Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Overdenking van Psalm 121. {Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Overdenking van Psalm 121. {Slot.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een lied Hammaalóth. Ik hef mijne oogen op naar de bergen, van waar mijne hulp komen zal. Mijne hulp is van den Heere, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Hij zal uwen voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. Ziet, de Bewaarder Israëls zal niet sluimeren, noch slapen. De Heere is uw Bewaarder, de Heere is uwe Schaduw, aan uwe rechterhand. De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. De Heere zal u bewaren van alle kwaad; uwe ziel zal Hij bewaren. De Heere zal uwen uitgang en uwen ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid."

God is, God leeft, God zorgt. Hij is de Heere, de almachtige God, Die doet al wat Hem behaagt. En Hij is de genadige en getrouwe Heiland, Die voleindigt, wat Hij begonnen heoft. O, in Zijne hand is men veilig, weigeborgen voor tijd en eeuwigheid, want aldus luidt de getuigenis in dezen Psalm: H i j / . a l u w e n v o e t n i e t l a t e n w a n k e l e n ; uw B e w a a r d er z a l n i e t s l u i m e r e n . Is dat niet genade? wonderbare, ondoorgrondelijke barmhartigheid Gods ? ! Ach, wat zal er van ons, arme mensohen, in den strijd des geloofs terechtkomen, indien niet de Heere ons staande houdt? Wij hebben het zichtbare, het ijdele en vergankelijke zoo lief; onze ziel kleeft aan het stof! hoe zeer laten wij ons innemen en bekoren door de wereld en hare begeerlijkheid! Hier vergeten wij Gods Woord, — daar overtreden wij Zijn heilig gebod. Wij zijn tot hinken en zinken ieder oogenblik gereed; wij struikelen allen in vele! Yoor Gods Aangezicht kunnen wij niet anders betuigen, dan: „Zoo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?!" Och, och, hoe lichtelijk laten wij ons verleiden door de zonde en de leugen, ook juist daar, waar wij meenen de gerechtigheid voor te staan en de waarheid te bedoelen. Hoe zeer laten wij ons door ons ongeloof en onverstand, door onzen hoogmoed en onze eigenwijsheid gedurig van den rechten weg afvoeren! En welk eenen afkeer hebben wij van lijden en kruis, van smaadheid en verdrukking om Christus' wil! In den strijd des geloofs, op den weg ten hemel, op de reis naar de Godsstad hebben wij eenen geduchten kamp met den driehoofdigen vijand, zoo listig en geweldig, nml. den duivel, de wereld en ons eigen vleesch. Zullen wij niet in de verzoeking vallen en bezwijken? Zal onze voet niet struikelen? Gewis, wij vallen en wankelen. Ja zeker, en nochtans neen: „De Heere zal uwen voet niet laten wankelen", zóó luidt de belofte des Heeren; en het volk, dat het geklank des Woords en des Heiligen Geestes kent, zingt den Heere het lied:
„Uw onbezweken trouw zal nooit hun' val gedoogen,
Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw Woord verhoogen".
Maar hoe is dit mogelijk te midden van zoo vele in- en uitwendige vijanden, die steeds op ons verderf bedacht zijn ? De Heilige Geest zegt: „Uw Bewaarder zal niet sluimeren''. Opent uwe oogen, gjj bezwaarden en geplaagden! gij, die vanwege angst en vreeze, vanwege zwakheid en ongeloof en allerlei bedenkingen van het arglistige hart niet zien kunt. In den nacht uwer zonde, van nood en dood wordt u het licht des Woords ontstoken: Z i e t ! de B e w a a r d e r I s r a ë l s zal n i e t s l u i m e r e n , n o c h s l a p e n . De Heere, de almachtige en genadige God en Heiland, waakt met eeuwige zorge over Zijn ellendig en arm volk. Hij kent al hunne nooden en ellenden, ziet hunnen angst en benauwdheden; en Hij weet, hoe zwak zij zijn en is gedachtig, dat zij stof zijn. Hij leeft, om te waken, dat de vijanden niet overwinnen, maar dat de Zijnen behouden blijven. Ja, Hij leeft eeuwiglijk, Jesus Christus, onze getrouwe God en Zaligmaker, en handhaaft Zijn Woord: „Ik geef Mijnen schapen het eeuwige leven, zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid en niemand zal ze uit Mijne hand rukken". Tot troost en sterkte voor de aangevochtene en fel bestredene ziel wordt de belofte van bewaring herhaald, nogmaals luidt het: De H e e r e is uw B e w a a r d e r . Gij, zwakke mensch! gij kunt u niet bewaren, gij beeft reeds op het gezicht uwer vijanden, welnu! gij behoeft zelf u niet te bewaren, evenmin als gij dat kant. De Heere, de oude, eeuwig trouwe God, Hij is uw Bewaarder. Hij kent en ziet de gevaren, welke gij niet kent, niet ziet; en wederom de gevaren, die gij vreest en ziet komen, zijn in Zijne hand Hij, Die nooit sluimert of slaapt, — Die de wacht houdt, als gij slaapt en sluimert, — Hij wil, kan en zal u door al die gevaren veilig en ongedeerd heenleiden, want Hij heeft gezegd: „Ik zal u niet begeven, Ik zal u niet verlaten"; en Hij houdt getrouw Zijn woord. — Blijft gjj toch nog angstig en bevreesd? Och ja, wij kleingeloovige en wantrouwende schepselen, wij zitten telkens weêr in angst en vrees. En als dan de vijanden onzer zaligheid ons tiranniseeren, dan denken wij te zullen omkomen. Of wij ook helden in het geloof willen zijn, •— als het op de proef komt, dan zijn wij bij het kleinste gerucht vervaard. Gode zij echter eeuwig dank en eere, dat Hij met ons, ellendigen en zwakken, wil te doen hebben. Ja, juist aan zulke hulpeloozen en nooddruftigen laat Hij Zijn woord brengen: De H e e r e is u w e S c h a d uw a a n u w e r e c h t e r h a n d , d. w. z.: de Heere is u steeds ter zijde en nabij. Hij is uwe kracht en sterkte, uw Beschutter en Beschermer. En als gij ook wegens de hitte der aanvechtingen en door de verdrukking van al uwe tegenpartijders nergens ter wereld verademing en vertroosting, eene toevlucht en schuilplaats vindt, — de Heere is u een zekere toeverlaat te allen tijde. Onder Zijne hoede zijt gij veilig voor alles, wat anders u schaden zou; in Hem hebt gij bescherming voor alles, wat u verderven wil. Dit wordt uitgedrukt in deze woorden van onzen Psalm: De zon zal u d e s d a a g s n i e t s t e k e n , n o c h de m a an d e s n a c h t s . Een heete dag en een koude nacht, ook in eigenlijken zin, kunnen veel kwaad doen; maar neen, niets zal hem kunnen schaden, die den Heere tot Zijne verberging en toevlucht heeft. De H e e r e zal u b e w a r en v a n a l l e k w a a d . Wat kwaad u ook bejegent, gij, die den Heere tot uwen Bewaarder hebt, — u kan geen ongeluk overkomen, waaruit de Ileere u geen geluk schept. Al heeft de vijand het op uw verderf toegelegd, — het vuur, voor u aangestoken, moet hemzelven verteren. Zoudt gij ook in den strijd om der gerechtigheid en der waarheid wil zelfs lijf en goed moeten verliezen, —• welaan, het zij zoo, als gij uwe ziel maar gered hebt. Daarom gaat het. Zóó sprak de Hervormer Zwingli: „Of zij ook het lichaam dooden, de ziel vermogen zij toch niet te dooden". En voorwaar! de Heere zal ons, die in Zijnen Naam onze hulpe hebben, door dit leven doorhelpen. Alle instrument, tegen Zijne knechten bereid, zal niet gelukken. Denken wij aan de dagen van hevige en bloedige vervolging van de Gemeente des Heeren, —ofschoon de vijanden juichten, als zij de getuigen der waarheid ombrachten, zij konden dezen troost hun niet ontnemen, den troost van dit Godswoord: Uwe z i e l zal H i j b e w a r e n . En niet waar ? de ziel behouden, alles behouden!
Zij het ons, én voor onszelven én voor onze kinderen, boven alles te doen om het behoud der ziel, om na den strijd te beërven de krone der rechtvaardigheid, der overwinning, der heerlijkheid, door Christus den Zijnen weggelegd. Het gaat in dit arme, korte leven om dien eeuwigen krans. Een ieder onzer vrage zich dan af, waarom het hem te doen is, — of het hem slechts te doen is om het tijdelijke, het zien- en zinlijke, om dat, wat vergaat, of hij slechts slaaft, om aardsche schatten te verkrijgen, dan of hij vóór alle dingen de schatten in den hemel begeert. „Wat baat het eenen mensch, zoo hij de geheele wereld gewint en lijdt schade aan zijne ziel? Of wat zal een mensch geven tot lossing zijner ziel?" Zoowel de bewaring als de verlossing onzer ziel, onze geheele zaligheid, staat in de handen Gods, in de handen van den Heere Jesus Christus. Wij zijn omringd van vijanden, die onze ziel zoeken te verderven, wij zijn omgeven door duizenden gevaren en verzoekingen. In ons is geene kracht; wij zijn bezweken, eer wij e r om denken. En in den dienst der zonde is geen vrede, — en in den dood houdt alle zelfmisleiding op. — „Midden in dit leven door den dood omgeven ! — waar, Heere, is hulpe, redding, verlossing, bewaring? hoe beërf ik het eeuwige leven?" — Wilt gij het weten ? is het u eene zaak des harten, de groote levensvraag ? De Heilige Geest richt uwe oogen naar Boven, naar de eeuwige bergen, op den Heere, den God des hemels en deiaarde, van waar uwe hulpe komen zal. Ea is uw pad ook een lijdensweg, en gaat de tocht naar de Godsstad met zwaren strijd gepaard, is het vaak alles duister om u heen door den nacht van zorgen en nooden naar ziel en lichaam beide, zoodat gij geenen weg meer ziet en geene uitkomst vindt, — er staat hier geschreven, en het is waarachtig en getrouw: D e H e e r e zal u w e n u i t g a n g en u w e n i n g a n g b e w a r e n, v a n nu a a n t o t in d e r e e u w i g h e i d.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Overdenking van Psalm 121. {Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 oktober 1893

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's