Uit den Schat der Kerk

Aanteekening op 1 Samuël 25 : 1.

En S a m u ë l s t i e r f ; en g a n s c h I s r a ë l v e r g a d e r de . z i c h , eu z i j b e d r e v e n r o u w o v e r hem. Van dit rouw dragen heeft Israël deze vrucht gehad, dat liet van den Heere weder eenen Profeet en een goed koning in David ontvangen heefr. Zie intusschen, hoe de rechtvaardige getuige eerst in zijnen dood geëerd wordt.

Aanteekening op 1 Samuël 25 : 13 en 14,

Vers 13. D a v i d dan zeide tot z i j n e m a n n e n: E e n i e g e l i j k g o r d e z i j n z w a a r d aan. Toen g o r d de •een i e g e l i j k z i j n z w a a r d a a n ; en zij t o g e n op a c h t e r D a v id Tot hetgeen niet naar den goeden wil Gods was, zijn al 2ijne mannen bereid; niet een enkele, die den Geest had, om David voor te houden, dat deze zijne gezindheid niet goed was. Vers 14. Doch e e n j o n g e l i n g u i t de j o n g e l i n g en i b o o d s c h a p t e het aan A b i g a ï l , N a b a l s h u i s v r o u w. Een heerlijk „doch"! Zoo redt God de Zijnen uit de verzoeki ng en bewaart hen voor het kwade, dat zij in den zin hebben.

Aanteekening op 2 Samuël 5:6—8.

E n de k o n i n g t o o g m e t z i j n e m a n n e n n a a r J e r u - s a l e m , t e g e n de J e b u s i e t e n , d i e in d a t l a n d woond e n . En zij s p r a k e n tot D a v i d , z e g g e n d e : Gij z u l t h i e r n i e t i n k o m e n , m a a r de b l i n d e n en k r e u - p e l e n z u l l e n u a f d r i j v e n ; d a t is te z e g g e n : D a v id z a l h i e r n i e t i n k o m e n . Maar D a v i d nam d e n b u rg Z i o n in: d e z e l v e is de s t a d D a v i d s . W a n t D a v id z e i d e t e n z e i v e n d a g e : Al wie de J e b u s i e t e n s l a a t, « n g e r a a k t aan die w a t e r g o o t , en d i e k r e u p e l e n, « n die b l i n d e n , die van D a v i d s z i e l g e h a a t z i j n, •die zal tot een h o o f d en t o t e e n e n o v e r s t e z i j n; • d a a r om z e g t men: E e n b l i n d e en k r e u p e l e z a l in h e t h u i s n i e t k o m e n.
Davids ziel haat degenen, die in verkeerden zin zich tegen helden Gods stelden. Melchizedek was koning van Salem. Abraham offerde op dezen berg Gode zijnen zoon. Er is ook eene predestinatie van plaatsen. — De dakgoten zijn waterdienaren leidingen. — De reden, waarom de blinden en de kreupelen niet mochten binnenkomen, was, dat na dezen smaad, Gode aangedaan, dit verbod een getuigenis was, dat God Zich niet bespotten,

Aanteekening op 2 Samuël 19 : 29.

Toen z e i d e de k o n i n g t o t h e m : W a a r o m s p r e e kt gij ineer van u w e z a k e n ? ik heb g e z e g d : G i j en i b a , d e e l t h e t l a n d. Zelfs al is niet alles onwaar geweest, wat Ziba van Mefibozonde, seth had gezegd, — en het heeft alle waarschijnlijkheid, dat iets van waar was, hoewel de koning het nu niet kon onderuw zoeken en uitmaken, — het was niettemin trouweloos van eenen dienaar, zijnen heer aan te klagen. Het loon, dat David hem eenmaal had toegezegd, zou niet geheel van hem genomen worden, de helft moest hij teruggeven. Mefiboseth zelf bezat daarom niets minder, wijl in al zijne persoonlijke behoeften koninklijk werd voorzien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen