Uit den Schat der Kerk
Aanteekeningen op Ezechiël 4 0 : 1—16.
Vers 1. Op d e n t i e n d e n der m a a n d , t. w. der maand Nisan, — Pascha.
Vers 2. E e n e n h o o g e n b e r g . Jes. 2 : 2 . In de taal der Schrift ligt de Middellandsche Zee in het westen, dat is in den avond; Egypte is het zuiden of den middag; Babel middernacht. Men was als aan het bouwen eener stad (Zion). Ilebr. 12 : 22. De bouwlieden stonden tegen het zuiden.
Vers 3. Een m a n , Christus. — K o p e r , schoon en rein, vast en duurzaam. — L i n n e n s n o e r voor de grootere, me etr i e t voor de kleinere afmetingen. Het is niet de gewone, maar de oudere, grootere en heilige maat.
Vers 5. De m u u r maakt hier een wezenlijk bestanddeel uit, — Hoofdstuk 42: 10; hij scheidde het onheilige van het heilige; Openb. 21 : 27; kenteekenen van bijzondere heiligheid en heerlijkheid.
Vers 6. De p o o r t e n aan deze nieuwe Godsstad zijn inzonderheid vol van beteekenis voor het bondsvolk. De ingang van een gebouw of van eene stad, de poorten, gelden in het Oosten voor het meest beduidende deel van het geheel, als de vertegenwoordiging er van, waarin zich het wezen van het geheel afdrukt Er bestaat dus eene bepaalde betrekking tusschen de poorten en het geheel van den bouw. Uit de Oostponrt was volgens Hoofdstuk 8 de Schechina ontweken. Openb. 21: 25. Hier trekt do heerlijkheid weder in. Hoofdstuk 43 : 1; Psalm 118. Deze poort is de voornaamste, het voorbeeld voor alle overige poorten van het binnenste, zoowel als van het buitenste voorhof. Hoofdstuk 44 : 1; 46 : 1. De poort met zulk eenen dorpel kondigt wat reusachtig groots aan, een riet breed; de breedte komt met de dikte des muurs overeen.
Vers 7. K a m e r t j e s , drie, elk van zes ellen in het vierkant (wachtkamers der koninklijke lijfwacht); de grondbeteekenis is: omleiden, inleiden, inkeeren. Deze kamertjes zijn voor de tempelwacht der Levieten, deurwachters. Hoofdstuk 44 : 11 — 14f 1 Kron. 9 : 2 6 ; 2 6 : 1 2 ; 2 Kon. 2 2 : 4.
Vers 9. Het tot de poort behoorende v o o r h u i s moest,, als het laatste deel er van, de reusachtige grootte van vijftig ellen volmaken.
Vers 10. P o s t e n heeten de in vattingen der deuren met zuilen, versierd met kroonlijst en plint, voorts ook vooruitspringende muurvakken.
Vers 11. De d e u r van de p o o r t is de eigenlijke poortweg in tegenstelling met de onbedekte voorhofsruimte.
Vers 13 en 14. De gezamenlijke breedte der poort staat in eene juiste verhouding tot de gezamenlijke lengte en maakt de helft daarvan (25 ellen) uit.
Vers 16. G e s l o t e n e v e n s t e r t j e s of enge, nauwe (alsot zij gesloten waren); de vensters waren van vast balkwerkt hunne traliën waren vast.
Aanteekeningen op Micha 4 : 1 4 en 5 :1.
N u , r o t u m e t b e n d e n , g i j d o c h t e r d e r b e n d e l h ij z a l e e n e b e l e g e r i n g t e g e n ons s t e l l e n ; z i j z u l l en d e n R e c h t e r I s r a ë l s m e t de r o e d e op h e t k i n n e - b a k k e n s l a a n . — En g i j , B e t h l e h e m E f r a t h a ! z i jt g i j k l e i n , om te w e z e n o n d e r de d u i z e n d e n van J u d a ? u i t u z a l Mij v o o r t k o m e n , Die e e n H e e r - s c h e r zal z i j n in I s r a ë l , en W i e n s u i t g a n g en z i j n v a n o u d s , v a n de d a g e n der e e u w i g h e i d.
„Rot u met beuden", Ps. 83. — „Dochter der bende", Ps. 120. — „Hij (de vijand) zal eene belegering tegen ons stellen", Jes. 33. — „Rechter Israëls", Jes. 42 : 3; Ps. 45. — „Op het kinnebakken." Zoo is het dus gegaan naar de schrikkelijke lastering van Sanherib. Wat was daarvan het gevolg? Het kleine werd uitverkoren, om het groote tenonder te brengen. — „En gij", gij hebt geene kracht. — „Klein", Richt. 7. — „Efratha", die naam wijst heen op vruchtbaarheid, wasdom (Efraïm). — „Uit u." Davids huis gaat niet te gronde. Eene Spruit zal voortkomen: Jes. 4 : 2; 11 : 1. — „Mij", tot verheerlijking van al Mijne deugden en volmaaktheden. — „Voortkomen", Jes. 53, als een held, Hij, de Menseh Christus Jesus, de Zone Davids. — „Heerscher." Zoo werd in gansch bijzonderen zin Saladijn de Groote geheeten. De Heere Jesus zegt Matth. 28 : 18: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". — „Uitgangen", vergelijk Ps. 19: 6 en 7. — „Van ouds": Hij was in alle geloovige vaderen en Hij heeft allen geholpen: Adam, Abel enz.; Micha 2 : 13. — „Van de dagen der eeuwigheid", zoo ging Hij ook van den Vader als Zoon uit. Ps 2 : 7; Joh. 17.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 29 oktober 1893
Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's