Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Betrachting over Johannes 16 : 13—15, (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Betrachting over Johannes 16 : 13—15, (Slot.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden: want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zoo wat Hij zal gehoord hebbeu, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is het Mijne; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen."

Zoo lang een mensch zich met zijn geloof, met zijne vroomheid en heiligheid, met zijne zedenleer, zijne werken en gerechtigheid, met zijn oordeelen en zijn verstand kan helpen, behoort hij tot de wereld, en de wereld wordt door dezen Geest overtuigd. Ik behoef Rome niet te zeggen, wat hare zonde is; ik behoef het der Christelijke wereld niet uiteen te zetten, wat hare zonde is, zij weet het zelve; hare zonde is, dat zij half aan haar geloof, half aan hare werken vasthoudt. De Heilige Geest zegt het haar deze achttien eeuwen door, wat hare zonde is; Hij zegt: Dat gij monnik of non zijt, is meer zonde dan al uwe wellustigheid! Wat is zonde? Dat is uwe zonde, o mènsch, dat gij, zoo melaatsch als gij zijt, u niet houdt aan den eenigen Hoogepriester! — Wat is gerechtigheid? Wat weet de geheele wereld van gerechtigheid! Christus is tot den Vader gegaan en wordt niet meer gezien. De Geest zegt u wel, wat gerechtigheid is, en gij kunt uwe gerechtigheid niet meer staande houden! —-. Oordeel, — de wereld weet wel, dat zij geen recht heeft, om te oordeelen, wat des Geestes is; want haar oordeel is reeds lang veroordeeld en verworpen. De duivel, de overste dezer wereld, heeft niets meer te zeggen (Joh. 16 : 8 —11), hij ligt vastgebonden aan de keten, waarmede de sterke Engel hem gekluisterd heeft, en nochtans dient hem de wereld en blijft des duivels vriend!
Het zij u te doen om troost, omdat gij niet gelooft; het zij u te doen om troost, omdat gij geene gerechtigheid bezit en niet weet, hoe het met het rechtvaardig oordeel staat. Daar komt nu deze machtige Heere. Ja, God is groot, groot in de zon, die Hij schiep, grooter nog in het wormpje. Deze machtige Heere komt, om te troosten, dat heeft de Heere Jesus gezegd. (Joh. 16 : 7.) Wanneer gij dus met Hiskia in benauwdheid naar troost verlangt, zoodat uwe oogen breken en gij u voor God en alle heilige engelen moet schamen, — daar is Hij. — Hij is de Geest der waarheid. Het is der gansche wereld eigen, dat zij meent in de waarheid te zijn; zij weten echter wel beter, dat zij allen zonder uitzondering vasthouden aan de leugen. De wereld weet wel te zeggen: Deze is heilig geweest, en die is heilig geweest, maar God beware mij, dat ik niet van mijzelven zeg: „Ik ben heilig", dat zou te zondig zijn! te vermetel! In zulk eenen is de Geest der waarheid niet. Waar Hij gekomen is met Zijnen troost, daar heeft Hij scheiding gemaakt tusschen licht en duisternis, tusschen uw werk en Christus' werk, tusschen heiligheid en heiligheid, tusschen weg en weg. Daar hebt gij uw werk, uw leven, uwe heiligheid laten varen, gij schiet daarmeê over; er komt een ander werk en leven, eene andere heiligheid, dat is van Christus. De Geest betoont Zich wel als Geest der waarheid en leert zeggen: Ik geloof in den Heiligen Geest, ik geloof ééne heilige, algemeene Christelijke Kerk. „Heilige broeders", schrijft de Apostel aan de Christenen. Zal dat nu gelogen zijn ? Zal hetgeen mijn Vader mij gaf, voor mijns Vaders vijanden ontkend worden ? Zal ik het voor de vijanden des Konings verhelen, als ik door hem met een eerekruis ben onderscheiden ? Nooit en nimmer! Waartoe Hij mij gemaakt heeft, zal ik voor al Zijne vijanden bekennen. Hij komt, de Geest, met Zijne waarheid, trots duivel en wereld, die den armen zondaar den mond willen stoppen. — Niets, niets bij u! Gij hebt voor eeuwig af te zien van genade en eeuwig leven, of wel af te zien van uzelven, van uw doen, werk en heiligheid, en den Man te erkennen, Dien God u gegeven heeft tot wijsheid, tot gerechtigheid, tot heiligmaking en tot verlossing. Dit leert de Heilige Geest. Dat Deze niet verloochend wordt, dat is een trots en hoogmoed, die Gode behaagt. Dat moeten alle duivelen laten staan, en de gansche wereld er bij. Alzoo bevestigt de Geest. Gij zult Hem hebben en gij hebt Hem, als gij eerst belijdt: „Ik ben mensch gansch en a l ! " en als daarbij de belijdenis gekomen is: „Niets haalt bij de kennis onzea Heeren Jesus Christus".
Hij leidt dus in alle waarheid, opdat gij afstand gedaan hebt van al het uwe, van al uw verstand, kracht en gerechtigheid, en gij alles hebt gegeven in de hand des levenden Ileilands. Gij kunt u daarbij niet bedriegen, de Geest bedriegt u niet; want Hij komt niet uit Zichzelven, maar van den Vader in Naam des Zoons; Hij troost niet van Zichzelven, maar Zijne vertroosting is te gelijk de vertroosting des Vaders en des Zoons, en gij hebt den levenden God, den God aller vertroosting. Daarom gaat het toch, dat gij, o mensch, weet, hoe gij met uwen God er aan toe zijt Weet gij dat nu niet en is u bange, zoo wil Hij tot u komen en u liefelijk vertroosten, en wil u zijn een Geest der waarheid, opdat gij zonder gevolgtrekkingen, die het verstand maakt, nochtans zeer goed weet: dat is de waarheid! en gij de hand des geloofs op het Bijbelblad legt en zegt: Dat heeft H i j gezegd; doe hier eens iets van af, als gij kunt —: „Gij zijt om niet verkocht, gij zult ook zonder geld gelost worden! Bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het Verbond Mijns vredes zal niet wankelen. Want dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan! Ik heb u liefgehad met eene eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid. Alzoo zegt de Heere, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israël! vrees niet, want Ik heb u verlost, gij zijt Mijne. Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstroomen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken". — Dan staat de mensch vast en onbeweeglijk tegenover de gansche wereld, tegenover pausen en koningen, en hij weet, zelfs als hij de vlammen van den brandstapel voor zich ziet: wat ik zeg, is in den hemel waar.
De H e i l i g e G e e s t zal v a n Z i c h z e l v e n n i e t s p r e - k e n ; indien hij van Zichzelven begon te spreken, zoo kon niemand eene seconde meer leven. Zoo Hij tot ons van Zichzelven begon te spreken, — eene parel, midden in den drek geworpen, ware daarmeê niet te vergelijken ! Heilig, heilig, heilig! al wat aan Hem is, is heilig. Hij spreekt niet van Zichzelven, maar Hij spreekt, opdat wij gewasschen en gereinigd zouden zijn, opdat uitgedelgd, bedekt, vergeven, weggenomen zij: zonde, harteleed, vreeze des doods en het aanklagende geweten. Hij spreekt niet van Zichzelven, maar van den Heere Jesus spreekt Hij. Hij spreekt niet van Zichzelven, maar van hetgeen Hij hooren zal. Wat Hij waar hoorenzal? In den hemel. Wat hoort Hij dan in den hemel? Dat weet gij wel, dat de engelen in den hemel zich verblijden over eenen zondaar, die zich bekeert, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de bekeering niet van noode hebben Wel, dan is de hemel niet zoo ver van ons verwijderd, maar alles, wat er op aarde voorvalt, dat er een uit bet stof roept om genade, is terstond in den hemel bekend. En nu hoort de Heilige Geest, dat de veroordeelde wordt vrijgesproken voor den rechterstoel Gods van zijne zonde, schuld en overtreding, en nu komt Hij in het hart en maakt bekend, wat Hij heeft gehoord : Al uwe zonden zijn u vergeven! gij hebt het eeuwige leven! — welaan, mijne ziel, keer weder tot uwe rust.
Hjj spreekt dus, wat Hij boven in den hemel hoort, en verkondigt ook de toekomende dingen. Welke toekomende dingen? Ach. dat gaat mij ten slotte toch niets aan met betrekking tot mijne arme ziel, dat ik weet, of Oostenrijk de overwinning behaalt in Italië, dan of Frankrijk de overwinning behaalt. De Apostelen hebben in openbaringen mededeeling gedaan van toekomende dingen; alles echter moet daarop neerkomen, dat er gepredikt worde: Jesus is Koning, Zijne waarheid staat onwankelbaar vast, Zijn Koninkrijk blijft in eeuwigheid Dat verkondigt u de Geest, als Hij uw arm hart heeft bevestigd door genade, zoodat gij recht hebt op het eeuwige leven. Kunt. gij iets beters verlangen te weten? Als gij dat weet, dan behoeft gij niets anders te weten. Dit weet ik: nog een korte tijd, al gaat het ook door enkel doornen, al vind ik ook nergens rust noch duur, — eenmaal, eenmaal ben ik schatrijk, als ik trouw met den machtigen Koning, mijnen Bruidegom ! Ik ben er van verzekerd : eeuwig zal ik Hem loven en prijzen, eeuwig zal ik bij Hem zijn ! — dan kan geen duivel, geene wereld, geene zonde mij meer plagen, dan is er geen dood meer, geene smart meer, geene tranen meer! — Dat verkondigt de Heilige Geest; gij zult Hem hebben, wanneer het u gaat om den troost dezes Geestes.
De Heilige Geest komt niet met te zeggen: „Ben Ik niet een machtig Heer?" maar Hij komt en verheerlijkt Jesus, zooals wij lezen: D i e zal Mij v e r h e e r l i j k e n . Dat Jesus, den Heere. den eenigen Profeet, Hoogepriester en Koning, den eenigen voldoenden Borg, eere gegeven worde, dat is het werk des Heiligen Geestes. Gij zult Hem hebben, en gij kunt er zeker van zijn, dat gij Hem hebt, als gij de Schrift doorzoekt en gij Jesus vindt, en wederom Jesus, en wederom Jesus, zooals Hij zalig maakt "van alle zonden u, mij ! o alle armen, alle ellendigen, — mijn Heiland neemt mij, zondaar, aan! — Alzoo verheerlijkt de Geest den Heere Jesus; Hij neemt het uit hetgeen Christi is, en maakt Hem groot. Verkeert gij in angst en nood, — gij zoudt zoo gaarne bidden, en kunt niet, uw hart is niet week, maar, integendeel, hard als een steen, gij kunt geene woorden vinden, ja, geene gedachte, — daar komt deze Geest, Hij komt uwen zwakheden mede te hulp, Hij leert u bidden; deze machtige Heere zet Zich met het kleine kind op het kinderbankje en leert het bidden, al is het ook nog maar zoo'n klein ding, van vijf, zes jaar, of nog jonger, Hij leert het bidden, zoodat het begint te stamelen het „Abba". Hij leert klagen en kermen voor den Heere, zoodat men niets voor Hem verborgen houdt, maar alle zonden, alle verkeerdheid voor Hem uitstort en zegt: „Zijt mij genadig, o God, naar Uwe goedertierenheid! Ik weet en versta niets meer". Dan komt Hij, de Geest, en neemt, wat u ontbreekt, uit de elpenbeenen kasten des Konings ; daar hebt gij wijsheid, de wijsheid van uwen Christus! — .Ach, ik ben veroordeeld en vervloekt, ik heb geene gerechtigheid !" — Daar hebt gij de gerechtigheid van uwen Christus! — „Ach, ik heb in het geheel geene heiligheid!'' Daar hebt gij de heiligheid van uwen Christus! „Ach, ik ben zwak en kan niet meer voort!' -— Daar hebt gij de kracht van uwen Christus! — „Ik ben des doods en kom om, met mijn leven is het gedaan!'' — Daar hebt gij het leven van uwen Christus!
Zoo komt de Geest voor en na, en neemt het uit datgene, wat Christi is. En van wien heeft Christus het? Hem heeft de Vader het gegeven als onzen Middelaar en Borg, als onzen oudsten Broeder. Christus verwierf het niet voor Zichzelven, Hij had het niet noodig, Hij heeft den ganschen hemel, maar Hij verwierf het voor Zijne heiligen, aan wie Hij al Zijn welbehagen heeft. — De Vader zegt: „Mijn Zoon, wilt Gij hen verlossen? — al het Mijne is het Uwe!" Zoo is Hij dan gekomen en heeft tot de ziel gezegd: „Gij in uw bloed, gij zult leven ! En gij zult van schaamte en schande uwen mond niet opendoen, als Ik u alles zal vergeven hebben!" Al wat Zijns Vaders is, dat schenkt Hij aan Zijne bruid. —• Deze wonderbare. machtige Heere nu, de Heilige Geest, Hij leert vertrouwen krijgen in Hem, opdat men zich houde aan den levenden God Wel hem, die zich aan Hem houdt! 13 Juni 1859.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Betrachting over Johannes 16 : 13—15, (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 september 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's