Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herinnering aan de Oranjevorsten en de weldaden, die God door hen aan ons land gegeven heeft, bij het graf van Z. M. Koning Willem III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herinnering aan de Oranjevorsten en de weldaden, die God door hen aan ons land gegeven heeft, bij het graf van Z. M. Koning Willem III.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet genoeg kunnen wij worden herinnerd aan de weldaden, waarmede de Heere ons met ons Vorstenhuis heeft gezegend. Zien wij het in de geschiedenis van dit Huis niet bevestigd, dat de Heere weldadigheid doet aan duizenden dergenen, die Hem liefhebben en Zijne geboden onderhouden ? O, al moge Nederland menigmaal vergeten hebben de bede van den stervenden Prins Willem I: „O God! ontferm U over mij en over Uw arm volk," — God heeft die bede niet vergeten, maar Zjjn volk gezegend mét het geslacht van den Yorst, die stervende zichzelven én dat volk stelde in de hand des eeuwigen Ontfermer. Deze hand heeft wel zwaar en menigmaal geslage n, geen Kroonprins bleef ons over, drie Zonen des Konings gingen den Vader in den dood voor maar toch liet de Heere ons nog eene Dochter, eene minderjarige Koningin, — een bewijs, dat Hij, schoon velen ons Vorstenhuis uitgestorven noemen, het niet volkomen afsneed.
Zeker, de roepstem, welke tot ons kwam: „Hoort de roede, en "Wie ze besteld heeft", is geducht, en wij doen wèl, zoo wij daarop acht geven, maar des te meer is onze jeugdige Koningin ons het bewijs, dat God des ontfermens nog gedachtig is. Is llij niet machtig in Haar het huis Oranje-Nassau voort te zetten, zoodat alzoo de band onverbroken blijft, welke Nederland met zijn Vorstenhuis verbindt? Door Oranje behaagde het Gode ons land te maken wat het was en nog is. Hem be - haagde het alhier, deze strook lands langs de zee, Zijnen Naam eene gedachtenis te stellen. Daarom verwekte Hij eenen Willem I, die het verbond had gemaakt met den Potentaat aller Potentaten; daarom gaf Hij aan Prins Willem eenen opvolger als Prins Maurits, dien Hij voorzag niet alleen met eene ongekende dapperheid en voorspoed in het oorlogsveld, maar ook met eene ongeëvenaarde beslistheid ter voorkoming van eenen binnenlandschen oorlog, waartoe alles voorbereid was door den remonstrant Oldenbarneveld. Van Hem hadden wij eenen Frederik Hendrik, met wien God het werk der vrijmaking van Spanje voltooide. En schoon de regeering van Willem II kort duurde, den roemrijken vrede te Munster beleefde hij.
En welke zegeningen met Willem I I I , „het kind des lijdens", geschonken zijn, in de dagen toen Neerlands ondergang niet alleen gezworen, maar ook nabij was, heeft met Nederland, tevens Engeland ondervonden. Door hem is de vrjjheid van het Protestantisme gered tegen de heerschzuchtige begeerten van den roomschen Lodewijk XIV. Jan Willem Priso was niet minder geducht veldheer tegen de roofzucht van Frankrijk. De schande van Nederland in zake den Oostenrijkschen successieoorlog werd weggenomen , toen Prins Willem IV als Erfstadhouder aan het bewind kwam. Prins Willem V heeft de wraak Gods niet ingebeden over al de oneer en verguizing, welke Hem en Zijne Gemalin in Nederland ten deel viel. „Rustende op de volkomene offerande van Christus", ontsliep hij in den vreemde, met de bede op de lippen: „Vergeef ons onze schulden , gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren". O, Nederland vergete die 'bede van den Oranjevorst niet! schoon uit zijn land verdreven, is hij geen aanklager van zijn volk. „Heere, ik vergeef, — wil mij vergeven". Na die bede sprak hij niet meer. Zijn Zoon kwam. Koning Willem I, en met hem de verlossing van de zware Fransche onderdrukking. En wat Koning Willem II voor Nederland was, heeft hij als Kroonprins in den slag bij Waterloo getoond, waar zjjn bloed vloeide. Deze slag besliste alles, niet alleen voor Nederland, maar voor geheel Europa; daarom heeft te meer beteekenis, hetgeen Napoleon van dezen slag zeide: „Al de eer van dezen dag behoort den Prins van Oranje '. Hebben wij niet vrede en voorspoed gehad onder de regeering van den thans ontslapen Vorst? mochten wij niet een stil en gerust leven leiden, behoudens den oorlog in Indië? Hoewel zijne handen menigwerf de banden gevoelden van de Grondwet, uitgaande van het volk , heeft hij, — zelfs buitenlandsche Bladen getuigen er van, — het volk naar zijn beste weten geregeerd.
De rij dezer Vorsten getuigt wel, dat juist in de dagen van nood openbaar werd, wat er in hun hart school voor hun volk. Al hebben niet allen op gelijke wijs de gelegenheid gehad dit te openbaren, zóó veel is wel aan hot licht getreden, dat zij allen het wel gemeend hebben met hun volk en hunne krachten besteedden tot het heil des volks. Waar het volk leed, leed Oranje mede, — dit gaat onverbroken voort van Prins Willem I tot Koning Willem III.
En hebben zij altijd dankbaarheid ingeoogst voor hun streven ? O, waarlijk niet, menige tegenkanting hebben zij ondervonden.
Bekend is, hoe Willem I door de Edelen werd gewantrouwd, Mauiits werd tegengewerkt door Oldenbarneveld, Willem II gedwarsboomd, Willem I I I door de Wit onderdrukt, Willem I V gekweld onder den last der Staatszorgen, Willem V vuilaardig belasterd en weggejaagd. En schoon de Zoon van laatstgenoemden Prins den titel ontving van Koning, als constitutioneel Vorst, — d.i. als een koning, die de Grondwet met hare artikelen had te eerbiedigen, — had hij en zijne opvolgers in meer dan één opzicht minder macht dan de Stadhouders weleer.
En hoe is de liefde van Koning Willem I I I beloond? O, hij heeft den smaad moeten beleven, dat tot vertegenwoordiger des volks gekozen werd eeu sociaal-democraat, de beleediger van Z. M., gekozen, hólaas, nog wel met medewerking van de zulken, van wie men gansch andere dingen zou verwachten. Immers, al wie gereformeerd wil zijn, kan niet in bond treden met socialisten zoo min als met de aanhangers van Rome.
Doch liefelijk straalt in dezen nacht van rouw het beeld van onze minderjarige Koningin, beschermd door de Koningin- Moeder-Regentes. Waar kracht en wijsheid gezocht wordt bij den Almachtigen en Alwijzen God, waar de zwakke vrouwenhand rust in de hand des Heeren, waar eene Vorstin zich niet schaamt dienstmaagd te zijn van den Hoogen God, daar zal Hij weten te leiden en te beschermen, en al wat tegenstaat onschadelijk weten te maken. Al dreigen allerlei wolken, en zou in plaats eener vrouw veeleer mannenkracht wenschelijk zijn voor het oog des vleesches, wij zien op het Woord, dat ons toeroept: „Hij heeft geen welgevallen aan de beenen des mans, de Heere heeft een welgevallen aan hen, die Hem vreezen, die op Zijne goedertierenheid hopen.'' Neen, Nederland staat met zijne Regentes en minderjarige Koningin niet weerloos, al kan het geene legermachten te velde roepen, gelijk naburige volken; zoeke het maar geene kracht in bondgenootschap der wereld, in allerlei staatkundige verkeerdheden, maar vestige het oog op den ontfermenden God, Die met alle macht spot en het welbehagen doet dergenen, die Hem vreezen. Blijve ware godsvrucht de kracht van Regentes en Koningin! Hoe wordt niet met eere nog altijd genoemd Louise Henriette, Dochter van Prederik Hendrik, Gemalin van den grooten Keurvorst van Brandenburg , alsmede Maria Louise, de Gemalin van Johan Willem Priso.
Wij willen gaarne herinneren aan de berusting in God, •waarmede laatstgenoemde de tijding ontving, dat haar Echtgenoot verdronken was aan de Moerdijk. In het voorjaar 1711 drong de oorlog met Frankrijk den nog jeugdigen Johan Willem Friso tot afscheid van zijne zeer bedroefde Gemalin. Bij het afscheid was het beiden, alsof zij elkander niet zouden wederzien. Daar vond eenigen tijd daarna de ramp plaats hij den Moerdijk. De Prins verdrinkt, een hevige windvlaag werpt de pont over zijde, zelfs het lijk werd niet aanstonds, eerst acht dagen later, gevonden. Maria Louise moet er mede in kennis worden gesteld. Zware schokken zijn te vermijden met het oog op de omstandigheden, waarin de Prinses zich bevond. Den predikant Noordbeek te Leeuwarden, — de Stadhouder had aldaar Ziin verblijf, — was opgedragen de verpletterende tijding over te brengen; — hij gaat, eindelijk is alles gezegd; — . . . . en wat is het antwoord? „Hij is de Heere, Hij doe wat goed is in Zijne oogen." Ziehier een buigen onder de hand des Heeren. Omstreeks zes weken later was de latere en eenige Prins Willem IV geboren.
Als er zoodanige godsvrucht is, dan is Neêrlands toekomst nog niet hopeloos, al mag dan al wat bij de wereld groot en heerlijk is niet aanwezig zijn, — niet hopeloos, al loeren er velen op Nederlands ondergang.
Allerlei bewegingen mogen zich voordoen, inzonderheid de socialistische roeringen menigeen doen beven , — de Heere in den hemel regeert. Als Hij Zijne stem verheft, beeft de wereld en allen, die daarin wonen. Tot dien God hebben wij op te zien, aan Hem Regentes en Koningin te bevelen, Wiens barmhartigheden velen zijn, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben.
Immers Hij deed ons niet naar onze zonden. Hij heeft ondanks de vele redenen, waarom Hij dit land kon verlaten, geene voleinding gemaakt. Heeft Hij niet de prediking Zijns Woords alhier geschonken, — zooals nergens elders?
O, het volk, dat Neêrlands zonden en Neêrlands zegeningen kent, brenge voortdurend de nooden voor den troon des Almachtigen. En is het getal dergenen, die Neêrlands nooden op het hart dragen, niet groot, God wil om der wille van Zijn Hem smeekend volk een geheel land zegenen , dit weten wij zeer wel. Daarom al wie bidden geleerd heeft, late niet na, Vorstin en volk te gedenken voor God, opdat Zijn Woord zijnen loop moge hebben, Zijn Koninkrijk kome, alle aanslagen, welke ooit tegen Zijn Woord bedacht worden, beschaamd mogen zijn, en de macht des Woords zich openbare in het doen zwijgen van alle vijanden Dan zal Nederland bloeien, en der Kroon zal het niet ontbreken aan wijze raadslieden, die der Koningin ter zijde staan.
Waar overheid met volk zich vereenigen in de belijdenis: „Onze hulp is in den Naam des Heeren", waar zij erkennen : „met onzen naam is het uit", daar zal de Heere Zich verheerlijken in allerlei heil, geestelijk en tijdelijk.
De Heere ontferme Zich over ons en geve, dat bij menigeen, nu de laatste mannelijke Telg uit het Huis Oranje-Nassau ten grave daalde, de bede waarheid zij:

Mijn schild en mijn vertrouwen
Zijt Gij, o God en Heer,
Op U zoo wil ik bouwen
Verlaat mij nimmermeer.


1) Met de w i t t e steenen werd men weleer voor o n s c h u l d i g v e r k l a a r d , met de z w a r t e voor schuldig. Zoo wordt hier, Openb. 2: 17, door dezen w i t t e n Bteen het vrijp r e k e n d oordeel van C h r i s t u s ten j o p g s t e n dage over Zijne geloovigen, of nog meer k e n t e e k e u e n d de Heilige Geest v e r s t a a n . Die de g e t u i g e en het zegel van o n z e n genades t a a t en het onderpand onzer e r f e n i s in den hemel is. Vergelijk Rora. 8 : 16 ; 2 Cor. 1 : 22 ; Efez. 4 : 30 en het Bibelwerk van Pfaff over deze p l a a t s .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Herinnering aan de Oranjevorsten en de weldaden, die God door hen aan ons land gegeven heeft, bij het graf van Z. M. Koning Willem III.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 december 1890

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's