Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

25, Een tijd van zwaren druk en bange verwachting, (1559 - 1565.) (1ste Gedeelte.)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe aanzienlijk het getal der Protestanten in de Nederlanden in het jaar van 's Konings vertrek ook reeds was, toch vormden zij, die der Roomsche Kerk getrouw bleven, nog de overgroote meerderheid. En hoe groot was de macht, die het op de verdelging van de Protestanten gemunt had! Wij kunnen ons dus voorstellen, dat Filips' heengaan hun een gevoel van Terlichting gaf. Spoedig echter kwamen zij tot de ontdekking, dat de Koning maar al te goed zijne plaatsvervangers gekozen had. Margaretha van Parma, de nieuwe landvoogdes, was eene vrouw van groote geestkracht, en daarbij eene getrouwe dochter der Roomsche Kerk, de belijders van het Evangelie uit den grond haars harten hatende. Bovendien hadden in de drie raden, die haar ter zijde gesteld waren, mannen zitting, die haren afkeer van de Hervorming ten volle deelden. Haar meest vertrouwde raadsman was de bisschop van Atrecht, Antonius Perenot, meer bekend onder den naam Granvelle, een zeer geleerd, scherpzinnig en bekwaam staatsman, die der Landvoogdes steeds ried, in alles zich naar den wil van Pilips te gedragen, welk eene ellende daardoor ook over het land gebracht werd. In den Raad van State kon hij steeds rekenen op de instemming van Viglius, een uitstekend rechtsgeleerde, en van Barlaimont, een dapper krijgsman, die hem beiden blindelings volgden en met hem den bijzonderen raad van Margaretha vormden.
Gelukkig voor de aanhangers der Hervorming, dat de Landvoogdes en hare raadsleden door verschillende omstandigheden verhinderd werden, hen zóó ijverig te vervolgen, als zij meenden, dat het hun plicht was. Vooreerst waren de Nederlandsche overheden over het algemeen af keerig van vervolging om den godsdienst, niet alleen omdat ook onder hen zich reeds belijders van het Evangelie bevonden, maar ook omdat de vervolging tal van vreemde kooplieden zou verdrijven en dus den handel en der welvaart schaden. Ten andere stuitte Margaretha bij al wat zij voorstelde op grooten tegenstand bij vele leden van den Raad van State, sinds men hier vreesde, dat het Pilips' bedoeling was, de Nederlanders als volk te vernederen. En daarvan had het allen schijn, want niemand had grooter invloed op Margaretha dan Granvelle, naar wiens raad zij zich voortdurend gedroeg, zcodat alles naar den zin van Granvelle ging, die, zoo men zeide, met den Koning door dik en dun gins*. Daarbij was de bisschop een Bourgondiër en werd daarom steeds als vreemdeling beschouwd. Het behoeft ons dus niet te verwonderen, dat de fiere Nederlandsche edelen eenen tegenzin tegen Granvelle opvatt en, ja, toen deze, op 'a Konings gunst steunende, zich aanmatigend tegenover hen gedroeg, hem begonnen te haten en hem verweten, dat hij den Nederlanders hunne rechten en privilegiën zocht te ontnemen, den landaard te krenken en een onbeperkt koninklijk gezag te vestigen, dat met Pilips' eeden niet te rijmen was.
Onder zulke omstandigheden moest het natuurlijk kwaad bloed zetten, dat juist van den kant van Granvelle op gestrenge handhaving van de plakkaten werd aangedrongen. En bij niemand in den Staatsraad vond dit drijven krachtiger tegenstand, dan bij Willem van Oranje, die in 1559 uit Prankrijk teruggekeerd was met het vaste voornemen, om te doen al wat in zijn vermogen was ter verijdeling van het helsche plan van Pilips. Welk een ommekeer was er in zijne waardeering van Granvelle gekomen, toen hij diens hovelingeukarakter doorgrondde; hoe was zjjne vriendschap voor hem verkoeld, sinds hij eenen belager van de persoonlijke vrijheid der Protestanten in hem ontdekte! Van nu af was Oranje de rustelooze bestrijder van den bisschop en diens plannen, en drong met de graven van Egmond en Hoorne aan op wegzending van de Spaansche benden en beteugeling van de inquisitie.
En inderdaad, dit laatste was wel noodig! Ten einde de Nederlanden voor de Roomsche Kerk te bewaren, bewoog Koning Pilips den Paus de 4 Nederlandsche bisdommen met 14 te vermeerderen. Toen sloeg den Nederlanders de schrik om het hart, want het volk vreesde, dat dit eene voorbereiding van de invoering der Spaansche inquisitie was, die zooveel afgrijselijker was dan de pauselijke. Zelfs de Roomschen maakten er zich ongerust over, want hoeveel Roomschen waren in Spanje niet door het afschuwelijke geloofsgericht op grond slechts van een vermoeden van ketterij ter dood gebracht! Bovendien vreesden de Roomsche geestelijken een strenger toezicht op hunnen levenswandel, en stonden de bisschoppen, die er reeds waren, aan de nieuw benoemde ongaarne van hunne goederen af. i
Voor de belijders der waarheid was de nieuwe regeling echter het meest te betreuren. Met verdubbelden ijver woedde voortaan de inquisitie in de Nederlanden. Vooral één inquisiteur, met name P e t e r T i t e l m a n , onderscheidde zich dooreene grenzenlooze vervolgzucht. De kronieken verhalen van hem, dat hij nacht en dag, onverzeld te paard gezeten, Vlaanderen doorkruiste, plotseling de afgelegenste stulpen binnendrong en de bewoners van hunnen haard wegsleurde en naar den kerker dreef, waarna zij zonder bewijs met spoed gevonnist werden. Zelfs als de andere geloofsrechters overtuigd waren, dat de beschuldigden niets des doods waardig gedaan hadden, werd hunne veroordeeling door Titelman toch doorgedreven. Zoo werd eens aan eenen knaap gevraagd, die met zijne ouders gevangengenomen was, of zij in huis godsdienstoefening hadden gehouden. „Jawel", antwoordde het kind, „wij hebben op onze knieën God gebeden, ome harten te verlichten en ome zonden te vergeven ; wij hebben voor onzen koning gebeden, dat zijne regeering voorspoedig en dal zijn leven vreedzaam zij; wij hebben God gesmeekt, dal hij cle overheid besclierme en verdedige1'. De rechters konden bij deze woorden hunne tranen niet weerhouden. Evenwel werd het geheele gezin tot den vuurdood veroordeeld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's

Uit de geschiedenis van de regering der hertogen, graven en bisschoppen. (922-1581)

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's