Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Evangelisch-Gereformeerde Filiaal-Gemeente te St, Helena in Hongarije,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Evangelisch-Gereformeerde Filiaal-Gemeente te St, Helena in Hongarije,

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Deze Evangelisch-Gereformeerde Kerkgemeente te St. Helena bestaat reeds sedert het jaar 1820. Hare leden zijn nakomelingen van landverhuizers uit verschillende Evangelisch-Gereformeerde Gemeenten van Bohemen. Het waren uitsluitend werklieden, wien in Hongarije eene betere toekomst scheen toe te lachen.
Zekere rijke Griek, Manzari geheeten, pachtte namelijk al de keizerlijk-koninklijke bosschen, die hier toen zeer talrijk waren. Daar deze landstreek echter weinig bevolkt was, en Manzari hier geene arbeiders krijgen kon, om de bosschen te laten rooien, zocht hij zijne werklieden in Bohemen, en beloofde aan elk hunner twee juk landerijen te zullen geven, indien het werk hun niet bevallen mocht. Op deze uitnoodiging begaven velen zich naar Hongarije.
Maar zij werden in hunne verwachtingen bedrogen! De arbeid was zeer vermoeiend, en het loon gering. Terwijl de mannen aan het werk waren, moesten de vrouwen in de omliggende dorpen al bedelend het dagelijksch brood ophalen. Toen de bosschen gerooid werden, kregen zij den grond, waarop de boomen gestaan hadden, om een dorp te kunnen bouwen. Zoo ontstond St. Helena, oorspronkelijk slechts door Evangelische leden bewoond (ongeveer 20 huisgezinnen). Aan hen werden de woorden van Ps. 34 : 20 bewaarheid: „Vele zijn de tegenspoeden des rechtvaardigen, maar uit alle die redt hem de Heere".
Ook de Roomsch-Katholieken hebben in de nabijheid een dorp voor zich gebouwd. Maar omdat zij daar gebrek aan water hadden, verlieten zij het, en begaven zij zich naar St. Helena, tot groot nadeel der Evangelischen. Aangezien thans het aantal bewoners belangrijk vermeerderd was, kwam er weldra een bevel om zonder dralen voor eene gemeenteschool te zorgen. De Evangelischen werden op Roomsche feestdagen genoodzaakt te werken. Doch daar de ruimte der school voor het geheele aantal kinderen niet toereikend was, en de Evangelischen met de leiding der school niet tevreden waren, besloten zij eene eigene school te stichten, waarbij de Roomschen hen niet geholpen hebben. Den Evangelischen werd ook verboden, op Roomsche feestdagen te werken. Twee ijverige leden, die toch het werk voortzett'en, werden gevangengenomen. (De Roomschen werden echter nooit gestraft, wanneer zij óók op Zondag werkten en de Evangelischen in hunne godsdienstoefening stoorden). Ondanks de vele hinderpalen, hun door de overheid in den weg gelegd, werd de school toch in het jaar 1861 voltooid, want „de rechtvaardigen roepen, en de Heere hoort, en Hij redt hen uit al hunne benauwdheden".
Sedert dien tijd tot in het jaar 1891 waren er te St. Helena vijf onderwijzers, die in de week voor het onderricht der kinderen zorgden, en des Zondags eene predikatie voorlazen. Aan twee der onderwijzers werd ook veroorloofd, den Heiligen Doop te bedienen. Het Heilig Avondmaal werd den inwoners van St. Helena gedurende 22 jaren door den predikant Nador uit Debelas bediend. Zijn opvolger was W. Miklós, predikant te Clopodia; deze bezocht hier de gemeenteleden viermaal 'sjaars, óók ongeveer twintig jaar lang. Na hem volgde V. Jauze, die tot dusver tweemaal 'sjaars te St. Helena komt. Deze predikanten deden ook dienst by huwelijksvoltrekkingen en doopsbedieningen, wanneer dat zoo af en toe noodig was. Overigens werden de kinderen zelfs door de Grieksche geestelijken gedoopt.
Van de onderwijzers bleven er slechts twee in gezegende herinnering; de drie andere hebben de waardigheid van hun ambt op velerlei wijze bezoedeld en aan de gemeenteleden een zeer slecht voorbeeld gegeven. De Zondagsrust werd volstrekt niet in acht genomen, er werdt gewerkt, gedanst en gedronken.
Er waren tijden, dat St. Helena zonder onderwijzer was. In den laatsten tijd heeft dit zelfs zes jaar geduurd. Dat waren de allerergste tijden! De volwassen leden bleven zonder Gods Woord, de jeugd zonder godsdienstig onderricht, ja letterlijk zonder eenig onderwijs. Men behoeft er zich dus niet over te verwonderen, dat er velen uit dien tijd te vinden zijn, die niet lezen, schrijven en rekenen kunnen. Maar in dien treurigen tijd werden er toch eenige; mannen gevonden, die het zout der Gemeente waren. Dezen hebben te midden der algemeene lauwheid des Zondags predikatiën voorgelezen, en des winters de jeugd onderwezen. Doch daar het onderwijs en het voorlezen der predikatie niet door bevoegden geschiedde, waren velen daarmede niet tevreden, kwamen niet in de godsdienstige bijeenkomsten, en zonden hunne kinderen ook niet naar de school.
In dezen tijd werd er herhaaldelijk een vergelijkend examen uitgeschreven; daarvoor meldden zich dan ook wel eenige onderwijzers aan, maar wegens de geringe bezoldiging, die hun werd aangeboden, en wegens de onbekendheid met de Hongaarsche taal kwam het nooit tot eene afdoende beslissing. Vele inwoners van St. Helena dachten er aan, hunne kinderen maar niet weder naar de gemeenteschool te zenden; eenigen hebben het zelfs gedaan. Had God Zijn volk dan verstooten? Neen! Kort daarna konden de geloovige leden dei- Gemeente met den Psalmist uitroepen: „Gij hebt mijne ziel gered van den dood; ook niet mijne voeten van aanstoot, om voor Gods Aangezicht te wandelen in het licht der levenden ?"
Bij zekere gelegenheid had namelijk een der ijverige mannen in het Boheemsche Blad „Hlasy ze Siona" van het jaar 1890 het hoofdartikel „De arbeiders zijn vele" gelezen. Daarop schreef hij aan den heer Von Tardy, Oberkirchenrath te Weenen, met verzoek om op de eene of andere wijze de Gemeente met zijne tusschenkomst te dienen, door te beproeven of misschien niet een van de „vele arbeiders" den arbeid onder de bewoners van St. Helena op zich zou willen nemen. Dit verzoek werd door genoemden heer ook ter hand gesteld aan den schrijver dezer regelen, die daarop spoedig tot het besluit kwam, met Gods hulp den moeilijken arbeid te aanvaarden. De gemeenteleden verlangden van hem, dat hij op de werkdagen de kinderen zou onderwijzen, en des Zondags eene predikatie houden (daar bij een theoloog is), en in 't algemeen alles verrichten, wat met deze bedieningen in verband staat. Daarvoor beloofden zij hem 300 gulden, eene zekere hoeveelheid hout, eenige mudden tarwe, maïs en aardappelen, 5 juk akkerland, en 200 gulden uit het Hongaarache kerkenfonds. Het was niet veel, maar toch in zoover voldoende, dat men bij spaarzaam huishouden daarmede kon rondkomen. Het ging den schrijver intusschen evenzoo als Jakob bij Laban. Op de 200 gulden uit het kerkenfonds kan hij geene aanspraak maken; er wordt hoogstens 50 a T0 gulden uit verstrekt. In plaats van de 300 gulden van de Gemeente krijgt hij slechts 250 gulden aan contant geld, V, 0 van de beloofde hoeveelheid tarwe, maïs en aardappelen, en 5 juk akkerland, die hij voor eigen rekening moet laten bebouwen.
Dat weinige is echter nog een last voor de gemeenteleden. De Gemeente telt wel omstreeks 400 zielen, maar het zijn uitsluitend arme lieden, die slechts zóó veel land bezitten, dat zij er de onmisbaarste voedingsmiddelen voor hunne talrijke gezinnen van kunnen oogsten; voor de overige behoeften moeten zij in het naburige Servië als daglooners arbeiden. Door de huwelijken worden de landerijen voortdurend meer versnipperd.
Behalve deze moeilijkheden zijn er hier ook nog andere. Zooala reeds boven vermeld is, is het aantal gemeenteleden tamelijk groot. Tot dusverre nu moest men des Zondags voor het houden der godsdienstoefeningen in het schoollokaal bijeenkomen, waar niet eens voor alle schoolplichtige kinderen plaats genoeg is. Daarom is de Gemeente voornemens eene kerk te bouwen. Er is reeds een klein bedrag (656 gulden) voor dit doel bijeen, maar dit is op verre na niet voldoende. Nevens dit bouwfonds sticht de Gemeente ook een fonds tot bezoldiging van eenen leeraar; dat lieeft thans 340 gulden iri kas. Wanneer er echter voor beide doeleinden genoeg zou zijn, moest men ten minste 12000 gulden bij elkander hebben. Daartoe zijn de zwakke krachten der leden ook bij den besten wil niet voldoende.
Maar nu wordt de kleine som, die reeds voorhanden is, nog door een ernstig gevaar bedreigd vanwege den Staat. Er moet thans op eenmaal 200 gulden voor de jaarwedde van den onderwijzer betaald worden, ook voor de jaren toen er hier geen onderwijzer was. Schrijver dezes kan geene aanspraak op die jaarwedde maken, omdat hij een theoloog is, en dus slechts tijdelijk als onderwijzer kan aangesteld worden.
Daarom wenden wij ons tot al onze „geloofsgenooten", wien het heil van andere zielen ter harte gaat, en wien God zooveel heeft toevertrouwd, dat zij daarvan iets kunnen afzonderen, om anderen gelukkig te maken, en richten langs dezen weg tot hen de bede, ons te willen helpen. De Redactie van dit Zondagsblad heeft zich bereid verklaard, giften voor ons in ontvangst te nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

De Evangelisch-Gereformeerde Filiaal-Gemeente te St, Helena in Hongarije,

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 maart 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's