Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit den Schat der Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit den Schat der Kerk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanteekeningen op Jesaia 26 : 19—21.

Vers 19. Uwe d o o d e n z u l l e n l e v e n , o o k m i j n d o od l i c h a a m , zij z u l l e n o p s t a a n . „Uwe dooden", — onderdrukten, die de wereld doodgezwegen, vervolgd en vernietigd heeft. H e t l a n d d e r d o o d e n z u l t Gij v e r d e r v e n. (Aldus bij Luther; Statenvertaling: „Het land zal de overledenen uitwerpen".) „Het land der dooden", dergenen, die Gods Woord wederstreven; ofschoon zij meenen, dat zij leven, zijn zij nochtans dood, en de Heere zal hen ternederwerpen, hoezeer zij ook het geheele land in hunne macht hebben.
Vers 20. Ga h e n e n , m i j n v o l k , en s l u i t de d e u r e n a c h t e r u toe. Vergelijk Ex.' 12 : 22: „Doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis, tot aan den morgen".
Vers 21. De a a r d e zal h a a r b l o e d o n t d e k k e n. Vergelijk Gen. 4 : 10: „En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is eene stem des bloeds van uwen broeder, dat tot Mij roept van den aardbodem".


Aanteekeningen op Jesaia 35 : 1—3.

Vers 1 en 2. De w o e s t i j n en de d o r r e p l a a t s en z u l l e n h i e r o v e r v r o o l i j k z i j n , en de w i l d e r n i s zal z i c h v e r h e u g e n , en z a l b l o e i e n a l s e e n e r o o s . Zij z a l l u s t i g b l o e i e n , en z i c h v e r h e u g e n , j a met verh e u g i n g , en j u i c h e n : de h e e r l i j k h e i d v a n L i b a n on i s h a a r g e g e v e n , h e t s i e r a a d v a n K a r m e l en S a r o n; z i j z u l l e n z i e n de h e e r l i j k h e i d des H e e r e n , hot s i e r a a d o n z e s G o d s . Welgelukzalig hij, die eene woestijn en dorre plaats is in eigen oog. Hij zoekt vrucht en vindt geene vrucht, hij hoeft geene rust in zijn gebeente, totdat de belofte aan hem vervuld is. Waar de zonde heerscht, daar is eene dorre plaats, eene woestijn, daar is niet de Geest des Heeren. Waar echter de mensch zichzelven verloochent, zijne begeerte verzaakt, den Heere Jesus aangrijpt bij den zoom Zijns kleeds, tot den Heere gaat om ontferming, om de waarheid van de vervulling der belofte — of, of! gij liegt, of Gods Woord, — Gods Woord echter liegt niet, — daar zal God komen met eenen milden regen, en dan zal vervuld worden het woord: „De heerlijkheid van Libanon", d. i. des hemels, „is haar gegeven, het sieraad van Karmel en Saron", tot prijs der almachtige genade, tot prij» der zalving, die op den kranke komt.
Vers 3. V e r s t e r k t de s l a p p e h a n d e n , en s t e lt de s t r u i k e l e n d e k n i e ë n v a s t . „Slappe handen" kunnen het zwaard niet meer dragen, kunnen het schild niet meer vasthouden, kunnen den boog niet meer spannen. Maar zij> moeten niet slap zijn, eene stem van den hemel spreekt: „Versterkt ze!" De knieën, zij struikelen en hebben hare vastheid verloren, zij knikken en beven — : ach, wie steunt mij,, opdat ik vast en onbeweeglijk blijve staan ? Eene stem van den hemel zegt: „Stelt ze vast!"


Aanteekening op Jesaia 38 : 17.

Z i e , in v r e d e is mij de b i t t e r h e i d b i t t e r gew e e s t ; m a a r G i j h e b t m i j n e z i e l l i e f e l i j k o m h e l s d, d a t z i j in de g r o e v e der v e r t e r i n g n i e t k w a m e; w a n t Gij h e b t al m i j n e z o n d e n a c h t e r U w e n rug: g e w o r p e n .
„Zie", — blijf daar eens bij staan, gij, die God vreest en> voor Zijn Woord beeft, en, o mijne ziel! vergeet het niet. — „In vrede is mij de bitterheid bitter geweest." Luther vertaalt „Um Trost war mir sehr bange". „Om troost", — tegen den dood en de hel, tegen Gods toorn en de eeuwige, welverdiendestraf, — troost, of er voor m i j nog wel genade, nog redding mogelijk was. De troost was er wel, maar was hij wel voor mij ? — „Mij was zeer bange", want ik dacht, dat ik in de bel moest, verre van God en Zijn liefelijk Aangezicht, en voor mij kwam er geen troost, deed er zich niet één troostgrond op. Ik vond geenen troost; wat ik gedaan had, was te erg. Zóó een nog in Gods gunst!? — neen! dat strjjdt met Godsheiligheid. — „Maar", of: nochtans. Gij hebt U door mijne zonden niet laten terughouden. — „Gij", — j a Gij, Gij alleen! Wie is als Gij ? Hoe slecht heb ik U gekend in Uwe gadelooze liefde! — „Hebt mijne ziel liefelijk omhelsd", mijne arme ziel, die in zulk eenen nacht en duisternis lag. „Omhelsd", als ik verworpen was en geene creatuur zich over mij ontfermde, en ik mijzelven alles toegesloten had. „Liefelijk", — van ganscher harte vergaaft Gij mij, en gaaft mij in Uwe omarming den kus des vredes. — „Dat zij in de groeve der vertering niet kwame", — het stond op het punt. — „Want", daaraan weet ik het, — „Gij hebt al mijne zonden", zegge „alle!" en wat voor zonden! — „achter Uwen rug geworpen". Zoo hebt Gij; ze op eenmaal weggenomen en wilt aan mij geene zonde meer zien. Micha 5 : 18—20. October 1868.


Aanteekening op Jesaia 48 :10-

Z i e t , I k h e b u g e l o u t e r d , d o c h n i e t a l s z i l v e r, I k h e b u g e k e u r d in d e n s m e l t k r o e s d e r e l l e n d e. „Niet als zilver", d. w. z. niet als iets, dat op zichzelf waarde heeft of iets kostelijks is, maar als iets, dat op zichzelf verwerpelijk, verachtelijk is. H. P. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Uit den Schat der Kerk

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 augustus 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's