Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (4e Gedeelte.)

Bekijk het origineel

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (4e Gedeelte.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groot is de beteekenis der Wezelsche Synode. Bovenal is door haar de Kerk in het Neder-Rijnsche (door de bezielende macht van den presbyteriaal-synodalen kerkvorm) voor verval bewaard. Terecht is zij door een Nederlandsch kerkhistoricus genoemd „een lichttoren in de nachtelijke duisternis bij de zee van bloed en tranen, waarop het scheepje der Kerk den ondergang nabij scheen". Op het fundament, door deze synode gelegd, bouwde die te Emden, gehouden den 5d'" November 1571, voort. Op de Synode te Emden werden de Nederlandsche vluchtelingengemeenten, zoowel de Vlamingen als de Walen omvattend, in drie provinciën verdeeld: eene Duitsche, eene Nederlandsche en eene nog nader af te perken Engelsche. Aan Wezel werd de Duitsche toegewezen. Bovendien werden voor de Gemeenten wekelijksche zittingen van het presbyterie, voor de kwartieren of classen halljaarlijksche conventen, voor de provinciale synoden jaarlijksche en voor de algemeene synoden tweejaarlijksche vastgesteld. De Gemeenten in het land van Kleef, t. w. Wezel, Emmerik, Goch, Rees en Gennep, vormden de Wezelsche classis, die haar eerste convent (of synode) den 9de" Juli 1572 te Wezel hield onder voorzitting van den predikant K a r e i (Carolus) N i e l l i u s.
Niellius (de Nielles), geboren te Doornik, schijnt eerst omstreeks 1569 als Waalsch predikant naar Wezel te zijn beroepen. Hij had onder zijne landgenooten als theoloog eenen goeden naam. Met zijnen collega Franciscus Junius (du Jon) had hij te Antwerpen in eenen allergevaarlijksten tijd het Woord Gods gepredikt, waarbij zelfs eenmaal de rosse gloed van eenen brandstapel, waarop een getuige der waarheid het leven liet, in het vertrek viel, waarin beide dienaren des Heeren met hunne geloofsgenooten vergaderd waren. „Op de knieën, broeders, laat ons voor de vervolgers bidden!" riep Niellius, toen de gerechtsdienaars het vertrek naderden. Allen voldeden aan zijn verzoek. Velen hunner ondergingen later den marteldood.
Op het eerste Wezelsche classenconvent werd Niellius opgedragen de Nederlandsche vluchtelingen, die wegens hun overgroot aantal te Wezel geen onderkomen konden vinden, naar elders te leiden. In den herfst van 1572 kwam hij met hen te Siegen, waar Graaf Lodewijk van Nassau hen wilde opnemen. Toen echter ook hier geene voldoende huisvesting was te verkrijgen, trok hij met hen naar Heidelberg, en vervolgens met vergunning van den Keurvorst naar Oppenheiin.
Tot 1598 was Niellius voorzitter van de meeste classenconventen te Wezel. Op het tweede, gehouden den li11"1 Januari 1574, werd gehandeld over de Gemeente te D u i s b u r g , die van den beginne af tot de Waalsche Gemeente te Wezel behoorde. Om predikanten voor de Gemeenten te hebben, wordt het steunen van jonge lieden, die in de Godgeleerdheid studeeren, dringend aanbevolen. Het protocol draagt de onderteekening van Niellius, Ambroise Wille en negen anderen.
Voor de eerste maal komt hier A m b r o i s e W i l l e , predikant der Waalsche Gemeente naast Niellius voor. In het protocol van den 15llcn April 1577 komt zijn naam voor het laatst voor. Den 9lle" April 1578 verschijnt hij als Waalsch predikant te Aken op de Guliksche provinciale synode te Bedburreifferscheid, belegd door de geheime Gemeenten onder het kruis. Wille, eveneens uit Doornik afkomstig, diende in zijne jeugd als keukenjongen bij eenen kardinaal te Rome. De Hervorming ontgloeide zijn hart en voerde hem naar Genève, waar hij onder de leiding van Calvijn en Beza een prediker van het Evangelie werd. Het eerst predikte hij het Woord der waarheid in zijne vaderstad en stond aldaar met zijnen landgenoot Niellius bij de godsdienstige beweging, die zich te dier tijd aan Henegouwen mededeelde, op den voorgrond. Den 20i l t» Juni 1567 werd hij echter als verleider en oproermaker verbannen. Zeven jaren later vinden wij hem te Wezel, van waar hij naar Aken en in 1598 naar Keulen ging. Te Wezel werd zijne plaats ingenomen door L a u r e n s M a s s y n s.
Een schoone trek van dankbaarheid der vluchtelingen jegens hunne weldoeners geeft ons het jaar 1578 te zien. Toen de vervolgingen in de Nederlanden op vele plaatsen gestaakt werden, keerden tal van uitgewekenen derwaarts terug. In Februari van het genoemde jaar deden de vertrekkenden door een drietal afgevaardigden aan den magistraat twee zware vergulde zilveren bekers aanbieden, waarbij eene sierlijke rede werd uitgesproken, in welke zij hunne erkentelijkheid voor de welwillende ontvangst te Wezel uitdrukten. Op een van deze bekers, die nog aanwezig is en die door de Walen werd geschonken, (de andere was een geschenk van de Vlamingen), staan de woorden: Cunserva, Oomine, Vesaliam inctijtam hospitium ecclesiae tuae, en zijn de geschiedenissen van Lot, die de engelen herbergt, van de Sunamietische, die Elisa opneemt, en van Lydia, die den Apostel Paulus ontvangt, aangebracht. Op den rand van het deksel staat de opdracht.
Sinds den 27ste" April 1579 nam ook de Duitsche stadsgemeente te Wezel, met welke de Vlamingen tot ééne Gemeente versmolten waren, aan de elassensynoden deel. Ook menige andere Gemeente uit het Kleefsclie had zich intusschen aangesloten, zooals Calcar, Xanten, Hörstgen, Orsoy eii Alpen. De te Wezel wonende Walen, burgers der stad, kozen hunne predikanten, die dan door den magistraat werden bevestigd. Met de Duitsche Gereformeerden waren zij nu zóó nauw verbonden, dat hunne predikanten steeds in het Duitsche consistorie verschenen, wat alleen diegenen hunner nalieten, die het Duitsch in het geheel niet verstonden. Ook lieten zij nu gewillig alle bekendmakingen en huwelijksvoltrekkingen der hunnen, zooals de stedelijke overheid als patroon verordend had, in do parochiekerken der stad geschieden, j a vierden er zelfs het Heilig Avondmaal.
Sedert den 245le" April 1582 komt te Wezel naast Niellius de predikant J o h a n n e s B u r g e s i u s of Jean Bourgeois voor. In de notulen van den 9üe" April 1583 staat aangaande hem o. a. het volgende vermeld: „De Waalsche broeders te Wezel verklaard hebbende, dat Bourgesius zich nu eenen tijd lang in hunne Gemeente geoefend heeft, alzoo dat de Gemeente over zijne leer en zijn leven zeer tevreden is en bevonden heeft, dat hij in de kennis der Heilige Schrift dermate toegenomen is, dat hij niet alleen ,den Gemeenten van Christus het Woord des Heeren, zooals het behoort, kan prediken, maar ook do vijanden, zooals de heilige Paulus van de dienaren der Gemeente Gods vordert, kan wederleggen, en daarom begeert in het predikambt te worden bevestigd: zoo hebben de broeders het raadzaam bevonden, dewijl weinigen in de classis de Waalsche taal machtig zijn, dat zulks (namelijk de oplegging der handen of ordening) in hun consistorie in tegenwoordigheid der predikanten zal plaats hebben, en dat van nu af de Waalsche Gemeenten voorloopig aan zijne zorg zullen toevertrouwd zijn, totdat hij eene vaste aanstelling zal hebben verkregen".
Bourgeois werd bevestigd door Niellius, wiens dochter Sara later zijne echtgenoote werd. Op verzoek van de Walen te Keulen werd hij in 1585 tot de Gemeente aldaar gezonden. Hier bediende hij het ambt als „generaal predikant" van alle Walen tot 1600. Later was hij Waalsch predikant te Heidelberg, van 1620 tot 1624 te Groode in Zeeland. In het begin van 1639 stierf hij in hoogen ouderdom.
In het protocol der Wezelsche classensynode van den 711"1 Mei 1588 ontmoeten wij voorts den candidaat A b r a h am M u s e n h o 1, later predikant te Bendersheim bij Frankendal in de Palts, vervolgens te Breda. Petrus Hazardus, afgevaardigde van de Gemeente te Emmerik, klaagt, dat men daar tot nu toe nog geenen predikant had, wat toch zoo noodig was, zou het reeds begonnen werk er niet stilstaan of verachteren. Hierop werd besloten, dat men trachten zou, Musenhol aan de Gemeente te verbinden. Gelukte dat niet, dan zou men aan Corputius te Dordrecht schrijven, om eenen ander te zenden; daarbij zou men melding maken van Petrus Sonnius, die toen te Leiden studeerde.
Sedert de synode van den 278trn Mei 1586 moesten op aandringen van de schijnheilige Hertogin Jacoba van Baden, met wie in 1585 Hertog Johann Wilhelm gehuwd was, de Wezelsche synoden tot den dood van dezen vorst geheel achterwege blijven. Meer echter dan van deze verdrukster, had de Wezelsche Gemeente te lijden van de oorlogen, die in Duitschland nu hier dan daar de schromelijkste verwarringen en verwoestingen aanrichtten. Daar de gemeentelijke bescheiden uit dien tijd niet meer te vinden zijn, kunnen wij slechts gissingen maken. Intusschen blijkt uit berichten van elders, dat in het jaar 1588 zestig familiën, die zich reeds eenige jaren te Wezel hadden opgehouden, naar Wetzlar trokken. De ellende steeg ten top, toen in 1587 in de door de Spanjaarden onder den Hertog van Parma belegerde stad, waarheen eene menigte menschen uit de omstreken de vlucht hadden genomen, hongersnood en pest uitbraken. Naar bericht wordt, werden destijds 13000 menschen door deze vreeselijke ziekte weggerukt, zoodat de kerkhoven ter begraving van de lijken niet voldoende waren en bijzondere graven tot in de straten moesten worden gemaakt, en, toen ook daar geen lijk meer plaats kon vinden, een tuin voor een der poorten moest worden aangekocht. Debelegering duurde vier jaren, gedurende welke de levensmiddelen slechts voor hooge prijzen waren te verkrijgen. Eerst in 1590,. toen de Nederlandsche troepen de Spanjaarden verdreven hadden,, braken weêr betere toestanden aan.
Dat het aantal Walen in die jaren geducht afnam, is to begrjjpen. Moedig bleef intusschen Niellius op zijne plaats,, om met raad en daad de zijnen ter zijde te staan. Zoo was hij ook in die donkere dagen de ziel zijner Gemeente. In eenen brief, den 28sten Januari 1587 door hem aan eenen vriend te Heidelberg geschreven, deelt hij mede, dat negentig familiën, die aan zijne zorg waren toevertrouwd, uit vrees voor den oorlog, voor honger en pest de wijk hadden genomen, met wie hij nu helaas nog slechts door brieven uit de verte gemeenschap^ kon onderhouden. Te gelijk klaagt hij over allerlei lichamelijk lijden, dat hem op 44-jarigen leeftijd reeds zoozeer'kwelde, terwijl hij met vele anderen allen geneeskundigen bijstand moest ontberen. Ook beveelt hij zijnen zoon D a n i ë l , die, door de Nederlandsche Gemeenten ondersteund, te Heidelberg studeerde, in de liefde van zijnen vriend aan.1)


1) Sedert 1589 bevond deze zoon zich aan de hoogeschool te Genève. Op do "Wezelsche classenconventen van 18 Oct. 1593 en 28 Maart 1595r waar de oude Niellius wordt gemist, is Daniël als Waalsch predikant aanwezig. In April 1597 gaat hij van Wezel naar Middelburg, in 1603- naar Altona. Vervolgens wordt hij naar de eilanden Jersey en Guernsey beroepen. In 1608 staat hij weór te Middelburg.
Een andere zoon, naar zijnen vader K a r e i genoemd, geb. in 1576, is in 1601 Waalsch predikant te Delft, in 1604 eerst te Utrecht, sedert October van hetzelfdo j a a r te Keulen, in 1618 weêr te Utrecht. In de Arminiaansche beroeringen schaart hij zich aan de zijde der Remonstranten, voor wie hij ook op letterkundig gebied werkzaam is, en wordt in 161 ddoor do Dordtsche Synode afgezet, doch door de Remonstranten naar Amsterdam beroepen.
Een derde zoon van Niellius, J o h a n , geb. 29 Oct. 1571, studeerde te Marburg in de rechtsgeleerdheid en stierf reeds 9 Jan. 1597. Hij schreef in 1589 eene Fransche spraakleer, te Leiden gedrukt.
De vierde zoon, H e n d r i k (Henri), werd in 1612 uit Antwerpen naar Rotterdam beroepen, in Febr. 1619 echter wegens Ai minianisme geschorst, in Aug. afgezet. Hij stierf 4 Oct. 1631. Zijn motto luidde: „En fréquentant les bons comme bons ou nous prise; en hantant les pervers comme eux, on nous méprise".
Of do predikant P e t r u s Niellius van Wezel, die 21 en 22 Aug. 1607 op de Guliksche provinciale synode te Diiren aanwozig was, (wiens motto luidde: „Bene qui latuit, bene vixit"), ook een zoon of een verwant van onzen Niellius was, is moeilijk uit te maken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's

Geschiedenis der Waalsche en der Fransche Gereformeerde Gemeente te Wezel. (4e Gedeelte.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 augustus 1896

Amsterdamsch Zondagsblad | 8 Pagina's