Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brief uit Oostenrijk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brief uit Oostenrijk.

Ter nagedachtenis van J. A. Comenius. (28 Maart 1592 en 28 Maart 1892.)

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

WEENEN, 31 Maart 1892.
Vergun mij aan de lezers van het Zondagsblad het een en ander mede te deelen van de wijze, waarop hier de driehonderdjarige gedenkdag van de geboorte van Johan Amos Comenius (28 Maart 1592) is herdacht.
Hoewel deze laatste bisschop der Boheemsche Broeder- Uniteit juist in Bohemen en ook hier in veler harten leeft, was toch de feestviering niet onbelemmerd. Yan Roomsche zijde voelde men het maar al te goed, dat het zwaartepunt van den invloed van Comenius rustte in zijn Christelijk- Protestantsch karakter, en daarom werd de feestviering door het Ministerie zooveel mogelijk tegengegaan. Men weigerde op 28 Maart eenen vaeantiedag voor de scholen in Bohemen aan te schrijven, en liefst moest alles op 25 Maart, eenen Roomschen heiligendag, geschieden, wat men ter eere van Komensky doen en zeggen wilde.
De eigenlijke Boheemsche feestrede had dus verleden Vrijdag, 25 Maart, plaats. Toen vereenigden zich de Boheemsche Protestanten in de daartoe gehuurde zaal der Architecten- Yereeniging en luisterden met gespannen aandacht en voortdurende hoorbare betuiging hunner geestdrift naar de bezielde taal van den jeugdigen spreker. De heer F. Zilka, Candidaat der Theologie, schilderde den levensloop van dezen eerwaardigen theologus crucis, zooals Yoetius hem noemde, en weerlegde eenige der hevigste aanvallen der Czechisch-Ultramontaansche pers. Oberkirchenrath von Tardy sloot met een dankgebed, en de aanwezigen zongen liederen van Comenius en luisterden naar de voordracht van eenige toepasselijke dichtstukken.
Zondagnamiddag, 27 Maart, gedurende de Boheemsche godsdienstoefening sprak Oberkirchenrath von Tardy in de Gereformeerde Kerk over Comenius naar aanleiding vanllebreën 13,Vs. 7: „Gedenkt uwer voorgangeren, die u het Woord Gods gesproken hebben, en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst hunner wandeling".
Maandag, 28 Maart, op den eigenlijken gedenkdag, sprak Professor Bölil tot zijne Czechische studenten over den man Gods. die zooveel ellende en vervolging gezien heeft. Hij zeide ongeveer het volgende: Bijna geheel Europa stond in vlammen, door religiehaat, ontstoken, toen onze Comenius optrad als leeraar en schoolhervormer, en ten gevolge van dien weergaloozen wereldbrand had hij geheel zijn leven de smartelijkste wisselvalligheden te verduren. De oorlogsfurie verdreef hem van de eene plaats naar de andere; het langst vertoefde hij op rijperen leeftijd in Polen en als grijsaard in Holland: dus in den vreemde! In 1621 zag hij voor 't eerst zijne boeken en manuscripten in rook opgaan, te Pulnek in Moravië; en in 1656" verloor hij te Lissa in Polen andermaal zijne geheele bibliotheek en al de vruchten zijns vlijts door brand en plundering. „Aldus behaagt het Gode de Zijnen te bedroeven", klaagt Fabricius, en Gijsbert Yoetius noemt Comenius met recht eenen theologus crucis. Maar door kruis en lijden werd Comenius toebereid om niet slechts voor Bohemen, maar voor Europa tot eenen praeceptor communis te worden. Zelfs daar, waar het geluk hem scheen te begunstigen in Engeland en in Zweden, versperden hem oproer, oorlog en oorlogskosten of de verkeerdheid der menschen den weg, en de welverdiende lauweren kwamen moer dan eens niet in zijn bezit.
En wat bood de eeuw van Comenius op intellectueel gebied,, in de letterkunde? Verwildering en buitensporigheid ; de Duitsche taal kwijnde; het Latijn was toen niets dan eene doodsch» nabootsing van Cicero. De dichters vermeden een aardrijk, waarop slechts het zaad van Cadmus, de drakentanden, welig groeiden en niet het door hem naar Europa gebrachte alphabet. Op den Duitschen Parnassus heerschte een man als Opitz, de Silezische dichterschool met tiaren kunstigen versmaat, het tijdperk der Alexandrijnen. Men wist niets van eigenlijke poëzie; die gold als heidensch of slechts geschikt voor geestelijke liederen. De adel begunstigde poëzie en poëten in 't belang der taal en om zich lofzangen te doen toedichten. Er werden genootschappen gesticht ter bevordering der taal; het was het tijdperk der Maecenassen en dit was wellicht de éénige goede zijde van de 17'lc eeuw op letterkundig gebied in Duitschland. De scholeq, vooral de lagere scholen, waren pijnbanken en vormden letterknechten. Er heerschte blind geloof op gezag, en boekenwijsheid, maar vooral de rabies theologorum namen de overhand.
En hoe stond het toen in Duitsehland met de theologie? Het was de eeuw der rechtzinnigheid; vóór den Dertigjarigen oorlog heerschte nog betrekkelijke rust en oudvaderlijke tucht Maar, helaas, de booze had sinds lang het zaad der tweedracht op den akker der Kerk gezaaid! Broederen, die eensgezind behoorden te zjjn — Gereformeerden en Lutheranen — lagen in twist met elkatider, en de nederlaag op den Witten Berg bij Praag in 1620 was de booze vrucht van dien broederstrijd en opende de rij van de ontelbare, smartelijke rampen, die ook het leven en het hart van onzen Comenius doorsneden.
Johan Amos Comenius was een kind der Boheemsche Broedergemeente, die in het begin der 17de eeuw allengs op het gereformeerde standpunt was komen te staan en in den laatsten vorm der Confessie van 1609 zich van harte aan de Zwitsersche en Paltische Belijdenis had aangesloten. De Bijbelvertaling, te Kralitz tot stand gebracht, een Bijbel met Aanteekeningen, zooals de Nederlandsche Statenbijbel, dient tot staving van ons beweren. De Winterkoning, Frederik van de Palts, heeft op het Ilradschin in den Dom gereformeerde godsdienstoefeningen ingesteld en Doop en Avondmaal op zuivere gereformeerde wijze laten bedienen. Scultetus was de hofprediker. Yan Comenius is het bekend, dat hij der gereformeerde Avondmaalsleer was toegedaan, en dat in Polen de Boheemsche Broederen met de Helvetische Gemeenten eng verbonden waren. Zijn dogmatisch standpunt is het gereformeerde: hij was een leerling der hoogescholen van llerborn en Ileidelberg. Hij heeft zich wel is waar met dezen en genen dweper ingelaten, maai- wij moeten dit gedeeltelijk aan de droevige tijdsomstandigheden toeschrijven, die op zijnen geest drukten, en betreuren dit van harte.
Het was echter een teeken van waar genie, dat Comenius als banneling, in zulke treurige tijden, zich niet met alle kracht op de theologie wierp en met de Wittenbergsche theologen streed over Calvinismus of Crypto-Calvinismus. Daartoe was hij te verstandig, en hij schreef slechts één polemisch vertoog, tegen Zwicker uit Danzig, die alle religies van gelijke waarde schatte. Comenius bewees liever krachtdadige hulp, waar toen waarlijk hulp noodig was, namelijk in de opvoedkunde. Uitstekende mannen waren toen juist begonnen op dit gebied werkzaam te zijn: — in Engeland was Baco van Yerulam voorgegaan, en in Duitsch- ]and Wolfgang Ratichius. Maar Comenius had de bijzondere gaven van innemende beminnelijkheid en wegslepende overredingskracht, gaven zijns stams, die hem alle harten deden veroveren. In Engeland wenschten invloedrijke mannen hem in hun land te houden, en de Zweedsche kanselier Oxenstierna werd door Comenius binnen vier dagen geheel voor diens inzichten gewonnen. De groote staatsman en geleerde erkende t e n volle het geniale van zijn streven, prees de beginselen van Comenius, maar gaf hem den raad, zich g e h e e l op de hervorming der scholen toe te leggen, het onderwijs dor Latijnsche taal te verbeteren, en z o o d o e n d e voor hoogere doeleinden een weg te banen, waarbij hij zeker aan de lievelingsillusie van Comenius, zijne Pansophie, dacht. De belangstelling van regenten en staatslieden in de studiën en plannen van onzen Comenius bewijst, hoezeer hij hierin aan de behoefte zijns tjjds te gemoet kwam.
Wij zouden nog lang kunnen uitweiden over de diep ingrijpende beginselen van Comenius in de opvoedkunde. Onafgebroken volgorde in het onderwijs is de voornaamste eisch van zijn systeem De moederlijke school (of: de school der moeder) is zijn uitgangspunt; hij geleidt het kind van de moederborst tot aan de borst der hoogste Wijsheid. Hij stelt vaste, gezonde natuurlijke regelen voor elk tijdperk der jeugd; hij herschept de school: van eenen tredmolen wordt zij een aangename lusthof; „schola ludüs" was zijne zinspreuk. Hij had de kinderen lief en volgde daarin zijnen Heiland na, Die gezegd heeft: „Laat de kinderkens tot Mij komen!"
Maar bij deze verdiensten van onzen held, die heden op veel welsprekender wijze door anderen geschilderd worden, wil ik niet langer stilstaan, maar liever op twee voorvallen in zijn leven wijzen, en nagaan, welke vruchten voor de toekomst zijner geloofsgenooten daaruit voortkwamen. Ik meen: het afscheid van den banneling van zijn dierbaar vaderland, en in 1656 zijne intrede en zijn vijftienjarig verblijf in bet „gouden" Amsterdam.
Op eenen kouden Februaridag in 1628 trekt Comenius met eene kleine schaar over het gebergte naar Polen. Op den met sneeuw bedekten kam van de hoogte, die Bohemen van Silezië scheidt, werpt hij nog eenen langen blik op het vaderland, dat hij niet meer betreden mag. Hij knielt neder en smeekt onder het storten van tranen, „dat de Heere toch met Zijn Woord niet geheel uit Moravië en Bohemen wijken moge, maar Zich daar een zaad doe overblijven".
Is dat nu geschied? Is dat nü, 300 jaren na zijne geboorte, vervuld? Hoort God de gebeden? Dit te weten is van grooter gewicht, dan de geleerde uitweidingen over den paedagoog Comenius.
Ja, God verhoorde de gebeden van Zijnen knecht, ondanks de ongelooflijkste hinderpalen. Het twijfelend verstand vraagt naar een bewijs. Dat bewijs — zijn wij! Het zilver heeft zijne aderen en zijnen uitgang (Job 28 : 1) diep onder de aarde. Maar de verborgene wegen der Goddelijke wijsheid in de leiding Zijner Kerk zijn nog veel bewonderenswaardiger, en zij schitteren heerlijker dan het zilver, als zij aan het licht gebracht worden. I)it willen wij nauwkeuriger naspeuren.
Na een langdurig heen en weer trekken komt Comenius in 1656 voor goed naar Holland en vindt daar rust en gastvrijheid Hier moeten wij den naam der Heeren de Geer dankbaar en met lof vermelden. Een Lodewijk de Geer ontving Comenius reeds vroeger gastvrij in Zweden, nadat hij hem eenen eervolicn terugtocht uit Engeland had mogelijk gemaakt. Hij ondersteunt hem in Elbing; zijn zoon Laurentius de Geer ontvangt Comenius in Amsterdam en bestrijdt de onkosten der prachtuitgave zijner didaktische werken. Eene deputatie uit het „gouden" Amsterdam komt Comenius te gemoet, om hem te verwelkomen. Hier in Nederland stoort hem niet meer de branding der golven van de onrustige zee der volkeren. Hij woont onder burgers, vrij en vroed met ruimen blik, die hem en de zijnen gaarne ontvangen, omdat hij zooveel geleden heeft.
Ieder ander zou hier spoedig alles vergeten en zich geheel met zijne omgeving vereenzelvigd h e b b e n . . . , dit doet Comenius niet. Zijne ziel woont bij de verstrooiden zijn volks. Evenals Daniël zich driemaal daags naar Jerusalem heenwendde in 't gebed, zoo zoekt z|jn oog Bohemen. Hij gaat voort met bidden en smeeken, en waarschuwt zijn volk tegen de vijanden, die het dreigen te verstoren.
Waren die vijfinden de Habsburgsche vorsten? Of de Roornsclien ? O neen, de g r i j s a a r d Comenius bemoeide zich niet met politiek. Hij wijst in een zendschrijven aan de trouw geblevene Boheemsche Broeders in de verstrooiing op het schoone verleden der Broedergemeenten in Boheinen en zegt, dat Gods gerichten niet onverdiend zijn: „Niet vijanden hebben ons verwoest, maar w i j z e l f ; vijanden zullen ons overblijfsel niet verstoren, maar w i j z e l f zullen onzen eigen ondergang bewerken, indien wij niet boete doen en ons tot de eerste liefde bekeeren".
Ook zorgde hij in Amsterdam nog voor de stoffelijke belangen zijner geloofsgenooten. Hij collecteerde voor de „broederen". Gindely meldt uit het Prager Areliief: In Haarlem werden over 180 Gld., in Hoorn 160 Gld , in Alkmaar 30 Gld. en in Enk- ; huizen 24 Gld. verzameld: want men wist reeds toen, dat de Broederkerk meest uit behoeftigen bestond. Aanzienlijke Nederlanders gaven ook mildelijk, en ook Engeland liet zich reeds toen niet onbetuigd. En Comenius wist met een hart vol liefde, hoe alles uit te deelen. Hierin heeft de tijd, waarin ComeniuB leefde, overeenkomst met onzen tijd: z i j n naam maakte de „Broederen" bekend en knoopte banden aan, die in onzen tijd weer op bijzondere wijze zijn vernieuwd. Dit wil ik met ontroering des harten nader toelichten.
Zonder het te bedoelen, verkrijgt de Godzalige dikwijls door I zijne gebeden uitkomsten, die de heilige bewondering der nakomelingen wekken.
De gebeden van den armen banneling zijn tot gedachtenis opgekomen voor God (Hand. 10 : 4), en God heeft uitkomst gegeven. Wel gaf Hij geene hulp, zooals de wereld haar geeft, maar toch hulp ter rechter tijd en uitredding uit zwaren nood.
In datzelfde Amsterdam, waar Comenius zijn veelbewogen leven besloot, is H. F. Kohlbrügge geboren, een echt Nederlander en een u allen welbekend bedienaar des Goddelijken Woords, die evenals Comenius zijn vaderland moest verlaten. Kohlbrügge had, zooals hij menigmaal verhaalde, eene bijzondere voorliefde voor de Boheemsche Broederen; hij ontdekte weder het boekje van Bogislav Ignatius (Elsner): „De gereformeerd gezinde Boheemsche Broederen", en verspreidde het in Bohemen. In dit werkje worden de schriften van Comenius als een bewijs der gereformeerde gezindheid der Broederen aangehaald.
Deze dienaar des Woords bezocht Weenen in 1864, en van daar bezochten wij in 1864 Bohemen. Ten huize van den Boheemschen Superintendent, niet zoo heel ver verwijderd van de plaats, waar Comenius voor 't laatst op Boheemschen bodem nederknielde, vond eene samenkomst plaats. Het was geen sombere dag, zooals die Februaridag van 1628, maar een heldere Octobermorgen. Hier ontstond het plan van den druk der Boheemsche Postille en der Paltische Agende; hier knielden al die waardige mannen bij 'tafscheid neder en smeekten God om ontferming voor Bohemen en Zijne Kerk. Hier werd de grondsteen gelegd van veel goeds; hier werd de weg tot veler harten gevonden.
Door zijne betrekking tot Nederland gelukre het mijnen schoonvader de aandacht van enkele milde aanzienlijken op Moravië en Bohemen te vestigen, die evenals de De Geers ten tijde van Comenius broederlijke handreiking deden, en daardoor menige Gemeente ondersteunden. De Postille (eene verzameling van leerredenen van H. F. Kohlbrügge) werd door eenigen uwer predikanten vertaald, de drukkosten weiden door eenen Nederlander betaald : den H.W.Geb. Heer Baron van Tuyll van Zuylen, en nu reeds is eene tweede uitgave in 't licht gekomen. De Kleine Catechismus van Ds. Kohlbrügge, de Paltische Agende wordt in onze Boheemsche Gemeenten gebruikt. De Nederlandsch-Gereforineerde Gemeente te Elberfeld toonde belang te stellen in onze Gemeenten. In 1865 bracht Herman von Tardy een tegenbezoek aan Elberfeld en Holland; hij was de overbrenger van eene schriftelijke dankbetuiging der Boheemsche Gemeenten, en bracht eenen broederlijken zendbrief van de Elberfeldsche Gemeente in zijn vaderland terug. Dat zijn toch zichtbare gebedsverhooringen ! Van mijne werkzaamheid hier wil ik niet gewagen, want ik zeg dit alles niet, om m e n s c h e n te roemen, maar om God te prijzen. De gebeden van Comenius waren slechts het middel, — G od gaf de verhooring, — ondanks vijandschap en tegenstand.
Verder richtte Prof. Böhl nog een ernstig woord aan zijne toehoorders, opdat ook zij zorgen zouden, dat de gebeden van Comenius altijd meer vervuld werden, en eindigde met de bede, dat zij zich steeds zouden richten naar Gods Woord en vasthouden aan Wet en Getuigenis, niet verachtende den dag der kleine dingen.
Maandagavond hield de Heer Candidaat Simsa uit Brünn eene zeer belangwekkende Duitsche toespraak over Comenius in de Gereformeerde Kerk, waarbij hij zeer veel nadruk legde op het Christelijk standpunt van den grooten paedagoog, en het betreurde, dat de liberalen dit zoo geheel over 't hoofd zien.
En hiermede is mijn verslag ten einde, maar naar aanleiding dezer herdenking van den grooten banneling, die ook in Nederland op 28 Maart werd gevierd, wil ik aan de lezers van het Zondagsblad nog eenen vurigen wensch van de nakomelingen der Boheemsche broederen in Weenen mededeelen. Hier zijn een duizendtal arme, in de wereldstad verstrooiden, die, hoewel zij een deel zijn der Duitsch-Gereformeerde Gemeente, niet behoorlijk kunnen staan onder herderlijk toezicht, daar zij meestal slechts hun Boheemsch verstaan.
Oberkirchenrath von Tardy houdt in de wintermaanden Boheemsche godsdienstoefeningen, maar zijne drukke werkzaamheden beletten hem die arme, in de voorsteden verstrooiden, op te zoeken. Geheel zelfstandig hebben nu de Bohemers Juli 1.1. eene Vereeniging gesticht om een fonds te verzamelen ter aanstelling van eenen Boheemschen hulpprediker. Zij dragen daartoe naar vermogen bij, zelfs boven hunne krachten, en • tóch kan de vervulling van hunnen wensch nog 10 of 12 jaren of langer duren. Zelfs spreken de statuten der Vereeniging van de mogelijkheid eener outbinding. .
Kan eene broederlijke handreiking uit Nederland zulk eene ontbinding niet voorkomen?


Zeer gaarne hebben wij eene plaats ingeruimd aan bovenstaand verslag van het Comeniusfeest te Weenen, dat ons door eene vriendelijke hand werd toegezonden. Wij wenschen, dat het met belangstelling gelezen zij en dat het strekken moge om de verdiensten van een Godvruchtig man, een gereformeerd theoloog en beroemd paedagoog in herinnering te houden.
Voorts kunnen wij niet nalaten, ons aan te sluiten bij den wensch, aan het slot van het stuk geuit, dat het den Boheemschen vrienden te Weenen moge gelukken, binnen een niet al te groot tijdsverloop een fonds bijeen te krijgen ter aanstelling van eenen hulpprediker, die hun in hunne eigene taal het Evangelie kan verkondigen.
Wij herinneren ons, dit schrijvende, met blijdschap de vele en rijke giften, die vele jaren reeds den armen Gemeenten met hare predikanten in Bohemen , Moravië en Hongarije uit Nederland toevloeiden, en wekken de lezers van ons blad niet alleen op om in dezen niet te vertragen, maar ook nu hunnen broederen in de groote wereldstad de behulpzame hand te bieden, opdat ook dezen zich mogen verblijden in de voorrechten, die zoovelen onzer genieten.
Gaven, voor dat doel afgezonderd, zullen door ons met dankbaarheid ontvangen en verantwoord worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's

Brief uit Oostenrijk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 april 1892

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's