Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE VIJAND ZAAIT ONKRUID.

De Hervorming in Polen geraakte reeds in haar begin, hoe -veelbelovend dit ook mocht zijn, op verdachte zijwegen. Naast de Gereformeerden, de Broeders en de Lutherschen kwam aldaar de gruwelijke secte der Antitrinitariërs op, die de Godheid van Christus en de Goddelijke Drieëenheid loochenden, hetgeen alle oprechte liefhebbers der waarheid Gods diep bedroefde. De eerste openbare verkondiger van het Antitrinitarisme was Georg Pauli, predikant te Krakau. Yoornamelijk uit Italië kwamen er in Polen vele dwepers, zooals de geneesheer Blaudrata, Laelius Socinus en verscheidene anderen, die te gelijk met het Roomsche bijgeloof óók het ware geloof aan den geopenbaarden Zoon Gods verwierpen, en in het vrije Polen aanhangers voor hunne dwalingen zochten. Voor het onstandvastige karakter van het Poolsche volk had deze gruwelijke dwaalleer veel aanlokkelijks, en velen begonnen er dan ook toe over te hellen; zelfs de onbestendige Lismanini, eertijds zulk een ijverig verdediger der Gereformeerde leer, werd door de antitrinitarische ketterij verstrikt. De meeste schade richtten de Antitrinitariërs in de Gereformeerde Kerk aan. Om de dwaling tegen te gaan en de dwalenden te onderwijzen, werd er den 14deD Mei 1563 te Krakau een godsdienstgesprek gehouden, waarbij o. a. de Broeders Georg Izrael en Johana Laurentius tegenwoordig waren.
Het dispuut werd geopend door Georg Izrael. In zijn rede betreurde hij de verdeeldheid der Klein-Poolsche Gemeenten, waarvan de hoofdoorzaak gelegen was in het niet naleven der overeenkomst van Kozminek, en in den toevloed van vreemdelingen, die met de dwaalleer van Servet besmet waren. Dit godsdienstgesprek, waarmede men de onderrichting der dwalenden beoogde, had niet den gewenschten uitslag, daar zij in hunne dwaling bleven volharden. Ten slotte zeide Laurentius tot Pauli: „Dewijl ik uwe onzinnige taal niet verder kan aanhooren, eindig ik dit gesprek met u. God geve, dat gij tot andere gedachten komt, tot belijdenis van uwe dwaling en tot eene berouwvolle bekeering". Hierop gaf Pauli hem ten antwoord: „Voor het goede, dat gij mij toewenscht, dank ik u; ook ik wensch u toe, dat gij tot beter inzicht mopgt komen en verlicht worden, want gij wandelt nog in groote duisternis!" — De Antitrinitariërs stichtten daarop hunne eigene secte in Polen en Zevenburgen.
De zachtmoedige koning Sigismund August had eenen af keer van de antitrinitarische ketterijen, en hiervan trachtte de Poolsche priesterschap gebruik te maken tot onderdrukking der Reformatie. Dewijl de bisschoppen niet met geweld tegen de belijders des Evangelies konden optreden, vermengden zij opzettelijk de antitrinitarische dwalingen met de Gereformeerde leer. Daardoor wisten zij den Koning zoozeer op te hitsen, dat hij bij mandaat van den 7,ien Augustus 1564 al de hoofden der secten uit het Rijk verbande. Dit besluit was vooral tegen Izrael en de andere Broederpredikers gericht. Maar graaf Ostrorog, in vereeniging met de voornaamste edellieden des lands, stelde den Koning de verbeterde Broederbelijdenis ter hand; de Koning erkende haar in alle opzichten als recbtgeloovig, en maakte door een nieuw mandaat bekend, dat de Uniteit in Polen zou geduld worden Hierdoor werden de Roomsche priesters zóó verbitterd, dat zij voortdurend op nieuwe middelen tot onderdrukking der Hervorming peinsden. Vooral met dit doel ontbood bisschop Andreas Czarnkovski de Jezuïeten naar Posen, en droeg aan hen de kerken en de scholen over, — en deze vijanden des lichts en der waarheid lieten niet na, waar zij maar konden, de Reformatie te ondermijnen.
Een ander gevaar dreigde de geloovigen van de zijde der vertegenwoordigers van de Reformatie zeiven. In Duitschland bestreden blinde Luthersche ijveraais hartstochtelijk de Gereformeerde leer. Het meest onderscheidde zich daarin de dweepzieke Flacius Illiricus. Om de vereeniging van de Broeders met de Gereformeerden te verhinderen, en de godsdiensttwisten naar Polen over te brengen, schreef hij eenen brief aan de senioren en bood hun zjjne vriendschap aan. Maar de senioren waren zoo verstandig, hem af te schepen met de verklaring, dat zij met eenen zoo beruchten twiststoker geene gemeenschap wenscbten te hebben. Flacius werd daardoor verbitterd, en begon nu tegen de Uniteit te ijveren, door haar voor eene Calvinistische secte uit te maken. Een trouw aanhanger van Flacius in Polen was Benedictus Morgenstern, Luthersch predikant te Thorn. Krachtens de overeenkomst, te Ksiaz aangegaan, hielden de Broeders den ls l t n November 1560 te Posen eene vergadering met de Groot-Poolsche Lutherschen, ten einde tot eene vereeniging te geraken. Maar de Lutherschen eischten van de Broeders, dat zij de Augsburgsche Confessie onvoorwaardelijk zouden aannemen; en de aanhangers van Flacius trokken zóó heftig tegen de Uniteit tè velde, dat er niets tot stand kwam. In het jaar 1563 hield Morgenstern te Thorn in het openbaar een twistgesprek met de Broeders, in tegenwoordigheid van den Magistraat en van de voornaamste Poolsche edellieden, met oogmerk om de Broeders openljjk van dwaling te overtuigen; daarna gaf hij een werkje in 't licht, getiteld: „Do schismate Yaldensium", waarin hij in de Belijdenis der Uniteit niet minder dan 22 dwalingen tracht aan.te wijzen: dat de Broeders namelijk dwalen in de leer van de Sacramenten, van den Doop, van de Drieëenheid, van de rechtvaardigmaking, van het coelibaat, van de goede werken, enz , Voorts eischte Morgenstern van Laurentius, dat, aangezien de Uniteit de Augsburgsehe Belijdenis had goedgekeurd, do Broedergemeente te Thorn zich met de Luthersche Kerk vereenigen en geene scheiding maken zou Ook hitste hij den stedelijken Raad en het volk zóó lang op, tot de senioren der Uniteit ter wille van den vrede er hunne toestemming toe gaven, dat de Broederkerk te Thorn voor hem beschikbaar werd gesteld, om er te prediken en de Sacramenten te bedienen, evenwel onder deze voorwaarde, dat de Broedergemeente hare eigene kerkinrichting zou behouden. Met dat al is evenwel de Broedergemeente kort daarna in de Luthersche Kerk opgegaan.
Maar den adel en den betergezinden onder de Lutherschen beviel deze vijandige houding tegen hunne geloofsgenooton volstrekt niet, en daarom deden zij hun best, om er paal en perk aan te stellen. Superintendent der Luthersche kerken in Groot-Polen was destijds zekere Erasmus Gliczner, een leerling van Melanchthon, in wiens oogen Morgenstern en de aanhangers van Flacius een gruwel waren. Gliczner gevoelde de noodzakelijkheid eener" onderlinge vereeniging tegenover Rome, en was van eene vriendschappelijke toenadering tusschen alle belijders van het Evangelie in Polen volstrekt niet afkeerig. Om deze toenadering mogelijk te maken, werd er den 28s t '" Januari 1567 te Posen eene Luthersche synode samengeroepen ; daarop waren aanwezig, behalve Gliczner en de Luthersche predikanten, de Broederpredikanten Georg Izrael en Johann Laurentius, en de magnaten Gorka, Ostrorog, Leszczynski, Tomicki en meer anderen. Gliczner stelde voor, ingeval de Evangelische Kerken in Polen zich met elkander wilden vereenigen, om, als het beste middel daartoe, de Augsburgsehe Confessie als gemeenschappelijke Belijdenis aan te nemen, dewijl deze in Duitschland aan den grooten Keizer overhandigd en daarna door vele groote vorsten aangenomen was. Vervolgens vroeg hij aan de Broeders, of hun de Augsburgsehe Belijdenis niet beviel, en waarom zij in hunne Gemeenten niet volgens haar onderwezen. I)e Broeders antwoordden, dat zij omtrent de Augsburgsehe Belijdenis overtuigd waren, dat zij met Gods Woord overeenstemde en de pauselijke gruwelen in het rechte licht stelde; doch daar hunne eigene Belijdenis ouder was, met Gods Woord overeenstemde, aan vier Christelijke koningen was ter hand gesteld, en door heel de Christelijke wereld bekend was, waren zij tot dusver bij deze Belijdenis gebleven, en wilden er ook verder bij blijven. Daarna zeide Gliczner tot de Broeders, dat Morgenstern der Broederbelijdenis vele dwalingen ten laste legde. De Broeders antwoordden, dat zij niet inzagen, dat hunne Belijdenis dwalingen bevatte; maar wanneer men hun deze geliefde aan te wijzen, dan zouden zij ze ernstig overwegen, en daarna hunnen tegenstanders bescheid geven. Hierop werden de Broeders niet meer tot de vergaderingen der Synode toegelaten. Zoo werden ook door deze bijeenkomst de beide partijen in geen enkel opzicht nader tot elkander gebracht.
Dadelijk na afloop der Synode schreef Morgenstern al die Artikelen der Broederbelijdenis op, welke niet met de Augsbursche Confessie overeenstemden, en zond ze den Broeders, met eenen begeleidenden brief, ten bewijze dat de Uniteit dwalingen leerde. De Broeders droegen aan Johann Laurentius op, dit schrijven te beantwoorden. Het zachtmoedige antwoord van Laurentius maakte echter op de hartstochtelijke ijveraars niet den minsten indruk, integendeel, zij deden hun best, om de Uniteit ook in Duitschland zwart te maken: zij zonden naar Wittenberg, den zetel der Luthersche leer, herhaaldelijk brieven met de scheefste oordeelvellingen omtrent de Uniteit, beschuldigden haar telkens van nieuwe ketterijen, en eischten, dat de universiteit te Wittenberg de Broeders openlijk als dwaalleeraars zou veroordeelen. Het kon den Broeders niet onverschillig zijn, hoe de eerste universiteit in Duitschland jegens hen gezind was; daarom besloten zij, hunne eigene boden naar Wittenberg te zenden, ten einde den aldaar wonenden Godgeleerden een juist denkbeeld van de zaken en belangen der Evangelischen in Polen te geven, de verhouding der Uniteit tot de overige belijders des Evangelies in het rechte licht te stellen, en de Uniteit tegen alle verdachtmakingen te beschermen.
Dadelijk na afloop der Synode schreef Morgenstern al die Artikelen der Broederbelijdenis op, welke niet met de Augsbursche Confessie overeenstemden, en zond ze den Broeders, met eenen begeleidenden brief, ten bewijze dat de Uniteit dwalingen leerde. De Broeders droegen aan Johann Laurentius op, dit schrijven te beantwoorden. Het zachtmoedige antwoord van Laurentius maakte echter op de hartstochtelijke ijveraars niet den minsten indruk, integendeel, zij deden hun best, om de Uniteit ook in Duitschland zwart te maken: zij zonden naar Wittenberg, den zetel der Luthersche leer, herhaaldelijk brieven met de scheefste oordeelvellingen omtrent de Uniteit, beschuldigden haar telkens van nieuwe ketterijen, en eischten, dat de universiteit te Wittenberg de Broeders openlijk als dwaalleeraars zou veroordeelen. Het kon den Broeders niet onverschillig zijn, hoe de eerste universiteit in Duitschland jegens hen gezind was; daarom besloten zij, hunne eigene boden naar Wittenberg te zenden, ten einde den aldaar wonenden Godgeleerden een juist denkbeeld van de zaken en belangen der Evangelischen in Polen te geven, de verhouding der Uniteit tot de overige belijders des Evangelies in het rechte licht te stellen, en de Uniteit tegen alle verdachtmakingen te beschermen.
De afgezanten der Broeders beriepen zich op de vroegere vriendschappelijke betrekking tusschen de Uniteit en Luther, Melanchthon en andere Hervormers, en legden het antwoord over, dat zij aan Morgenstern op zijn smaadschrift gegeven hadden. Zij beklaagden zich over de blinde ijveraars, door wie de Uniteit van alle mogeljjke dwalingen beschuldigd werd, als zouden de Broeders Pelagianen, Donatisten, Arianen, Anabaptisten en Papisten zijn, en dat alleen om deze ééne oorzaak, dat de Uniteit er steeds naar streefde, om met alle belijders van het Evangelie vrede te houden, en van hare schoone kerkinrichting niet wilde afwijken. Het antwoord, dat de Uniteit door Laurentius aan de Luthersche tegenstanders op hunne beschuldigingen had laten geven, werd gelezen door de theologen Paulus Eber, Georg Major en Paul Crelhus, en door den schoonzoon van Melanchthon, den geueesheer Dr. Kaspar Pencer. Uit de mededeelingen van Laurentius bemerkten de Wittenbergsche geleerden, dat de vijanden der Broeders in Polen óf Placianen óf hoogmoedige menschen moesten zijn. Al de Wittenbergsche geleerden keurden de Belijdenis der Broeders goed, en gaven hun eene schriftelijke verklaring mede, inhoudende, dat zij in alle hoofdpunten met die der Luthersche Kerk overeenstemde, al bestond er ook ten opzichte der ceremoniën eenig onderscheid. Bovendien prezen zij de verdraagzame houding der Uniteit tegenover de Lutherschen, en vermaanden de in Polen woonachtige Lutherschen, om met de Uniteit vrede te houden. Door deze verklaring uit Wittenberg waren de hartstochtelijke ijveraars beschaamd, en werden de meer verdraagzame Lutherschen opgewekt, om met de Broeders in Christelijke liefde te leven. (Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Georg Izrael en de Broederuniteit in Polen

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 april 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's