Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekening op Heidelbergsche Catechismus, Vraag en Antwoord 21.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekening op Heidelbergsche Catechismus, Vraag en Antwoord 21.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag : Wat is een oprecht geloof? Antwoord : Een oprecht geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord geopenbaard heeft; maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest, door het Evangelie, in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdienste van Christus.

Het geloof bestaat dus uit twee dingen : een zeker weten of kennis en een zeker vertrouwen. Vooreerst: een zeker weten of kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat cns God in Zijn Woord geopenbaard heeft.
Is dat de kennis van hen, die diepten en hoogten doorzoeken, die den aardbodem onderzoeken en zich met de beschouwing van de sterrenwereld bezighouden? Is het de kennis der natuurkundigen, of geneeskundigen, of wiskundigen, of wijsgeeren, of taalgeleerden ? of de kennis van eenen Dante, Milton, of Klopstock, die ons bovenzinnelijke toestanden schilderen, wat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft ? Is het de kennis van de geleerde wereld? Is het de kennis van de kunstwereld ?
Al gaan zij ook nog zoo hoog en nog zoo diep, men heeft het gezien en ziet het, dat zij met al hunne hooge geestelijke vlucht niet komen tot de volledige kennis van de openbaring Gods in het Woord, of niet kuisch genoeg zijn, om in het Woord te blijven, maar, zooals Luther zich uitdrukt, hunnen muizendrek onder de peper van het reine Woord Gods mengen.
De kennis des geloofs is eene andere; het is eene z e k e r e, d i. eene zeer bijzondere, bepaalde kennis, die zich onderscheidt van alle andere kennis, die er in de wereld is.
Het is eene kennis, die niet slechts bestaat voor de geleerden, maar eene, die bestaat voor iedereen, voor rijk en arm, voor hoog en laag, geleerd en ongeleerd. Het is namelijk de kennis van de h o e g r o o t h e i d m i j n e r z o n d e en e l l e n d e.
Alleen hij, die dit recht verstaat, zal alles voor waarachtig houden, wat de Heere hem zegt. Alleen hij, die niet wijs is bij zichzelven, en zichzelven niet voor verstandig houdt, zal de dwaasheid van de verkondiging van het Woord Gods hoogachten en haar eeren als eene prediking, uit den mond Gods uitgegaan.
Ieder, die Gods Woord niet voor onbedrieglijk houdt, heeft ook zijne ellende niet leeren kennen, is niet stof en asch geworden voor den driemaal Heilige, en denkt naar zijne wijsheid en vertrouwt op zijn verstand en zijnen wil.
Heb ik echter den nood en de benauwdheid mijns harten leeren kennen, dan neem ik alles aan, wat de Heere tot mij zegt, vooral als Hij mij zegt, h o e ik van al m i j n e z o n d en v e r l o s t w o r d ; hoe ik de tijdelijke en eeuwige straf, die ik naar het rechtvaardig oordeel Gods heb verdiend, ontgaan en wederom tot genade komen kan.
En al versta ik ook niet alles, al word ik voor het Woord Gods met mijne wijsheid en kracht te schande, dit blijft toch bij mij vaststaan: Al wat in Gods Woord staat, is waar, tot in de kleinste bijzonderheden, daarop zweer ik !
De zekere kennis, waardoor ik alles voor waarachtig houd, wat ons God in Zijn Woord heeft geopenbaard, is dus de juiste kennis mijner ellende. Bezit ik nu deze kennis, dan heb ik door Gods genade en den Heiligen Geest ook het andere stuk des geloofs, namelijk e e n z e k e r v e r t r o u w e n, in hetwelk ik gerust ben en alles aan God overlaat, wetende, dat Hij datgene, wat Hij tot mijne zaligheid heeft begonnen, aan mij ook zal voleinden, — en zoo ben ik niet bekommerd ove r de uitkomst, maar bezit ik dat vertrouwen, dat niet alleen anderen, maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdienste van Christus. Dan ben ik er ook niet over bekommerd, hoe ik God voor zulk e e n e v e r l o s s i n g zal d a n k b a a r z i j n . Ik bid tot God en laat het aan God over, en ik ben zalig in het vertrouwen op Zijne belofte; Zijne genade is mij genoeg, dewijl ik weet, dat Zijne kracht in zwakheid volbracht wordt, en ik roem alleen in Zijne barmhartigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Aanteekening op Heidelbergsche Catechismus, Vraag en Antwoord 21.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's