Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 1.
Vraag. Wanneer schiep God de wereld ?
Antwoord. Yoor 5891 jaren, of 4000 jaren voor Christus' geboorte, 3000 jaren voor David, 2000 jaren voor Abraham, of 1600 jaren voor den zondvloed.
Vr. Waaruit en waardoor schiep Hij haar?
Anlw. Hij schiep haar u i t n i e t s ; Hij wilde, en zij was er. Er zijn er, die beweren, dat de aarde langzamerhand ontstaan is en eerst na vele duizenden jaren hare eigenlijke gedaante gekregen heeft; dit kan echter niet waar zijn, want er staat geschreven: „God s c h i e p de aarde", — en Hij deed zulks 1) door Zijn W o o r d , d. i.: door J e s u s C h r i s t u s, Zijnen Zoon, hetgeen de volgende plaatsen ons bewijzen: Spr. 8 : 22: „De Heere bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijne werken, van toen aan"; Joh. 1 : 1—3: „In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hetzelve gemaakt, en zonder Hetzelve is geen ding gemaakt, dat gemaakt is"; Hebr. 1 : 10: „Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken üwer handen"; Col 1 : 16: „Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen"; en 2) d o o r Z i j n en H e i l i g e n G e e s t , waarvan wij het bewijs vinden in Ps. 3 3 : 6: „Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir"; alsmede in Gen. 1 : 1, 2: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde; • de aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren".
Vr. Wanneer schiep God den mensch ?
Anlw. God schiep den mensch, nadat Hij alles bereid had. i n Zijne oneindige liefde zorgde Hij eerst voor elke, ja de kleinste behoefte, opdat het den mensch aan niets ontbreken zou; en eerst, nadat Hij gezien had, dat alles goed was, schiep Ilij den mensch (Vers 27). — Wij hebben iets dergelijks in het leven, waar de moeder met liefderijke zorg alles voor het kind in gereedheid brengt, op eene goede verpleging bedacht is en de noodige kleeding bereidt.
Vr. Hoe schiep Hij den mensch ?
Anlw. Hij schiep den mensch in Zijn beeld, d. i.: Hem gelijk. De mensch bleef echter niet in het beeld Gods, maar deed naar zijnen eigenen wil, en zoo lezen wij, dat Adam zonen gewon niet naar Gods beeld, maar naar z ij n e gelijkenis, naar zijn evenbeeld. (Gen. 3 : 3.)

Hoofdstuk 2.
Vr. Hoe hebben wij Hoofdst. 2 : 5 , 6 te verstaan? (En allen slruik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer liet uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mensch geweest, om den aardbodem te bouwen; maar een damp was opgegaan uil de aarde, en bevochtigde den ganschen aardbodem.) Anlw. Wij vinden hierin, en in het algemeen in het tweede Hoofdstuk, een groot verschil met het eerste, alwaar wij herhaaldelijk lazen: „God zeide", en „God schiep", terwijl in dit Hoofdstuk alles op eene geheel andere wijze en in andere bewoordingen medegedeeld wordt. Zoo is hier sprake van den HEERE God, dat de Heere God de aarde en den hemel maakte, dat de Heere God het niet had doen regenen enz. — Hetgeen wij in Vers 5 en 6 lezen is daarom zoo geschreven, opdat wij hieruit, dat de Heere, ofschoon er geen regen, noch iemand, die den aardbodem bouwde, noch middelen, hoe genaamd ook, waren, nochtans boomen en kruiden voortbrengen kon, tot de erkentenis zouden komen, dat God den Heere niets onmogelijk is, en wij ons slechts aan Hem, aan Zijne vrijmachtige hulp houden, want is ook alles om ons heen tegen ons, Hij zal ons niet in den nood laten zitten, zoo wij tot Zijne genade onze toevlucht nemen.
Vr. Wat leert ons het 17de Vers?
(Maar van den boom. der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zuil gij niet eten, want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.)
Anlw Dat wij altijd genoeg zullen hebben, wauneer wij blijven, waar God ons gesteld heeft, want Hij zal gewis geen gebrek laten lijden dengene, die op zijne plaats blijft. Had Adam dit gedaan, hij zou overvloed gehad hebben, goud en edele steenen in menigte.
Vr. Wat moest Adam in den hof doen ?
Anlw Hij moest dezen bouwen en bewaren, d. w. z. hij moest in Gods Woord en gebod blijven.
Vr. Wat zien wij uit het 20!te Vers?
(Zoo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al hel gedierte des velds.)
Anlw. Dat Adam een zeer groot verstand en veel oordeel moet gehad hebben, want in het Hebreeuwsch drukt de naam van elk dier zeer nauwkeurig zijne eigenschappen uit.
Vr. Waarom maakte God Eva uit de ribbe van Adam?
Anlw. Opdat wij menschen verstaan zouden, dat man en vrouw voor elkander geschapen zijn, d. i. opdat noch de man zijne vrouw, noch de vrouw haren man verlate.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Het Boek Genesis in Vragen en Antwoorden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 januari 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's