Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

10. Edelen en poorters. (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

10. Edelen en poorters. (Slot.)

II. Uit de geschiedenis van de regeering der hertogen, graven en bisschoppen. (922—1581).

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ziet gij daarginds die menigte torenspitsen ? Daar ligt de stad, die het doel van onzen tocht is. Het is een van de vele steden, die sinds het einde der Romeinsche heerschappij in ons land ontstaan zijn. In de nabijheid van eenen burcht vestigden zich reeds vroegtijdig van handel en nijverheid levende vrijen, die daar bescherming en veiligheid zochten en aftrek voor hunne waren vonden: op het landgoed van menig edelman toch vond men eene groote schare van lijfeigenen en hoorigen. De hertogen, graven en bisschoppen verleenden aan zulke vrijen niet zelden vergunning, tot meerdere veiligheid hunne woonplaats met grachten, muren en wallen te omgeven, en zoo ontstond dan eene stad. Zulk eene stad moest dan, omdat zij gesticht was op het grondgebied van den landsheer, aan dezen jaarlijks eene zekere som gelds als belasting betalen, gewoonlijk van 20 tot 60 gulden, en hem in tijd van oorlog 25 tot 60 manschappen leveren. Zij werd bestuurd door eenen s c h o ut (ook wel h o o f d s c h o u t of h o o f d o f f i c i e r geheeten), die door den landsheer werd benoemd en in diens naam de rechtspraak oefende, het burgerlijk bestuur waarnam en de ingezetenen in den krijg aanvoerde. In de rechtspraak werd de schout bijgestaan door de s c h e p e n e n . 1) Dezen werden aanvankelijk door den schout of door den landsheer, later door de stedelingen zeiven gekozen.
De vrijen, die nu binnen de poorten woonden, werden poort e r s genoemd. Aan het ontstaan van vele steden in de nabijheid van eenen burg of burcht dankten zij den naam „ b u r g m a n n e n ' ' of „ b u r g e r s ".
Daar ligt de stad, die wij ons voorstelden te bezoeken, vóór ons. Op de muren ziet gij een groot aantal torens: die moeten dienen, om bij eene belegering den vijand op eene hagelbui van pijlen of op groote, zware steenen te onthalen. Over de ophaalbrug, die des nachts en in tijden van gevaar ook des daags opgehaald is, bereiken wij de poort. Nog eenige schreden, en gij kunt zien, hoe eene stad in de Middeleeuwen er uitziet.
Neen, zoo iets had gij u niet kunnen voorstellen! Schier enkel houten huizen en hutten, met stroo gedekt! En in welk eene wanorde staan zij door elkaar! En tusschen de huizen ligt hier en daar een vrij groot stuk bouwland, waarop de landlieden den ploeg drijven of den dorschvlegel zwaaien.
Dat verwondere u echter niet; landbouw en veeteelt zijn, schoon hier ook kooplieden en handwerkslieden wonen, in dezen tijd nog de voornaamste bronnen van bestaan van den stedeling. Maar ga voort, gij zult wel meer vreemds ontdekken.
Verlaat nu met mij deze kromme straat. Wat is dat ? Niet eens plaveisel hier? Neen, en zie wel toe, of gij valt, voor gij er aan denkt, in een van die kuilen of breekt den hals over allerlei afval, dat door de inwoners, alsof 't zoo behoorde, maar op den weg geworpen wordt. Welk een wonderlijk schouwspel vertoont zich hier aan het oog! Daar komt eene menigte koeien en schapen aan, die naar de weide gedreven worden.
Een troep kippen zoekt links en rechts al fladderende eenen uitweg. Daar ziet gij inderdaad ook veestallen en graanschuren. Varkens loopen overal rond, vergasten zich aan het afval op den weg, wroeten gaten in het zand, en komen, als het hun lust, eens een kijkje nemen in de woningen der menschen. Tusschen knorrende varkens, blatende geiten en kakelend pluimgedierte kruipen of springen halfnaakte spelende kinderen.
Daar zijn wij weêr in een van de geplaveide hoofdstraten.
Hier ziet gij althans een paar steenen gebouwen : de kerk, die inwendig frissche, bonte muurschilderingen te zien geeft, en het huis van den schout. Wilt gij nog wat meer van de stad zien, bijv. het kwartier van de kooplieden, wier huizen dichter bij elkander staan dan de overige, haast u dan, want spoedig zal de duisternis invallen en dan is het den vreemdeling niet geraden, langs de straten en wegen te dwalen. Van straatverlichting weet men niet af; alleen in oorlogstijd, als er gevaar te duchten is, zorgt de poorter voor eene lantaren of fakkel voor zijne woning. Wilt gij dus niet terechtkomen in de kuilen, die gij nog niet zult vergeten zijn, of onverhoeds aangevallen worden door eenen dief of moordenaar, zorg dan, dat gij, vóór het donker wordt, onder dak zijt.
't Is mij eene stad! zegt gij bij uzelven. En ik stem het toe, er moet hier veel veranderen, vóór iemand, die op veiligheid en reinheid — om van andere eischen maar niet te spreken, — prijs stelt, zich deze stad tot woonplaats zou kiezen.
En evenwel zoudt gij licht eenen te lagen dunk van zulk eene stad hebben. Slaan wij eenen blik in het verleden van ons land, dan ontdekken wij, dat de steden eene allergewichtigste rol in de geschiedenis spelen. Al spoedig namelijk begon de landsheer in te zien, dat hij in de steden eerlang belangrijken steun tegen de macht van den adel zou vinden. Zij stijfden door de jaarlijksche belasting zijne kas en stonden hem bij in den krijg. Hij begunstigde daarom het ontstaan der steden en bevoorrechtte ze op velerlei wijze. Geene stad was er, of zij kon wijzen op eene k e u r , h a n d v e s t , c h a r t er of p r i v i l e g i e , zooals men de beschreven rechten der stad noemde. Yoor geld wist menige stad de eens verleende voorrechten met verscheidene andere te vermeerderen. Tot die beschreven rechten of voorrechten behoorde o. a , dat geen poorter voor eenen vreemden rechter gedaagd of buiten de grenzen van stad of gewest gedagvaard kon worden; dat alleen ingezetenen ambten mochten bekleeden; dat de stad hare eigene regeeringspersonen mocht kiezen; dat zij hare eigen munt mocht slaan; dat zij vrijdom van tollen had, enz..
Naarmate de behoefte aan inkomsten bij den landsheer toenam, steeg de macht der steden, die kweekplaatsen van kunsten en wetenschappen werden en haren rijkdom zagen vermeerderen. Niet slechts wisten zij allerlei rechten te bedingen, maar ook kregen zij invloed op het staatsbestuur.
De landsheer riep welhaast niet alleen den adel, maar ook de steden op, om hare afgevaardigden te raadplegen over belangrijke aangelegenheden, (bijv. over oorlog en vrede), en begeerde, dat ook de steden door eene plechtige verklaring zijnen opvolger erkenden.
Geen landsheer werd gehuldigd, dan nadat hij de privilegiën had bezworen.


1) De naam „schepen" is afgeleid van „scheppen", in de beteekenis van oordeelen of het vinden van een vonnis (eertijds „vondenis").

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

10. Edelen en poorters. (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1894

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's