Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aanteekening op Hebreen 7 : 22 en Aanteekening op 1 Johannes 5: 6—8 en 1—5,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aanteekening op Hebreen 7 : 22 en Aanteekening op 1 Johannes 5: 6—8 en 1—5,

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aanteekening op Hebreen 7 : 22,

„Yan e e n z o o v e e l b e t e r V e r b o n d is J e s u s B o rg g e w o r d e n ."
Het woord in den grondtekst beteekent „ b o r g " , dat staat vast De vraag is nu, of het eigenlijk dan wel als beeldspraak moet worden opgevat. Er staat niet: Jesus is Borg v o o r ons of v a n ons geworden, maar: v a n e e n b e t e r V e r b o n d is Borg geworden Jesus. En voor zooveel het niet zonder eedzwering is, voor zooveel is Jesus van een beter Verbond Borg geworden. En als nu Satan, zonde, wet, wereld en consciëntie mij de vastigheid en waarheid van het nieuwe Verbond, in hetwelk wij om n i e t g e r e c h t v a a r d i g d en tot erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus verklaard geworden zijn, pogen in verdenking te brengen, om ons zoo uit onze vastigheid uit te stooten, zoo wijs ik ze van mij af en wijs ze op Hem, mijnen Heere en mijnen Goël, mijnen God en mijn Deel, en zie op naar de Rechterhand des Vaders, — daar is Jesus gezeten en leeft en draagt de sleutelen der hel en des doods, en ik ken Hem, Die gezegd heeft: „Ik heb U verheerlijkt op aarde ; Ik he'b voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt te doen". En het staat vast: Dengene, die niet werkt, maar gelooft in Hem, Die den goddelooze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot rechtvaardigheid. (Zie verder Jes. 54 : 10; 55 : 3 ; Jer. 31 : 35—37; 33 : 20 en 21.) En zoo is dan Jesus geen borg van Godswege tot onze verzekering, alsof God IIem tot eenen borg gemaakt had van Zijne waarheid, ingeval wij aan Hem twijfelen mochten, of Hem anders voor eenen leugenaar zouden houden, — of dat Jesus onze borg zou zijn tegen den toorn Gods, of een borg in onze plaats, zoo wij niet mochten kunnen of dewijl wij onvermogend geworden zijn, — maar van het Verbond Gods, bij hetwelk Hij genadig is, wien Hij genadig is, en om niet rechtvaardigt, die daar uit het geloove van Jesus is, is Jesus alzoo Borg geworden, dat Hij eerst van 's Vaders Rechterhand zou moeten weggenomen worden, eer het Verbond van Zijne eeuwige genade, ontferming en goedertierenheid over ons in Christus zou kunnen vernietigd worden. Zoo hebben wij tegen duivel, dood en wereld Eénen, en zoolang Deze leeft, leven wij ook. Hij zorgt voor ons Ei, zeide Luther tot den duivel, breek Dezen eenen tand uit, zoo gij kunt. Hij heeft aan ons niets. Christus blijft Dezelfde Wij zijn in Hem. Hij staat ! daarvoor in; in al Zijne graveerselen is Hij de Man, Die Zijn volk zalig maakt van hunne zonden. Hij staat voor alles in, Die de wijnpers alleen treedt. Staat het goed met de zaak? Ja, Hij is er Borg van; „eens beteren Verbonds Borg is Jesus geworden". Wat werpt gij mij mijne zonden en ellende voor de voeten? Bij God is geene schaduw van omkeering of verandering. Naar Zijnen wil heeft Hij ons gebaard door het Woord der watirheid. Zie voorts Hebr. 6 : 16—20. 1836.


Aanteekening op 1 Johannes 5: 6—8 en 1—5,

Vers 6. „Deze is h e t , D i e g e k o m e n is d o o r w a t er e n b l o e d , n a m e l i j k J e s u s , de C h r i s t u s ; n i e t d o or h e t w a t e r a l l e e n , m a a r d o o r h e t w a t e r en h e t b l o e d. E n de G e e s t is h e t , D i e g e t u i g t , d a t de G e e s t de w a a r h e i d is". Er zijn velen door of met water gekomen; vroeger in den tempel priesters, die zich toch niet gereinigd hebben naar den eisch des heiligdoms; later dezulken, die zich wel lieten doopen, en dan heengingen, om te onderwijzen, wel wedergeboren uit water, maar niet uit water en Geest. Dezulken zijn om des loons wil gekomen, maar hebben hun leven te lief gehad, toen het op het doen aankwam Niet alzoo de eenige Gezalfde, Jesus Deze heeft Zich niet alleen laten doopen in de Jordaan, heeft daarna gepredikt, en is vervolgens gevlucht, of heeft met het Sanhedrin meegedaan, — neen, Hij heeft daarentegen gedaan en geleerd, Hij heeft Zijn leven voor de schapen gesteld. Hij heeft Zich laten doopen, en bovendien: water en bloed vloeit uit Zijne zijde nog na Zijnen dood. Het lag niet anders in Hem, dan zooals Hij Zich uitwendig behandelen liet voor ons.
Vers. 7. „ W a n t D r i e z i j n e r , D i e g e t u i g e n in d en h e m e l : de V a d e r , h e t W o o r d en de H e i l i g e G e e s t; e n d e z e D r i e z i j n E é n " . „In den hemel"? Ja, waar anders ? Heb eens met den booze te doen, met deze antichristen, die zoo spreken en op u losslaan, dat gij menigmaal «lenkt, dat zij het gewonnen hebben, — hef dan uwe oogen hemelwaarts; want gij hebt bewijzen noodig, dat de Geest de •waarheid is, gelijk u de Geest getuigt, welk getuigenis zij u echter zoeken te betwisten en uit de handen te wringen. In den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan. Hef nu uwe oogen hemelwaarts, terwijl gij u hier op aarde te midden van deze rookende vuurstaarten alleen en verlaten gevoelt. Hoe velen getuigen daar in den hemel, waarheen gij >eens zult opvaren, terwijl degenen, die u hier benauwen, ter helle varen ? Drie —: de Yader, het Woord — let daar •wel op: het Woord, — en de Heilige Geest, en deze Drie zijn Eén. Een machtige troost ligt er in deze woorden: „En deze Drie zijn Eén".
Vers 8. „En d r i e z i j n er, die g e t u i g e n op de a a r d e : de G e e s t , en het w a t e r , en het bloed; en d i e d r i e z i j n tot één". Ja, niet in de wereld, maar op de -aarde, want de aarde voelt gij onder uwen voet, hard en u vasthoudend, en gij zijt daarop a l l e e n , en zij zoeken u uit uwe vastigheid uit te stooten. Maar zie nu eens om u heen en naar binnen, nadat gij naar boven hebt gezien en daar aanschouwd hebt de Getuigen van de waarheid dezer getuigenis, die gij belijdt. Zie eens, of gij hi r niet even zoovele getuigen hebt, die tot één zijn. —
Vers 1. „Een i e g e l i j k , d i e g e l o o f t , dat J e s u s is de ' C h r i s t u s , die is u i t God g e b o r e n ; en een i e g e l i j k, d i e l i e f h e e f t D e n g e n e , Die g e b o r e n h e e f t , die h e e f t ook l i e f d e n g e n e , die u i t Hem g e b o r e n is." Aanvechting leert acht geven op het Woord. Op deze wijze gesterkt, — (in nood leert men eerst de sterkte zijner wapenen kennen: den Geest, waarin men geheiligd is; het water, waarmee men afgewasschen is; bet bloed, waarmee men besprengd is), — zal men wel zien, dat deze rookende vuurstaarten, die de leer van Christus niet brengen, niet uit God geboren zijn en Hem niet liefhebben; anders zouden zij ook ons liefhebben, die uit God geboren zjjn. —
Vers 2. Maar nu haten zij Hem, — en daarom ook ons, — •dewijl zij Zijne bestraffing haten, want zij willen Zijnen raad niet, bewaren Zijne geboden niet, maar doen hunnen eigen wil- Hunne werken zijn de werken van Kaïn. „ H i e r a a n k e n n en w i j , dat wij de k i n d e r e n Gods l i e f h e b b e n , w a n n e er w i j God l i e f h e b b e n en Zijne g e b o d e n b e w a r e n ."
Vers 3. Hebben zij dan de liefde Gods ? Neen, want dan zouden zij Zijne geboden bewaren, want deze zijn licht genoeg. „ W a n t dit is de l i e f d e Gods, dat wij Z i j n e gebod e n b e w a r e n ; en Z i j n e g e b o d e n z i j n n i e t z w a a r ."
Vers 4 en 5. Daarom laten wij ons door hen niet uit het veld slaan, maar toonen, dat wij God liefhebben daarin, dat •wij onwrikbaar op Zijne geboden blijven staan en aan Zijn getuigenis tegenover hen vasthouden. Dan wordt de zware strijd zoo licht. „Want al wat uit God g e b o r e n is, o v e r w i n t de w e r e l d . " Wij houden niet vast aan het zien en aan het zichtbare; daarvan is de schaduw geweken. Met zulke oogen zagen ook Josua en Kaleb de bewoners van Kanaiin aan De „wereld", dat zijn hier vooreerst: de tegenstanders, de valsche getuigen, de valsche Gemeente; voorts alles wat daartoe behoort: het zien en het zichtbare, en ook ons eigen vleesch-zjjn. Dezen strijd hebben alle Profeten, Apostelen en getuigen moeten strijden, — maar welk eenen strijd: de vijanden zijn reeds overwonnen! Wij hebben iets in ons, dat de wereld reeds geslagen ziet, en, naardien het de wereld geslagen ziet, haar reeds overwonnen heeft. „Dit i s de o v e r w i n n i n g , d i e de w e r e l d o v e r w i n t ", j a overwonnen heeft, „ n a m e l i j k ons g e l o o f " . De overwinning is reeds een feit. ,, W i e is h e t , die de w e r e ld o v e r w i n t , dan die g e l o o f t , dat J e s u s is de Zoon van God?" Deze Jesus zal de bastaarden wel onderscheiden. Deze is het, Die gekomen is, deze Jesus met daad en leer, en dewijl wij Zijnen Geest hebben, getuigt deze Geest, dat Zijn Geest, Die in ons is, de waarheid is, en niet leugen of ketterij, niet de gewaande Geest, zooals de vijanden tegenover ons beweren.
Zoo komt de Apostel vervolgens op Vers 6 en gaat voort met de kinderkens rondom te bevestigen en te sterken, opdat zij het goed weten, welk een schild hen dekt en op welken grond z[j staan.

1840.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's

Aanteekening op Hebreen 7 : 22 en Aanteekening op 1 Johannes 5: 6—8 en 1—5,

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 februari 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's