zij niet; meer te doen is niet hunne roeping, want bij hun optreden was reeds alles voorbij, de tijd der redding was verzuimd, en zij komen slechts, om te midden van het algemeene verderf te verhoeden , dat ook het overblijfsel onderga. Moge dan ook tijdelijk het land ten ondergaan, zoo brengen zij toch nog vooraf een beter vooruitzicht n. 1. de belofte, voor Israëls oogen en zoo gaat een lichtstraal zelfs bij duistere wolken uit hunne woorden. Op ganscb gelijke wijze handelt het profetische Boek des Nieuwen Testaments, dat in verband met de profetische geschriften te verklaren is. De Profeten Israëls zijn geen breedsprakige redenaars, geen bekrompen wetpredikers, geen voorspellers van de toekomst, waarin voor velen hun gansche zijn opgaat, maar zij zijn iets bijzonders. Zij gelijken op den geneesheer, die bij het ziekbed geroepen wordt.
Van Syrië, Assyrië en Babel komen de gerichten. Daarbij zijn zij spoedig ten einde. Men komt dikwijls in verzoeking, te vragen: Is dat alles ? Zij maken zeer vaak onderstellingen, zij zijn altijd even spoedig, waar zij zijn moeten, kort is de tijd, de laatste tijd des toevens. De Profeten zijn volstrekt niet op ééne lijn te stellen met volksleiders, met volksberoerders, die vurige toespraken houden, die ook het volk naar den mond praten; zij vleiden allerminst, waardoor hun meestal een vreeselijk lot te beurt viel, Ilebr. 11: 32. Denken wij aan eenen man als Hosea. Deze moest eene overspelige vrouw trouwen, en uit de ervaringen, die hij aldus maakte, moest hij den afval van Israël leeren beoordeelen en aan zijn volk verkondigen. Dat was nog moeilijker, dan het gaan van Mozes tot koning Farao. Amos werd met slagen bedreigd; hij moest zich in de eenzaamheid terugtrekken na kortstondige openbare werkzaamheid. Jeremia wil geen Profeet worden. Jesaia ondervindt beschroomdheid in het gevoel zijner geheele onwaardigheid; hij dringt zich niet tot dit ambt op. Jona vlucht op zee. Ook hier dezelfde strijd als bij Elia en Elisa. Deze tegenstand gold niet zoozeer personen, als wel do zaak. Hadden zij vrede gepredikt, zoo zouden zij iets voor dit volk geweest zijn ; hadden zij de wolken aan den horizon laten rusten, zoo zouden zij voor het volk bruikbare mannen geweest zijn. Want opmerkelijk genoeg, Hosea en Amos predikten in eenen tijd, toen alles goed ging, en geen mensch gevaar zag. Ook Jesaia had langen tijd tegen den overmoed, die met het geluk gepaard gaat, te strijden. Habakuk en Jeremia hebben tegen de vleeschelijke gerustheid van het volk, tegen valsche profeten, tegen vertoornde vorsten en koningen te velde te trekken, en n u , waarmede traden zij op? Slechts met het Woord gewapend traden zij onder het eensdeels wederhoorige, anderdeels lafhartige volk op; zij hielden hun de fakkel des Woords voor oogen , onbekommerd om gunst of ongunst; zij kondigden het gericht aan, als nog geen mensch het aanschouwde; zij waren het tegendeel van valsche profeten, van groote en kleine predikers uit alle eeuwen. Dikwijls tot het uiterste gedreven, laten zij zich toch den mond niet stoppen; zij wisten, wat het beteekent de afgoden in plaats van God te dienen. Hunne oogen waren door diepe ervaring gescherpt, zoodat zij het eeuwig blijvende van den vluchtigen schijn der volksgoderen konden onderscheiden. Hunne redevoeringen komen op drie punten neer. In de eerste plaats wijzen de Profeten er Israël op, welk een onheil het is, van God en Zijne wetten te zijn afgeweken, Jes. 8 ; ten tweede kondigen zij de gerichten aan, Jes. 8 ; ten derde: als alles zich in den duisteren nacht heeft gehuld, komt de redding, Jes. 9 : 1—6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

De Profeten

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 oktober 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's