Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

HOOFDSTUK VIb

GEMEENSCHAPPELIJK HANDELEN.

Na afloop der Synode te Slezan begaven zich de afgevaardigden Georg Izrael, Johann Laurentius, Johann Rokyta en Galus Drevinek naar de Synode te Goluchov, die op aandrang van a Lasco was bijeengeroepen. Door de Uniteit was hun opgedragen, zich aan de besluiten van Kozminek te houden. Wegens ziekte van a Lasco kon echter de synode te Goluchov niet gehouden worden. Een opzettelijk daartoe afgezonden bode bracht aan de afgevaardigden der Broeders brieven van a Lasco en Cruciger, waarin dezen de Broeders op eene gemeenschappelijke synode te Pinczov noodigden. De afgevaardigden verontschuldigden zich, zeggende, dat zij daartoe geene toestemming van de senioren hadden, en laatstgenoemden waren over de handelwijze der Polen zóó verbitterd, dat senior Cervenka eene nieuwe uitnoodiging tot eene gemeenschappelijke synode van de hand wees; want ook de Broeders waren er bezorgd over, dat zij ter wille van de vereeniging in vele dingen moesten toegeven. De afgevaardigden der Uniteit bezochten op hunne terugreis van Goluchov eenige Broedergemeenten in Groot-Polen. Bij heer Johann Tomicki ontmoetten zij Lismanini, die reeds lang gewenscht had, eens met de Broeders over enkele Artikelen hunner Belijdenis te kunnen raadplegen. Zij hadden langdurige besprekingen met hem, en met hun medeweten zond Lismanini de Belijdenis der Uniteit ter beoordeeling aan Calvijn, Musculus, Viret en Bullinger.
'A Lasco liet zich door de eerste mislukking niet afschrikken; hij noodigde de Broeders andermaal tot eene onderlinge bespreking uit, opdat men tot eene vereeniging mocht komen, en de senioren bewilligden in een colloquium te Leipnik in Moravië op den 30ste" October 1558. Naar deze plaats begaven zich de eerste magnaten en vele Gereformeerde predikanten uit Polen. Een Poolsch afgevaardigde opende de vergadering met eene lange rede, die door senior Cervenka beantwoord werd. De Polen brachten eene Poolsche vertaling van de Belijdenis der Broeders mede, die als grondslag voor de beraadslaging diende. Zij verwierpen de oorbiecht, als eene uitvinding van den Paus. De Broeders antwoordden, dat zij de oorbiecht aan ieder voor zich ter beoordeeling overlieten, daar zij wel in de Heilige Schrift niet bevolen, maar ook niet uitdrukkelijk verboden was. Voorts werd over de rechtvaardigmaking door het geloof gehandeld, over <de doodzonden, en daarna over het onderhoud der predikanten, •want de Polen vonden er bezwaar in, dat de predikanten met het werk hunner handen hun brood zouden verdienen. Het breedvoerigst werd over de Sacramenten, inzonderheid over de beteekenis van het Heilig Avondmaal gesproken. De Broeders stelden hunne zienswijze betreffende het Avondmaal geheel in Gereformeerden geest voor; zij verwierpen de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus en zeiden, dat de Luthersche meening, alsof Christus' lichaam in, met en onder het brood aanwezig was, door de Broederuniteit reeds vóór 15 jaren verworpen was geworden, en dat de onwaardige, als hij het brood ontvangt, slechts het lichaam des Heeren smaadheid aandoet, — waarmede de Polen verklaarden in te stemmen. Opdat evenwel ook a Lasco de rechte leer der Broeders omtrent het Heilig Avondmaal zou leeren kennen, vroegen zij om eene schriftelijke opheldering omtrent dit Artikel. Yerder werd over de feestdagen, over den gehuwden staat der priesters en over het wereldlijk gezag der Kerk gehandeld. Daar de desbetreffende Artikelen der Belijdenis nog eene Roomsche tint droegen, en de Polen beslist Gereformeerd waren en alles vermeden, wat naar den Roomschen zuurdeesem rook, vroegen zij van de Uniteit toestemming, om deze Artikelen der Belijdenis te mogen verbeteren. De Broeders antwoordden echter, dat hunne Belijdenis aan ljeizer Ferdinand I ter hand gesteld, en juist in dezen tijd door de nieuwe uitgave over de geheele wereld bekend geworden was, zoodat het aanbrengen van veranderingen daarin thans niet wenschelijk was. Wilden de Polen de Belijdenis veranderen, de Uniteit zou er niet tegen zijn; maar dan moesten zij haar ook als eene Poolsche Belijdenis uitgeven, waarmede de Polen genoegen namen. De senioren gaven den Poolschen afgezanten brieven aan a Lasco en aan de opzieners der Poolsche Gemeenten mede. De Gemeenten vernamen met hartelijke blijdschap de tijding, dat de Uniteit in de verbetering der Belijdenis toegestemd had, en a Lasco zocht sinds hoe langer zoo meer toenadering tot de Broeders, tot op den dag zijns doods, den 5'1|,n Januari 1560. Niet lang vóór zijn overlijden schreef hij nog aan Cerny: „Wij en gij moeten ons onvoorwaardelijk vereenigen, opdat wij aan de werktuigen des Satans gemeenschappelijk weêrstand kunnen bieden, wat met Gods hulp niet vruchteloos zijn zal!"
Maar inmiddels was een nieuw misverstand tusschen de Uniteit en de Gereformeerden in Polen ontstaan door toedoen van Lismanini, die met voorkennis van de Broeders hunne Belijdenis, te gelijk met de te Lpipnik gegeven uitleggingen, naar de Zwitsersche Hervormers gezonden had. Calvijn, Viret, Bullinger, Martyr, Gualtherus en anderen, wien zoowel de vele onduideljjke bewoordingen als de aan Roomsche gebruiken herinnerende uitdrukkingen der Belijdenis mishaagden, hadden in particuliere brieven aan Lismanini over het een en ander hunne ontevredenheid te kennen gegeven. Deze maakte van die particuliere brieven gebruik, om tusschen de Broeders en de Gereformeerden in Polen verdeeldheid te zaaien: op grond van de oordeelvellingen der Hervormers begon hij de Uniteit verdacht te maken. Opdat de Zwitsersche Hervormers zich echter een juist oordeel over de Uniteit zouden kunnen vormen, zonden de senioren eigene afgevaardigden uit Bohemen naar Zwitserland, namelijk Peter Herbert en Johann Rokyta. De laatste keerde halverwege de reis om onbekende redenen naar Polen terug; doch Herbert bracht een bezoek aan Bullinger en Martyr te Zürich, aan Museulus te Bern, aan Calvijn en Beza te Qenève, werd door allen broederlijk ontvangen, en — het misverstand was uit den weg geruimd. Calvijn gaf namens de Geneefsche predikanten aan Herbert een schrijven aan de senioren mede, waarin hij hen verzekert van zijne broederlijke genegenheid ten opzichte van de Uniteit, en den wensch uitspreekt, dat deze den Gereformeerden de broederhand moge reiken, zich met hen verbinden, en in de leer van het Heilig Avondmaal tot eenstemmigheid met hen trachte te komen, opdat het twistvuur gebluscht worde, en het Evangelie in het land tot krachtiger bloei moge geraken. Yoorts schreven de Geneefsche Hervormers, dat zij in hunne brieven aan Lismanini alleen de scherpe uitdrukkingen in de Apologie hadden afgekeurd, en slechts wegens den grooten afstand niet in rechtstreeksche verbinding met de Uniteit getreden waren.
Daar de Broeders altijd bereid waren, zich van beter te laten onderrichten, gaven zij toe, dat hunne Belijdenis op vele plaatsen onduidelijk was, en waren dankbaar, dat de Hervormers zich om deze dingen niet van hen afgewend hadden; voorts verklaarden zij, dat de Uniteit nooit oneenigheid met de Gereformeerden in Polen gezocht had, en dat Lismanini eenig en alleen de oorzaak der ontstane verdeeldheid was. Het gevolg was, dat er tusschen de Gereformeerden en de Broeders in Polen weder toenadering kwam, en dat zij opnieuw in broederlijke liefde aan de onderlinge vereeniging begonnen te arbeiden. Tegen den 15'ls" September 1560 belegden de Gereformeerden, opdat de broederband versterkt mocht worden, eene synode te Ksiaz in Klein-Polen. Op deze Synode verschenen meer dan 50 Gereformeerde predikanten en meer dan 40 edellieden uit Klein-Polen; als afgevaardigden der Broeders kwamen Johann Rokyta en Johann Laurentius, (Izrael kon wegens ziekte niet medegaan), bovendien verschenen nog afgevaardigden van de Luthersche kerken in Groot-Polen en Silezië, en gezanten van den Gereformeerden vorst Nikolaus Radziwill uit Littauwen. De laatste zond 1600 thaler (f2800) tot ondersteuning der Klein-Poolsche Gereformeerde Gemeenten, en beloofde voor zijne rekening den Poolschen Bijbel te laten drukken. De Svnode hield zich voornamelijk bezig met de kerkorde, en er werd besloten, dat men elkanders synoden wederkeerig zou bezoeken. Opdat alle liierarchie zou voorkomen worden, verlangde de adel, dat de senioren der Kerk uit den wereldlijken en niet uit den geestelijken stand zouden gekozen worden ; maar op raad der Broeders benoemde men de senioren uit den geestelijken stand, en voegde hun -twee senioren uit den adel toe, om hen ter zijde te staan bij het kerkelijk bestuur. De Uniteit vatte nu reeds de leer van het Heilig Avondmaal in Gereformeerden zin op, en op grond van de toestemming der senioren te Leipnik werd besloten, de Belijdenis van het jaar 1535 te verbeteren, haar ia het Poolsch te vertalen, en vóór de verschijning aan Cruciger tot onderzoek toe te zenden. De Synode vaardigde ook eene deputatie naar den koning van Polen af; deze ontving haar ^zeer vriendelijk, wenschte der Synode Gods zegen toe?op haren arbeid, en verzekerde de Evangelischen in Polen van zijne koninklijke gunst. Ook hier werd besloten, dat de Broeders met de Lutherschen in Groot-Polen over eene vereeniging zouden beginnen te onderhandelen. Op hunnen terugkeer van de Synode bezochten de afgevaardigden der 116 AMSTERDAMSCI l ZONDAGSBLAD TOT GETUIGENI S DER WAARHE ID. Broeders Cruciger, die hun verzekerde, dat hij bij de vastgestelde vereeniging wenschte te blijven. Overeenkomstig de besluiten te Ksiaz werkte Peter Herbert de Belijdenis van het jaar 1535, vooral wat het Artikel over het Heilig Avondmaal betrof, in Gereformeerden geest om, liet het Artikel over het coelibaat weg, verbeterde de Roomsch klinkende uitdrukkingen, liet de aldus omgewerkte Belijdenis in het Poolsch vertalen, en zond haar aan de Klein-Poolsche Gereformeerden, opdat dezen haar zouden onderzoeken. De Gereformeerden keurden de omgewerkte Belijdenis goed, en belegden eene synode te Buzenin, op den 16den Juni 1561, opdat de Belijdenis openlijk aangenomen zou worden, en noodigden tot bijwoning dezer Synode ook de Broeders uit. Als afgevaardigden der Broeders verschenen Johann Rokyta, Johann Laurentius, Paul Drevinsky en Zacharias. De verbeterde Belijdenis werd door de Synode grondig onderzocht en met algemeene stemmen goedgekeurd. De Gereformeerden verlangden van de afgevaardigden der Uniteit, dat zij nu ook deze verbeterde en in het Poolsch vertaalde Belijdenis zouden bekrachtigen. De Broeders konden haar echter niet officieel bekrachtigen, aangezien zij daartoe geene volmacht van hunne senioren hadden; evenwel werd daardoor de broederband in het minst niet benadeeld. Beide partijen werden het hier eens, en spraken hunne eenstemmigheid uit in het navolgende stuk: Onderhandeling, gevoerd met de Broeders uit Klein- en Groot-Polen, betreffende de vereeniging der Christelijke Kerken, in het jaar onzes Heeren 1561, den 16<len Juni: l e Artikel. Over de g e m e e n s c h a p p e l i j k e B e l i j d e - n i s , d i e in G r o o t - e n K l e i n - P o l e n g e l d e n z a l . Dewijl het daarom te doen is, dat de Broeders deze Boheemsche Belijdenis, welke zij verbeterd hebben en in de Boheemsche taal lieten drukken, nu in het Poolsch zullen vertalen, zullen zij deze vertaalde Belijdenis aan de predikanten in Klein-Polen tot onderzoek voorleggen, waarna zij gemeenschappelijk zal worden uitgegeven. 2P Artikel. Yan de o p n e m i n g in de G e m e e n t e des H e e r e n . Aangezien wij midden onder pauselijke dwaalleeraars en andere verkeerde menschen leven, is het noodzakelijk, dat de menschen met groote voorzichtigheid in de Gemeente worden opgenomen, eensdeels tot onderwijzing in den Catechismus, anderdeels vooral tot het gebruik der Sacramenten. Het is niet noodig, dat de voorschriften volgens de letter, maar wel dat zij volgens den geest bij de opneming nageleefd worden, vooral dat men naar het geloof, naar de plichten en naar de belijdenis vrage: of de menschen begeeren met het Pausdom en de zonde te breken, en oprechtelijk tot de Gemeente Gods toetreden, opdat zij een des te levendiger besef hebben van het voorrecht en de voorwaarden, waaronder zij zich bij de Gemeente Gods aansluiten. 3" Artikel. V a n het H e i l i g A v o n d m a a l . Hierbij werd der vergadering voorgelezen de overeenkomst aangaande het Heilig Avondmaal, zooals die op het te Leipnik gehouden Colloquium tot stand gekomen was, en aan de Klein-Poolsche predikanten te Leipnik was ter hand gesteld. Ook werd het daarop betrekking hebbende Artikel uit de in het Poolsch vertaalde Belijdenis voorgelezen; en aangezien beide geschriften met elkander Broeders Cruciger, die hun verzekerde, dat hij bij de vastgestelde vereeniging wenschte te blijven.
Overeenkomstig de besluiten te Ksiaz werkte Peter Herbert de Belijdenis van het jaar 1535, vooral wat het Artikel over het Heilig Avondmaal betrof, in Gereformeerden geest om, liet het Artikel over het coelibaat weg, verbeterde de Roomsch klinkende uitdrukkingen, liet de aldus omgewerkte Belijdenis in het Poolsch vertalen, en zond haar aan de Klein-Poolsche Gereformeerden, opdat dezen haar zouden onderzoeken. De Gereformeerden keurden de omgewerkte Belijdenis goed, en belegden eene synode te Buzenin, op den 16den Juni 1561, opdat de Belijdenis openlijk aangenomen zou worden, en noodigden tot bijwoning dezer Synode ook de Broeders uit. Als afgevaardigden der Broeders verschenen Johann Rokyta, Johann Laurentius, Paul Drevinsky en Zacharias. De verbeterde Belijdenis werd door de Synode grondig onderzocht en met algemeene stemmen goedgekeurd. De Gereformeerden verlangden van de afgevaardigden der Uniteit, dat zij nu ook deze verbeterde en in het Poolsch vertaalde Belijdenis zouden bekrachtigen. De Broeders konden haar echter niet officieel bekrachtigen, aangezien zij daartoe geene volmacht van hunne senioren hadden; evenwel werd daardoor de broederband in het minst niet benadeeld. Beide partijen werden het hier eens, en spraken hunne eenstemmigheid uit in het navolgende stuk:
Onderhandeling, gevoerd met de Broeders uit Klein- en Groot-Polen, betreffende de vereeniging der Christelijke Kerken, in het jaar onzes Heeren 1561, den 16<len Juni:
l e Artikel. Over de g e m e e n s c h a p p e l i j k e B e l i j d e - n i s , d i e in G r o o t - e n K l e i n - P o l e n g e l d e n z a l . Dewijl het daarom te doen is, dat de Broeders deze Boheemsche Belijdenis, welke zij verbeterd hebben en in de Boheemsche taal lieten drukken, nu in het Poolsch zullen vertalen, zullen zij deze vertaalde Belijdenis aan de predikanten in Klein-Polen tot onderzoek voorleggen, waarna zij gemeenschappelijk zal worden uitgegeven.
2P Artikel. Yan de o p n e m i n g in de G e m e e n t e des H e e r e n . Aangezien wij midden onder pauselijke dwaalleeraars en andere verkeerde menschen leven, is het noodzakelijk, dat de menschen met groote voorzichtigheid in de Gemeente worden opgenomen, eensdeels tot onderwijzing in den Catechismus, anderdeels vooral tot het gebruik der Sacramenten. Het is niet noodig, dat de voorschriften volgens de letter, maar wel dat zij volgens den geest bij de opneming nageleefd worden, vooral dat men naar het geloof, naar de plichten en naar de belijdenis vrage: of de menschen begeeren met het Pausdom en de zonde te breken, en oprechtelijk tot de Gemeente Gods toetreden, opdat zij een des te levendiger besef hebben van het voorrecht en de voorwaarden, waaronder zij zich bij de Gemeente Gods aansluiten.
3" Artikel. V a n het H e i l i g A v o n d m a a l . Hierbij werd der vergadering voorgelezen de overeenkomst aangaande het Heilig Avondmaal, zooals die op het te Leipnik gehouden Colloquium tot stand gekomen was, en aan de Klein-Poolsche predikanten te Leipnik was ter hand gesteld. Ook werd het daarop betrekking hebbende Artikel uit de in het Poolsch vertaalde Belijdenis voorgelezen; en aangezien beide geschriften met elkander overeenstemden, werd besloten, dat volgens beider bedoeling in de Gemeente zou geleerd worden.
4C Artikel. Van de c e r e m o n i ë n en k e r k e l i j k e h a n - d e l i n g e n . Aangaande de ceremoniën en de kerkelijks gebruiken kwamen beide partijen overeen, dat er in de hoofdzaken alleen met wederzijdsch goedvinden verandering mocht gebracht worden; men zou echter blijven bij de gebruiken, die bij de voornaamste Gemeenten in zwang waren. En als met wederzijdsche toestemming daarin iets gewijzigd of er aan toegevoegd werd, moesten de leden daaromtrent bijtijds onderricht en vermaand worden, ten einde alzoo alle mogelijke ergernissen te voorkomen. —
In het jaar 1561 deed de Uniteit op het kasteel van graaf Gorka haar groot Gezangboek (Kancionale) het licht zien, welke bundel daarna ook in het Duitsch vertaald werd. De verbeterde in het Poolsch vertaalde Belijdenis der Broeders en der Gereformeerden werd in het jaar 1562 door den druk openbaar gemaakt en in December 1563 op den Rijksdag te Warschau aan koning Sigismund August ter hand gesteld. Op den Rijksdag te Petrikan, in het volgende jaar gehouden, antwoordde de Koning aan de heeren Ostrorog, Leszczinski, Marszevski en den predikant Johann Laurentius aangaande deze Belijdenis volgenderwijze: „Uwe Belijdenis heb ik herhaaldelijk met genoegen gelezen ; ik vind daarin geene dwalingen, allerminst wat betreft de grondstellingen van het Christelijk geloof omtrent de Heilige Drieëenheid, waarin anderen zoo schromelijk dwalen. Uwe Belijdenis stemt volkomen overeen met het algemeen Christelijk geloof; daarom zult gij met uwe geloofsgenooten in mijn Rijk vrijelijk en in vrede mogen leven".
In het jaar 1563 stierf Felix Cruciger, die steeds een trouw bondgenoot der Broeders was. Dezen ontvingen ruimschoots vergoeding voor dat verlies, want in het jaar 1564 werd graaf Jakob Ostrorog, een ijverig lid der Uniteit en een harer machtigste beschermers, tot wojwode over Posen aangesteld, in de plaats van den vijandigen Koscielecki.
Terwijl aldus de Broeders en de Gereformeerden in Klein-Polen hoe langer zoo meer tot één geheel samensmolten, bleven er tusschen de beide Kerken in Cujavië altijd nog oorzaken van misverstand bestaan. Opdat ook hier alles in Christelijke liefde geregeld mocht worden, kwam Izrael den 18den September 1565 in het dorp Liszkovo met Andreas Prazmovski, den senior der kerken in Cujavië, bijeen, en werd er eene vereeniging beraamd, waarbij de predikanten van beide Belijdenissen beloofden, in Christelijke liefde met elkander te leven, en elkander bij de prediking van het Woord Gods en de bediening der Sacramenten, volgens de ordening van elke Kerk, behulpzaam te zijn. De Poolsche Belijdenis van het jaar 1563 werd door beide partijen aanvaard ; de kerkorde en de tucht zou naar het voorbeeld der Broederuniteit gehandhaafd worden. Wegens ondergeschikte ceremoniën van anderen aard zou niemand verworpen worden, en aau de leden der eene Belijdenis zouden de predikanten der andere Belijdenis gewillig de Sacramenten bedienen. Deze broederlijke overeenkomst werd met handslag en gemeenschappelijk gebed bekrachtigd. Prazmovski hield zich sinds zóó getrouw aan deze overeenkomst, en bepleitte op de synoden de belangen der Broeders steeds met zulk eene warmte, dat hij als lid der Uniteit beschouwd werd. {Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's