Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (1 de Gedeelte.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (1 de Gedeelte.)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een moeitevolle tijd voor de Walen te Wezel was zeker het interim, van Juni 1548 tot Pasehen 1551. De ommekeer, die daarop ten gunste van de nieuw Lutherschen plaats greep, onder den invloed van den bekenden Lutherschen predikant Tilemann Heshus, liet zich voor de vluchtelingen steeds bedenkelijker aanzien. Doch juist in dezen beslissenden tijd, en wel in liet begin van 1554, werd de kleine vreemdelingengemeente ver sterkt door nieuwe vluchtelingen.
Onder Eduard VI had zich namelijk te Londen onder leiding van den Poolschen edelman Johannos à Lasco eene grootendeels uit Walen, Eranschen en Vlamingen bestaande Gemeente gevormd, die door de troonsbestijging van de bloeddorstige Maria Tudor verdreven werd. Een deel van de uitgewekenen begaf zich na allerlei vergeefsche zwerftochten naar Emden ; later trok een ander deel onder Valerandus Pollanus naar Frankfort a d Main en naar den Rijn ; nog een ander deel naar Wezel, waar men hen, omdat zij uit Engeland kwamen, en zich vele Engelschen onder hen bevonden, E n g e l s e h en noemde. Hun aantal was zoo groot, dat de Waalsche Kerk nu zeven- tot achttfonderd leden telde. Een van de Calvinistische predikanten der Londensche vluchtelingengemeente, F r a n ç o i s de l a R i v i è r e , ook François P é r u s s e l , vaak ook alleen „maistre François", of' met de toevoeging „le clerc" genoemd, (niet te verwarren met don in het vervolg dikwijls voorkomenden François Leclercq of Franciscus Clericus, een invloedrijk lid der Waalsche Gemeente), werd, met Dr. J e an de M o r e l , gewoonlijk Morellus (ook Morellanus) genoemd, nadat do stedelijke raad van Wezel der Gemeente had toegestaan, eigen predikanten te hebben, door hen en de broeders van Antwerpen, die met hen eene Gemeente vormden, als zoodanig gekozen. De la Rivière, uit Doornik, vroeger Franciskaner monnik te Parijs, daarna huisleeraar van den met Calvjjn bevrienden Heer van Falais, met wien hij naar Zwitserland vluchtte, waar hij den Hervormer leerde kennen, had onder A Lasco te Londen, het laatst korten tijd te Straatsburg gearbeid. Eene even belangwekkende persoonlijkheid is De Morel, heer van Coulanges, ook een Franschman, die uaar Genève was gevlucht. Later vinden wij hem als predikant to Parijs.
Te Wezel vonden beide mannen ten gevolge van den boven vermelden ommekeer menigerlei zwarigheden. Reeds weinige weken na hunne aankomst werd hun beduid, dat zij de in de stad gebruikelijke ceremoniën moesten aannemen. Eenen predikant der oudere Waalsche Gemeente had men te voren zelfs het preêken verboden, omdat hij het Avondmaal zonder de te Wezel gebruikelijke ceremoniën bediend had. Daarom kwamen de gemeenteleden op enkelen na bij elkander, om te overleggen, wat hun te doen stond. Allen waren het eens, dat men de misgewaden en do brandende kaarsen bij het Heilig Avondmaal niet mocht aannemen. Een in Maart 1554 ontvangen schrijven van Calvijn ontried de viering van het Avondmaal niet, maar achtte het wenschelijk zich in het onvermijdelijke te schikken. „Het zou ons eene oorzaak van groote smart zijn", schrijft de Hervormer, „wanneer de Fransche Gemeente, die daar kan worden gesticht, vervallen zou, doordat gij u niet hadt willen voegen naar eenige ceremoniën, die het wezen van het geloof volstrekt niet raken! Waar is, dat gij met alle goede middelen beproeven moet, de grootst mogelijke eenvoudigheid te bewaren; en liet zal daarom goed zijn, op eene bescheiden wijze de heeren van den raad te verzoeken, u niet in alles en overal naar hunne gebruiken te dwingen. Maar dit onderscheid in de ceremoniën alleen mag u er niet toe brengen, de gelegenheid prijs te geven, om te Wezel eene eigene Gemeente te behouden. Hoofdzaak is, dat gij vasthoudt aan de Belijdenis uws geloofs en van de leer niets afdoet. Gij moet den strijd mijden en niet alleen bescheiden zijn, maar ook verklaren, dat uw doel niet is, aan de kracht der Sacramenten te kort te doen, veel moer de geesteljjke gaven te eeren. die God ons daarin schenkt."
Zoo luidde ook de raad der predikanten te Lausanne, terwijl de broeders te Emden, met A Lasco aan het hoofd, en die van Antwerpen rieden, de ceremoniën n i e t aan te nemen.
Ofschoon De la Rivière het met de laatsten eens was, werden toch allerlei geruchten over hem verbreid, alsof hij van de leer, in Engeland en Straatsburg door hem verkondigd, was afgevallen, dewijl hij met den magistraat en de Duitsche predikanten de zaak in der minne zocht te schikken. Een groot aantal Walen wendde zich daarom van hem af, gesteund door de Engelschen, die, zonder verlof van den magistraat af te wachten, hunne streng Gereformeerde kerkorde vasthielden en zich op bedenkelijke wijze tegen Heshus, zijne aanhangers en den raad der stad aankantten.
De meeste moeilijkheid baarde intusschen de Augsburgsche Confessie, die de stedelijke raad den 9de" Mei 1554 verklaarde te willen handhaven. De Walen kregen op hun verzoek om een eigen Avondmaal in hunne kerk in het begin van 1556 ten antwoord, dat hun predikant zijnen gemeenteleden, voor zooverre zij geen Duitsch verstonden en ingeval zij op hun uiterste lagen, hot Avondmaal mocht bedienen, maar dat hij overigens volstrekt volgens de Augsburgsche Confessie moest 1 eeren.
De la Rivière, die in September 1555 in de plaats van Richard Vauville to Frankfort werd gekozen, maar Wezel nog niet verlaten had, daar hij nog altijd de hoop niet opgegeven had, eenen zuiveren toestand te verkrijgen, stelde eene geloofsbelijdenis op, die hij den 8stc" October 1556 aan den magistraat overgaf met het verzoek, ze aan Melanchthon, den opsteller der Augustana, ter goedkeuring te zenden, en van zjjne beslissing hun al of niet bljjven afhankelijk te maken.
Deze Belijdenis spreekt zich over het Avondmaal des Heeren nader uit, volkomen in den geest van den Geneefschen Catechismus, waarvan de vreemdelingengemeenten zich bedienden. Die het Sacrament gebruiken, ontvangen het ware lichaam en bloed van Christus geestelijk, niet met den mond. Dewijl geschreven staat, dat onze zielen met het vleesch en bloed van Christus gespijzigd worden, gelooven wij niet eene mededeeling van beider substantie, maar dat door de kracht des Heiligen Geestes de zielen leven putten uit het vleesch en bloed van Christus, éénmaal voor ons geofferd. Op den Kinderdoop wordt op echt Gereformeerde wijze de nadruk gelegd, dewijl ook de kinderen als nakomelingen van Abraham Gods beloften gelden; ook mag men omtrent hunne zaligheid getroost zijn. al stierven zij ook ongedoopt. De ceremoniën bij het Avondmaal worden verworpen.
Melanchthon, die gemerkt had, wat voor spel de raad van Wezel met zijnen naam wilde spelen, ging in zijn antwoord op de hem voorgelegde Belijdenis in het geheel niet in, maar alleen op de hoofdzaak: of men de uitgewekenen te Wezel zou kunnen dulden, of niet. Men moest bedenken, schreef hij, dat deze arme vreemdelingen uit barmhartigheid opgenomen waren, en dat het dus niet aanging, hen nu weer te verjagen. In een ander schrijven wijst hij op Frankfort, waar men de Waalsche en Engelsche vluchtelingen niet alleen opgenomen, maar hun ook eene eigene kerkinrichting toegestaan had. Wat de tegenwoordigheid van het lichaam van Christus in het Avondmaal aangaat, — zegt hij, — d r u k t o o k b i j de o n z e n de e e n z i c h s t r e n g e r uit dan de a n d e r ; want deze twist is nog niet beslecht, en dus mag men de arme mensehen niet verjagen.
De hartstochtelijke ijveraars in den raad van Wezel stoorden zich echter aan de woorden van den Hervormer niet. Zij verdraaiden ze voor de afgevaardigden der Walen en Engelschen, aan wie zij mededeelden, dat zij niet anders konden toegelaten worden dan onder voorwaarde, dat zij zich aan de Augsburgsche Confessie en in de bediening der Sacramenten aan de ceremoniën van de Kerk van Wezel hielden; voorts, dat Melanchthon ook de Belijdenis van De la Rivière niet goedgekeurd had. Wilden zij niet onderteekenen, dat in het brood Christus' lichaam aanwezig is, en dat wij dit lichaam in het Avondmaal m e t d e n m o n d ontvangen, dan moesten zij uiterlijk 1 Maart vertrekken.
De gemeenschappelijke nood dreef de Engelschen en de Franschen tot elkander H u b e r t L a n g u e t gaf den raad, alle kleinere geschillen te laten rusten, en bewerkte, dat zij den lfiJe" Februari 1557, tot hunne rechtvaardiging, door hunne predikanten eene gemeenschappelijke Latijnsche Geloofsbelijdenis, vergezeld van het verzoek om verdere bescherming, bij den stedelijken raad indienden. In deze zaak had men de oude Waalsche Gemeente niet betrokken, omdat men deze, die reeds 12 jaren achtereen eene bij brief en zegel gewaarborgde bescherming genoot, niet in gevaar wilde brengen. De raad volhardde evenwel bij zijn vroeger besluit en deed werkelijk de vreemdelingen na het verstrijken van den vastgestelden tijd vertrekken.
De la Rivière, die reeds den lst™ Februari 1556 het beroep naar Frankfort opgevolgd had en aldaar huisvesting voor de nog te Wezel vertoevenden had gezocht, verzorgde hen tot 1561 getrouwelijk in de oude rijksstad aan den Main. Hij werd er echter met miskenning en ondank voor beloond. In 1563 keerde hij van daar naar Wezel, spoedig daarna echter naar Frankrijk terug.
Te Wezel was intusschen de toestand der achtergebleven Walen verergerd. Een zwager van Heshus, Diedrich Groen, was in Maart 1560 tot eersten burgemeester verkozen en zocht nu den hartewensch van genoemden predikant, de verdrijving der vreemdelingen, te verwezenlijken. De Augsburgsche Confessie scheen onvoldoende, om er hen meè te treffen. Op den grondslag der oude Waalsche Belijdenis werd nu eene nieuwe opgesteld, waarin de eenigszins dubbelzinnige uitdrukkingen over het Avondmaal in ubiquitistischen zin verscherpt werden, volgens welke Christus ook naar Zjjne menschheid daarin tegenwoordig was. Ofschoon de stadspredikanten J o h a n n e s H e i t f e l d en I m a n v o n S e e l a n d deze Belijdenis slechts met voorbehoud onderschreven, werd zij toch den 29stc" October 1561 door den raad der stad onderteekend en kreeg aldus symbolische beteekenis voor de gansche burgerij. De Walen verzett'en zich echter moedig, toen zjj haar den 17Jon Februari 1562 ook onderteekenen zouden. Ditmaal stond eene groote partij aan hunne zijde. Als de boog te sterk gespannen is, breekt hij. De kloeke predikant Iman had tegen de aanhangers van Heshus een steeds grooter getal medestanders onder de burgers gewonnen. Reeds waagden de stadspredikanten het, luide tegen misgewaad en brandende kaarsen bij het Avondmaal te getuigen. Toen de vreemdelingen weigerachtig bleven, werd hunne zaak in handen gesteld van de predikanten der stad. De Walen wendden zich toen o. a. tot den predikant H y p e r i u s te Marburg, die in Gereformeerden geest antwoordde. De partij van Groen riep de beslissing in van J o h a n n B r e n t z te Stuttgart. En reeds scheen het, alsof het Lutheranisme te Wezel eene volkomen overwinning op het Gereformeerde element zou behalen, toen juist van de zijde der tegenstanders hulp daagde. In Mei 1562 verscheen het Latijnsche geschrift van Heshus over het exorcisme, waarin hij zegt, dat hij verschil heeft met de predikanten te Wezel, dewijl zij het exorcisme niet handhaafden. Groen zou zijn geschrift aan die predikanten voorleggen; als zij geene sophisten waren, zouden zij zich laten overtuigen, dat Calvijn en Beza er niets van verstonden. Zoo prikkelde Heshus de hartstochten, en dat deed ook Brentz. De betergezinden voelden zich afgestooten. Het scheen intusschen nog menigmaal, alsof de in 't nauw gebrachte Walen zouden moeten toegeven. Daar verscheen echter op eens De la Rivière. Hij had met Calvijn over de Belijdenis, die men hun opdringen wilde, briefwisseling gehouden, en de Geneefsche Hervormer wilde ditmaal van geen toegeven weten. „Deze Confessie aannemen", had Calvijn geschreven, „zou zooveel zijn als Gods waarheid verloochenen, en die moet ons toch liever zijn dan een veilig toevluchtsoord, liever dan het leven." De la Rivière, vreezende, dat men, om zijne geloofsgenooten te bedriegen, zijnen naam onder de Confessie had geschreven, stelde eene nieuwe belijdenis op naar aanduidingen van Calvijn.
Iutusschen had Heshus zich bij de partij van Flacius aangesloten, die Melanchthon na zijnen dood verdoemde. Te Brunswijk vernemende, dat zijne Belijdenis gevaar liep, spoedde hij zich naar zijne vaderstad. Doch Groen, tot dusverre zijn instrument, wendde zich thans wegens zijnen grenzenloozen toorn tegen Melanchthon van hem af en schaarde zich aan de zijde der Gereformeerdgezinden. Heshus verliet in November 1564 de stad, waar van nu af steeds meer overeenstemming tusschen de stadsgemeente en de Walen ontstond.
Het jaar 1567 bracht vele honderden vluchtelingen, die door het zwaard van Alva, vooral uit Antwerpen, waren verdreven^ te Wezel, waar zij eene Nederlandsche en eene Waalsche Gemeente vonden. Op deze wijze groeide de laatste eensklaps zoozeer aan, dat Wezel eenen tijd lang den naam K l e in A n t w e r p e n droeg en het spreekwoord ontstond:
Genève, Wezel en Rochelle
Zijn des duivels tweede hel.
De eer, met Genève en La Rochelle in éénen adem genoemd te worden, had de stad minder te danken aan de welvaart,welke de handel en de nijverheid der vreemdelingen aanbracht, dan aan de kerkelijke beteekenis, die zij van toen aan in de geschiedenis der Gereformeerde Kerk had.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (1 de Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 augustus 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's