Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis der Waalsche Gereformeerde Gemeente te Annweiler- (2e  Gedeelte. — Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis der Waalsche Gereformeerde Gemeente te Annweiler- (2e Gedeelte. — Slot.)

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder Du Cloux hebben wij de eerste berichten aangaande broederlijke gaven, die de Gereformeerde geloofsgenooten in E n g e l a n d en in de N e d e r l a n d e n voor de verdrukte en noodlijdende Gereformeerde predikanten en schoolmeesters in Duitschland, vooral voor die in de Keurpalts en in Palts-Zweibrücken, in die rampzalige jaren verzameld hadden. Ofschoon er destijds geene vereenigingen waren, zooals in onzen tijd, was toch onder de Gereformeerden van alle talen en natiën de innigste broederlijke liefde werkzaam, waarvan onze tijd weinig weet. Door de Gereformeerden van dien tijd werd inderdaad de gemeenschap der heiligen beoefend naar de apostolische woorden: „Hetzij dat één lid lijdt, zoo lijden al de leden mede; hetzij dat één lid verheerlijkt wordt, zoo verblijden zich al de leden mede" (1 Cor. 12 : 26). Het ijverigst werkzaam voor de ondersteuning der kerken in de Keurpalts en in Palts-Zweibrücken was de Groningsche professor H e n d r i k A l t i n gr vroeger hoogleeraar te Heidelberg, die ze nooit vergat. Toen in den zomer van 1630 de edele koning van Zweden, Gustaaf Adolf, voor de goede zaak des Evangelies naar Duitschland was gekomen en nieuwe hoop op spoedige verlossing de Evangelischen bezielde, vloeiden des te rijker de gaven der Christelijke liefde, waarmee de vrienden de vervallen muren van Jerusalem hoopten weder op te bouwen. Uit die dagen is ons een schrijven bewaard gebleven van Du Cloux, gedagteekend Anuweiler den 15dc" December 1630, aan Johannes Alting, Keurpaltsisch raadsheer en rentmeester, destijds zich te Spiers ophoudende, broeder van bovengenoemden hoogleeraar, door wiens tusschenkomst de gaven werden ontvangen. Du Cloux bericht hem onder dankzegging de ontvangst der ingezamelde gelden uit Engeland en de Nederlanden, die zekere heer Pasquay te Weissenburg in ontvangst had genomen. Hij zou een deel er van aan de broeders der andere Gemeenten, naar hunne bestemming, doen toekomen. Voorts geeft hij zijne vreugde te kennen over de hulp, door de Zweden verleend, en spreekt in het laatste gedeelte van zijnen brief over den Paltsischen predikant Probstius, die door nieuwigheden in de leer onrust veroorzaakt had en zich daarbij had beroepen op Prof. Alting's onderzoek van de Augsburgache Confessie, naar hij geloofde zeer ten onrechte.
Du Cloux had als wetenschappelijk gevormd theoloog zich ook op letterkundig gebied onderscheiden. Nadat hij gedurende 6 jaren te Annweiler zijn ambt had waargenomen, nam hij een beroep als Waalsch predikant te Otterberg aan. In het voorjaar vau 1633 werd hij te Annweiler opgevolgd door A b el de C o m b l e s van Metz, die het hier slechts weinige jaren uithield. Na den dood van Gustaaf Adolf begon het etvoor de Evangelischen van dag tot dag donkerder uit te zien. Eenen tijd lang werd de Gemeente verzorgd dour den predikant van I?i8chweiler, J e a n Gén in. De Waalsche Gemeente nam intusschen steeds meer af: zoowel wegens de brandschattingen, die der stad door het keizerlijk en liet Spaansch krijgsvolk van 1636 tot 1638 werden opgelegd, als wegens de pest, die andermaal uitgebroken was, had een groot aantal harer burgers, waaronder ook vele Walen, de vlucht genomen. Dit •waren de vreeselijkste jaren voor het hertogdom Zweibrücken. De meeste predikanten moesten hunne woonplaatsen verlaten en bezweken onder al het lijden of werden omgebracht. Yan zestig leeraars is het bekend, dat zij aldus omkwamen. Verscheidenen trokken naar Zwitserland, naar de Nederlanden en -elders, door de hertogin Louise Juliana van brieven met vergunning om te collecteeren voorzien. „Inderdaad", wordt daarin gezegd, „de toestand van ons vaderland is vau dien aard, dat wij met den Profeet Jesaia moeten klagen : De dochter vau Zion is overgebleven als een hutje in den wijngaard". De godsdienstoefeningen konden op de meeste plaatsen jaren lang niet gehouden worden. Ook te Annweiler ontbrak drie jaren achtereen de Fransche prediking. De Waalsche Gemeente, die vóór dezen schrikkelijken tijd (50 familiën had geteld, had er nu nog slechts 12. Maar terwijl de aanhoudende druk van den oorlog elders veler gemoed ongevoelig maakte voor de Goddelijke dingen, ontstond bij deze ballingen een vurig verlangen naar lergeen zij moesten ontberen. In een verzoekschrift aan de hertogin-weduwe in 1G38 verzochten zij, daar zij niet durfden hopen, dat hunne Gemeente ooit weèr in haren vorigen staat zou hersteld worden, en de Duitsche Gemeente zonder leeraar was, aan deze eenen predikant te geven, die eiken Zondag in l e t Fransch ook voor hen prediken kon. De overige gevluchte Walen zouden dan gaarne naar Annweiler terugkeeren Hun -verzoek was vergeefsch. Wel scheen 5 jaren later hun wenseh •vervuld te zullen worden, daar de Waalsche predikant H o t t o n te Amsterdam, vroeger te Frankenth^l, beloofde, voor eenen predikant en diens onderhoud te zullen zorgen. Yan deze beloften kwam echter niets, en een verzoek aan hertog Frederik van Zweibrücken, om de door zijnen vader toegestane bezolding i;e willen uitbetalen, vond ook geen gehoor. Zoo scheen het bestaan der Gemeente onzeker, toen zeven jaren later de Waalsche predikant C o r d i e r te Leiden schreef, dat de groote weldoener van alle noodlijdende Gereformeerden, de heer L o d e w i j k de Geer te Amsterdam, op Hotton's voorspraak aan de Waalsche Gemeente hier ter stede 40 thaler geschonken had, in de hoop, dat zij met Hotton zou trachten te verkrijgen, dat de synode der Waalsche Gemeenten in de Nederlanden een kapitaal voor een predikantsfonds voor haar verzamelde. Yol blijdschap wendden zich de oudsten der Aunweilersche Gemeente nu nogmaals tot den landsheer, die, -wegens het betere vooruitzicht gunstiger gestemd, hen thans niet teleurstelde. Spoedig werd ook een predikant gevonden. Nadat de hertog uit zijn eigen vermogen ter tegemoetkoming i n de kosten voor onderhoud 100 gulden, benevens eene halve wagenvracht wjjn en eene zekere hoeveelheid graan, had toegestaan, had den 27ate" October 1656 in de Waalsche kerk te Annweiler onder plechtige handoplegging de bevestiging plaats van den candidaat G u i l l a u m e B o n n i v e r t uit Sédan. Hg was een bekwaam en degelijk man, die echter, al te licht veratoord, door de verdrietelijkheden van het dagelijksch leven zich te veel zijne kalmte liet ontnemen. Hatelijke, bekrompen menschen brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in, o. a. dat hij zijne bijzondere aangelegenheden bezorgde of ging wandelen, terwijl de Duitsche godsdienstoefening werd gehouden. Veel onaangenaamheid veroorzaakte hem de oneenigheid met zijnen Duitschen ambtsbroeder wegens verscheidene Walen, die tijdens de vacature zich bij de Duitsche Gemeente hadden aangesloten en nu weder terugtraden. Pijnlijker nog was het voor hem, dat de predikant Candidus gemeenteleden, aan wie Bonnivert wegens hun wangedrag don disch des Heeren ontzegd had, zoo maar tot het Avondmaal toeliet. Eene bron van ergernis was het ook voor den predikant der Walen, dat hij niet zelf zijne kerkeboeken mocht bijhouden, maar dat van alle doop- en huwelijksplechtigheden en sterfgevallen in beide Gemeeuten alleen de Duitsche predikant aanteekening te houden had. Bonnivert stierf reeds in Augustus 1659, na eenen kortstondigen echt, waaruit hij een zoontje naliet. In zijnen tjjd komt als schoolmeester der Walen alhier voor: J e an G e r v a i s . De Gemeente was weder zichtbaar toegenomen. Gedurende Bonnivert s langdurige krankheid werd de Gemeente verzorgd door G a m a l i e l Pache uit Morges in Waadtland, die den 5de" December 1659 zijn opvolger werd. Onder hem namen de twisten met Candidus over de gemeenteleden, die zich bij de Duitsche Gemeente aangesloten hadden, toe. De hertog nam eene beslissing en bepaalde, dat diegenen, die reeds 20 jaren lang de Duitsche kerk hadden bezocht, dat ook verder zouden doen, zoolang het hun en hunnen kinderen zou goed dunken. Diegenen echter, die zich met de Waalsche Gemeente vereenigd hadden, toen de godsdienstoefeningen van deze weder begonnen waren, zouden haar niet verlaten. Wie van de jongeren reeds in de Duitsche kerk aan de tafel des Heeren was gegaan, dien zou de keuze tusschen beide kerken vrijstaan. Beide Gemeenten zouden in eenigheid en liefde leven. Candidus wist hierop Pache tot eene hoogst zonderlinge overeenkomst over te halen, volgens welke zoowel de prediking als het Avondmaal in beide kerken op verschillende tijden zou gehouden worden, zoodat de leden van beide Gemeenten daaraan deel konden nemen. Bij deze onstichtelijke schikkingen kwam nog het bezwaar, dat Pache nauwelijks de helft van zijn inkomen kon krijgen Hij greep daarom de eerste gelegenheid aan, om naar Bischweiler te gaan, nadat hij voor de Gemeente alhier eenen predikant gevonden had in P i e r r e G r a n d i d i e r. Deze werd hier den 2iJale" Maart 1664 bevestigd. Intusschen, wegens eene „mauvaise affaire practiquée coutre Ie sieur Grandidier", zooals de overige medeleden van het consistorie der Gemeente zich in een schrijven uitdrukken, moest hij na twee jaren weder heengaan Of er in eenig opzicht schuld bij hem was, is niet te ontdekken. Na eene vacature van twee jaren, gedurende welke Candidus alle ambtshandelingen bij de Walen verrichtte, kregen dezen weêr eenen eigen predikant in den candidaat P i e r r e R o m a n uit St.-Die in Dauphiné. Doch de Gemeente, die sedert bet verscheiden van den jongen Ilubin zooveel tegenspoed met hare predikanten had gehad, was ook verder daarmee zeer ongelukkig. Wegens een ergerlijk feit noodzaakte men Roman, nadat hij hier nog slechts korten tjjd vertoefd had, zijn ontslag aan te vragen. Hij kreeg het den 7de" Juli 1667.
Men zou denken, dat na de ervaringen, tot nu toe opgedaan, der Gemeente de lust vergaan was, in het vervolg eenen eigen herder te zoeken. Zij hield echter vast aan den vorm van eeredienst, haar van de vrome vaderen overgeleverd, zoowel als aan hunne taal, en liet zich daarom niet ontmoedigen. S a m u e l P e r r o t uit Genève, een leerling van de beroemde I professoren aldaar, — van eenen Alexander Morus, Filips Mestrezat, Etienne Leclerc en Anton Leger, — daarna als tweede predikant bij de Waalsche Gemeente te Prankenthal werkzaam, was een schoonzoon van den rentmeester David Heuseh te Annweiler. Toen ten gevolge van het uitsterven van vele Waalsche familiën te Frankenthal door de peBt in het begin van het jaar 1667 de Gemeente aldaar eenen tweeden predikant niet meer onderhouden koD, was Perrot met zijn gezin naar zijne schoonouders getrokken en had na Roman s vertrek vier maanden achtereen tijdelijk diens plaats vervuld De gansche Gemeente verzocht den landsheer nu om Perrot. Met de opbrengsten van het land stond het echter slecht. Daarom was de vorst voornemens, de Annweilersche Walen met de Duitsche Gereformeerde Gemeente te vereenigen, te meer daar hij vernomen had, dat verscheidene Walen Annweiler verlaten en zich in de Keurpalts nedergezet hadden, terwijl van de achtergeblevenen vijf het Avondmaal bij de Duitsche Gemeente gebruikten, en er in het geheel nog slechts drie waren, die de Duitsche taal niet verstonden.
Daar intusschen van alle zijden de zorg voor de Pransche prediking te Annweiler den vorst ten zeerste werd aanbevolen, beval hij, dat men, dewijl de Duitsche predikant Candidus juist gestorven was, eenen man zou zoeken, die in beide talen prediken kon. Perrot zou dan Fransch predikant te Zweibrücken worden. Deze echter werd zoowel door de krankheid zijner gade als door de groote genegenheid, die de Walen alhier hem bewezen, geleid tot het besluit, de hem aangeboden plaats te Zweibrücken af te slaan. Intusschen vervulde hij de vacature te Annweiler op voorbeeldige wijze. De vorst voldeed eindelijk aan het verzoek der Gemeente en stond, behalve hetgeen hij tot dusver tot het onderhoud had bijgedragen, ook eene collecte in het buitenland ten voordeele van hare kerk toe. Perrot reisde daarop naar de Nederlanden en Engeland als collectant voor zijne Gemeente. Gedurende zijne afwezigheid, d. i. gedurende anderhalf jaar, werd door den schoolmeester der Gemeente eiken Zondag eene preek voorgelezen. Na zijne terugkomst zag Perrot zich, daar men te Annweiler niet in het onderhoud van hem en do zijnen kon voorzien, genoodzaakt, verlof te vragen voor eene reis naar Genève, waar hij een beter onderkomen wilde zoeken. Eindelijk verkreeg hij het gevraagde verlof. Nog tot Augustus 1672 bediende hij de Gemeente alhier.
Met moeite kregen de Walen weder eenen predikant. De beroepene, die de rij der Waalsche predikanten sluit, was een man, die in de geschiedenis der theologische literatuur zich eenen naam verworven heeft P i e r r e P o i r e t uit Metz, tot dusver te Heidelberg en te Mannheim in het predikambt werkzaam , kwam tegen het einde van 1672 herwaarts Zeven jaren woonde hij hier en bestudeerde vlijtig de geschriften van dedweepachtige A n t o i n e t te B o u r i g n o n , waardoor hij eenen afkeer van het predikambt kreeg, ja voor het practische leven ten eenenmale ongeschikt werd. Ilij was daarom van harte blij, toen de Pransche soldaten in 1679 door deze landstreek trokken en hem uit Annweiler verdreven Hij vestigde zich nu in de nabijheid vau Bourignon1), in wier geest hij verscheidene werken schreef, waarvan het meest bekende is: „L'oeconomie divine", in 7 octavobanden. Hij stierf in 1719 te Rijnsburg (bij Leiden), waar hij, evenals te Amsterdam, te geïsoleerd geleefd had, om voor zijne mystiek eenen aanhang te vormen.
Na Poiret's verdrijving hield de Waalsche Gemeente te Annweiler zich nog eenige jaren staande. Eindelijk in het jaar 1688 vereenigde zich, wat er toen nog van over was, met de Duitsche Gereformeerde Gemeente. Hare kerk en pastorie stonden nu verscheidene jaren leeg. In het jaar 1704 werd de kerk aan de in dit jaar zich hier constitueerende Luthersche Gemeente ten gebruike afgestaan.
De leden der Waalsche Gemeente behoorden steeds tot de voornaamste familiën der stad Annweiler. In den stedelijken raad, zelfs dikwijls aan zijne spits, vinden wij bijna in eiken tijd eenige Walen. Zoo .Tean Go f i n (Goffin), die in 1610 als burgemeester voorkomt. Dat zij door hunne strenge tucht tot versterking van eenen gezond kerkelijken en alzoo ook waarlijk Christelijken geest in deze stad veel bijgedragen hebben, is zeker. De degelijke burgerlijke zin, gepaard met eene gezonde godsdienstigheid, die tot heden hier nog veelvuldig wordt aangetroffen, is daarvan een sprekend bewijs.
De Walen hier behoorden tot den kring of de classis, die de Waalsche en Ylaamsche Gemeenten in de Palts en te Frankfort a d Main vormden, naar de orde van de synode te Emden. Den 258te" Juli 1595 werd de Annweilersche Gemeente voor het eerst op zulk eene synode te Frankenthal, onder voorzitting van den predikant Carron uit Frankfort, door haren leeraar M a z i è r e s en haren ouderling Jérémie Frisquet vertegenwoordigd.


1) Antoinette Bourignon, geboren in 1016 te Rijssel, gestorven in 1680 te Franeker, heeft in haar zwervend leven eenen tijd lang te Amsterdam gewoond, waar mystieken van allerlei slag en sekte omtrent de ware Kerk meer wijsheid dan uit den Bijbel zochten te vinden bij hare openbaringen. Poiret zond hare werken en levensbeschrijving in het licht. (Dr. J. Reitsma.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Geschiedenis der Waalsche Gereformeerde Gemeente te Annweiler- (2e  Gedeelte. — Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's