Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Pinkster-Evangelie. (Handelingen 2 : 1 — 4.) (Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Pinkster-Evangelie. (Handelingen 2 : 1 — 4.) (Slot.)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„ E u als de dag van het P i n k s t e r f e e s t vervuld werd, waren zij allen e e n d r a c h t e l i j k bijeen. En er g e s c h i e d d e h a a s t e l i j k uit den hemel een geluid, gelijk als van eenen g e w e l d i g e n g e d r e v en wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten. En van h e n werden gezien v e r d e e l d e t o n g e n als van vuur, ea het zat op een i e g e l i j k van hen. En zij werden allen v e r v u l d met den H e i l i g e n Geest, en begonnen t e s p r e k e n met a n d e r e t a l e n , zooals de Geest hun gaf uit te s p r e k e n ."

Gaan wij thans na, wat de Heilige Geest wel heeft gewerkt. De almachtige Geest heeft de discipelen op eenmaal gewillig en bekwaam gemaakt in hetgeen, waartoe hen de Heere Jesus geroepen en gesteld had. „Br g e s c h i e d d e h a a s t e l i jk u i t den h e m e l een g e l u i d g e l i j k a l s van e e n en g e w e l d i g e n g e d r e v e n w i n d , en v e r v u l d e h e t geh e e l e h u i s , w a a r z i j z a t e n . En v a n h e n w e r d en g e z i e n v e r d e e l d e t o n g e n a l s van v u u r , en het z a t op e e n i e g e l i j k v a n hen. En z i j w e r d e n a l l en v e r v u l d met den H e i l i g e n G e e s t , en b e g o n n e u te s p r e k e n met a n d e r e t a l e n , z o o a l s de G e e s t h un g a f u i t te s p r e k e n ."
Hoe zou het mogelijk zijn geweest voor de discipelen, om tot de Joden te zeggen: „Zoo wete dan zekerlijk het gansche huis Israëls, dat God Hem tot eenen Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jesus, Dien gij gekruist hebt!" (Vs. 36.) Hoe konden zij zwakke menschen en uit Israël verdrevenen, bij al het volk, dat Israël, Gods volk, heeten wilde, als niets geacht, — hoe konden zij al het wettelijke werken en streven des vleesches toch verdoemen en zulk een godsdienstig volk beschuldigen, dat zij hunnen Heiland hadden gedood ? Hoe zouden zij het durven en kunnen en willen, daar zij vóór korten tijd nog om de vreeze der Joden met gesloten deuren zaten? Hoe zouden zij het vermogen, tegenover al de macht en kracht der vijanden van Jesus, van Hem te getuigen als van den eenigen en eeuwigen Vorst en Zaligmaker en van Zijn heerlijk Koninkrijk ? Hoe zouden zij het vermogen, alle vleesch, ook het volk des Heeren, tot het rechtvaardig oordeel Gods te roepen, te roepen tot bekeering en tot geloof en gehoorzaamheid aan den gekruisten en verhoogden Heiland ? Zouden zij niet alles wagen, lijf en goed en bloed ? zouden zij het wel kunnen en durven en willen ? Zouden zij ook de liefde bezitten ? Zouden zij niet eerder met onwil des harten zich afkeeren van een volk, dat den eenig goeden Heiland had gedood? O hoe ledig zaten zij daar nog kort te voren, zonder wijsheid, kracht of moed. Maar als de Heilige Geest gekomen is, zoo komt Hij met verdeelde tongen als van vuur. De tong om het goede te spreken, de tong om het goed getuigenis te geven, de tong voor de goede boodschap der genade woont niet bij den mensch, zij is bij God, zij woont bij den Heere, maar het is eene gave des Heiligen Geestes, en de Heilige Geest schenkt zulk eene tong ter rechter tijd.
„Zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest." Waar een mensch vervuld en vol is van wijsheid en kracht en vromigheid des vleesches, daar komt de Heilige Geest niet, daar is geene plaats voor Hem, en daar is ook niet het getuigenis van Christus. Maar in alle onbekwaamheid en ledigheid wil de Heilige Geest ons alle bekwaamheid schenken tot hetgeen, waartoe wij geroepen zijn. Alle eigen kracht en wijsheid is wind en logen, maar de rechte macht komt, als het met onze kracht uit is, als de Heilige Geest ons leert en leidt, ons moed en krachten geeft. Die Geest heeft gewerkt en werkt nog eenen vrede des harten, die alle verstand te boven gaat, eene blijdschap in God door Christus, ons Hoofd, onzen machtigen Zaakbezorger, een betrouwen op Zijnen Naam hierbeneden, eene hoop en zalige verwachting voor de komende eeuwigheid, en daarbij eene ongeveinsde liefde tot de naasten, die zelfs den vijand gaarne aan Jesus' voeten ziet en gaarne het beste voor hem hoopt en zoekt. O,welk eene gewilligheid om het goede te boodschappen? De belofte in den 110',e" Psalm wordt vervuld: „Uw volk zal zeer gewillig zijn op den dag Uwer heirkracht, in heilig sieraad." —
„Zij begonnen te spreken met andere talen." Het groote menschenwerk, de torenbouw van Babel, is eenmaal en op eens op Gods wenk door de spraakverwarring verijdeld ; ja de mensehen moeten al het menschelijke werk, hoe groot ook naar het vleesch, immer door hunne eigen zonden en twisten weder afbreken, maar h i e r alleen, in Jesus' Koninkrijk, in den Heiligen Geest is do zonde te niet gedaan en is de genade overvloediger dan de zonde; de Geest Iaat ieder volk zijne eigen taal en maakt de boden des vredes alsmetéénen slag bekwaam, om aan allen in hunne eigene taal de groote werken Gods te verkondigen, om te verkondigen, hoe. Hij den grondsteen en hoeksteen der zaligheid heeft gelegd en hoe Hij Zijn Zion, Zijne Gemeente, uit het stof der zonde en des doods wil herbouwen, en hoe alle volken daarin zalig zullen deelen. En aldus hebben zij, des Heeren zwakke, te voren zoo vreesachtige discipelen, gepredikt, gesproken, zooals de Geest hun gaf uit te spreken. En dan gaat het, zooals het moet, dan is er de liefde en de gewilligheid, dan is er het rechte woord, de rechte bestraffing en de rechte troost; ja als de Geest in de raderen is, gaat het rechtuit zonder menschenvrees, om God te eeren en menschen te behouden, met het oog op Hem, Die ons geroepen heeft en gesteld) om, ongezocht, een iegelijk in zijnen kring, als vaders, moeders of in welk ambt en beroep ook, belijders en getuigen te zijn van Zijnen grooten en zaligmakenden Naam. Wat heerlijkers kan er zijn, dan deel te hebben aan den Heere Jesus en aan Zijne zaligheid, wat heerlijkers dan Hem vruchten te dragen en in woord en wandel Hem te belijden en getuigen te zjjn van Zijnen Naam, opdat wij zelf behouden mogen worden en de onzen of onze naasten winnen mogen voor Christus en tot hunne eeuwige behoudenis ! Wie maakt ons bekwaam, dat Zijn Naam om onzentwille niet wordt gelasterd, maar geprezen en geëerd? Wie leert ons, recht te spreken, wie maakt, dat wij in onze roeping blijven, gewillig en getrouw? Verwachten wij toch niets van onszelven. maar zijn wij ook niet moedeloos, zoo wij ons gelijk gevoelen aan een ledig vat! Rijken worden immer ledig weggezonden, maar die ledig zijn en naar gerechtigheid hongeren, z i j worden met goederen vervuld! En het zal ons, zoo ons wijsheid, licht en kracht ontbreekt, het zal ons aan geene gave ontbreken, zoo wij de openbaring van onzen Heere Jesus Christus verwachten Tot Hem, onzen ver hoogden Vorst en Zaligmaker, zullen allen dan het hart verheffen, allen, die, van welke (aal of geslacht ook, tot den Heere bekeerd worden, om de zaligheid hunner zielen te begeeren, allen, die begeeren Zijnen Naam ter eere te leven Bij Hem is genade, bij Hem vrede, bij Hem behoudenis, en bij Hem wijsheid, moed en kracht O, welk eene heerlijke overwinning der genade over de zonde, als menschen, anders om der zonde wil verdeeld door talen en tongen, in alle talen eendrachtig getuigen zijn van denzelfden Naam en allen aanroepers van denzelfden Naam, en dat door éénen Geest!
Die den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe! En niemand kan iets nemen, zoo het hem niet van Boven gegeven wordt. Betrouwen wij dan niet op onze wijsheid en kracht, noch op iets, dat van onszelven komt. Met al het onze zijn en blijven wij besloten onder zonde en tot eeuwige rampzaligheid, zoo wij niet door den Heiligen Geest Christus waarlijk worden ingelijfd. Bekeeren wij ons tot den Heere, opdat wij mogen behouden worden! Wél ons, zoo wij, door de genade Gods getrokken, leeren op Hem onzen weg te wentelen, wél ons, zoo wij dan niet daarop steunen, dat wij godvruchtig zijn, maar als arme zondaars ons uitstrekken tot den eenigen Naam des heils en des behousds! Wél ons, zoo wij zonder kracht en zonder verstand onze bekwaamheid en onze volharding zoeken in de gemeenschap des Heiligen Geestes; de Geest wil ons geven uit hetgeen Jesus is en heeft, en in de gemeenschap des Heiligen Geestes hebben wij èn den Yader èn den Zoon. Ons heil ligt in de handen Gods, des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. Zalig, wie zichzelven mag overgegeven hebben aan zulk een eenig en drieëenig God! Zalig, wie, door oprechte bekeering tot de Gemeente Gods toegebracht en vergaderd, met de Gemeente uit alle natie en geslacht en tong en taal eendrachtig zich vereenigt in de aanroeping Zijns Naams, en in het lofgezang der Kerk: „Die God is onze Zaligheid. Die God is ons een God van volkomen zaligheid"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 4 Pagina's

Het Pinkster-Evangelie. (Handelingen 2 : 1 — 4.) (Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juni 1895

Amsterdamsch Zondagsblad | 4 Pagina's