Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een boek uit de bibliotheek van Dr. H. F. Kohlbrugge, een belangrijk geschiedkundig document.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een boek uit de bibliotheek van Dr. H. F. Kohlbrugge, een belangrijk geschiedkundig document.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een boek, in ons bezit, afkomstig uit de bibliotheek van wijlen Dr. H. F. Kohlbriigge, bevinden zich eenige aanteekeningen enz., die wij gaarne bewaard zagen, weshalve wij er hier eene plaats voor inruimen. Het boek is een exemplaar van „Geistlicher Liederschatz. Sammlung der vorzüglichsten geistlichen Lieder für Kirche, Schule und Haus und alle Lebensverhältnisse" (Berlin, 1832), een bekende liederenbundel, die 2020 liederen bevat, waaraan een aanhangsel is toegevoegd, dat o. a. korte biographische mededeelingen aangaande de dichters te lezen geeft. Het exemplaar werd, blijkens de opdracht op het schutblad, aan Dr. Kohlbriigge geschonken door W. de Clercq, den beroemden improvisator, en H. J. Koenen, den bekenden dichter van geestelijke liederen. Wij laten de opdracht (door De Clercq geschreven, door Koenen tnedeonderteekend) hier volgen :

P. 133 v. 1. Ziet hoe goed ende hoe lieflijk is het dat broeders ook t' samen woonen.
In dit land uwer vreemdelingschap, lieve broeder, mogten wij ons vereenigd gevoelen in het gelove in onzen Heer eu Zaligmaker Christus. De Heere bestiert ons pad, dat hebben wij ondervonden. — Hij brengt tot elkander wie hjj wil. — Zijn doen is Majesteit. In hem gevonden, in hem gerechtvaardigd, in hem en alleen door hem geheiligd te worden, dat zij onze hoop, onze troost, ons uitzigt. — Heb dank voor de goede woorden van u gehoord. De Geest des Heeren drukke dezelve op onze harten, en zij dit klein aandenken een opgerigt teken tot kenmerk van de dagen hier te zamen doorgebragt.
Elberfeld 12 Julij 1833.
Uwe Vrienden en Broeders
Willem de Clercq
en
H. J. Koenen.

Op de binnenzijde van den omslag teekende Dr. Kohlbrügge in het Hoogduitseh eenige belangrijke historische bijzonderheden aan betreffende Elberfeld. Wij vertalen ze aldus:
„Kort vóór den brand te Elberfeld in 1687 had de Candidaat Isaac Kneeel naar aanleiding van Luk. 13:1 en 3 bekeering gepredikt.
Den 6den April 1688 werd voor den wederopbouw der Gereformeerde kerk de eerste steen gelegd. Ds. Ahlius preekte over Ps. 30 : 12 en 13.
In het jaar 1616, den 10'le" Augustus, werd Elberfeld door markgraaf Ernst van Brandenburg en Wolfgang Willem, paltsgraaf (bei Rhein), begiftigd met de stedelijke jurisdictie en het stadsprivilegie.
De burgemeesters der stad waren steeds medeleden van het Gereformeerde Consistorie of van de vertegenwoordiging der Gemeente.
Alle burgemeesters van 1610 tot 1850 behoorden tot de evangelisch gereformeerde Belijdenis.
De Roomsche Gemeente bestond in 1658 uit zes familiën. Den 21stc" Augustus 1G72 werd de eerste steen der Roomsche kerk gelegd.
De Luthersche Gemeente te Elberfeld telde in het jaar 1685 zeven leden of gezinshoofden.

Aan de keerzijde van de opdracht schreef Dr. Kohlbriigge het volgende welbekende Duitsche versje:
Einst war in deutschen Landen
das Volk so reich an Sang,
Dass dir auf Weg und Stegen
sein Lied entgegenklang.
Im Lied hat es gebetet,
im Lied hat es geweint,
Beim Mahl und bei den Gräbern
im Sange sich vereint.

Dat is:

Eens was in Duitsche landen
het volk zoo rijk aan zang,
Dat 't luid zijn lied deed klinken,
alom naar 's harten drang.
In 't lied heeft het gebeden,
in 't lied heeft het geweend;
Bij feesten en aan graven
zich in den zang vereend.

Achter in het boek zijn op eeuige bijgebonden onbedrukte bladen nog eenige gedichtjes geschreven.
Vooreerst werd hier door Dr. Kohlbriigge het volgende Duitsche versje ingeschreven, voorafgegaan door de mededeeling, dat het gevonden werd door een kind (een meisje), dat er zich door getroffen gevoelde; „men vond het, toen zij overleden was, in haren zak".
Vater! wenn die Mutter fragt:
„Wo is denn mein Liebling hin?"
Wenn sie weinend um mich klagt,
Sag', dass ich im Himmel bin.
Mutter! wenn der Vater weint,
Trockne ihm die Thränen ab,
Pflanze, wenn die Sonne scheint,
Eine Thräne mir auf's Grab.

D . i . :

Vader! als mijn moeder vraagt:
„Waar is toch mijn lieveling?"
Als zij weenend om mij klaagt,
Zeg, dat 'k naar den hemel ging.
Moeder! als mijn vader weent,
Droog gij hem de tranen af;
Pleng dan, als de zonne schijnt,
Eene traan voor mij op 't graf.

Op de volgende bladzijde schreef Dr. Kohlbriigge dit Duitsche vers:

W u n d e r .
Wunder geschehen noch heut' dem kindlichen Glauben, denn alles
Kommt ja von Gott, und es ist die selt'ne Verkettung der Dinge
Eben Ein Wunder! Es raube mit eit lem Grübeln der Mensch nicht
Sich den köstlichen Trost, dass deutlicher oft der Erhabene
Spreche zu uns, der uns rings umgibt mit den Wundern der Allmacht.

D. i.:

W o n d e r e n .
Wond'ren geschieden nog steeds voor al wie gelooven, want alles
Komt toch van God, ook is heel Zijn wijze regeering der dingen
Een en al wonder! Ontroov' zich de mensch met ijd'le gepeinzen
Niet den kost'lijken troost, dat 't duid'lijkst en 't luidst vaak d'Allerhoogste
Spreekt tot den mensch, die alom mag gadeslaan wond'ren der Almacht.

Hierop volgt een Nederlandsch gedichtje, ook door Dr. Kohlbrügge eigenhandig ingeschreven.
Ik weet, Gij zijt genadig,
Volzalig en genoeg
Voor dien, die U gestadig
Zoekt hartelijk en vroeg.
Daarom zal ik mij wenden,
Mij wenden, mij wenden
Tot U met mijne ellenden,
Totdat ik heb genoeg.

En dat zal mij aankleven,
Ik zal 't niet raken kwijt,
Totdat ik na dit leven
In zaal'ge heerlijkheid
Volmaakt U zal aanschouwen,
Aanschouwen, aanschouwen,
Bevrijd van smart en rouwe.
Wees welkom, eeuwigheid!

Ten slotte komt een Duitsch gedicht, door eenen onbekende ingeschreven.

Darf ich wicderkommen
Mit derselben Schuld ?
Wirst Du nicht verlieren
Endlich die Geduld?
Ist denn Deine Gnade
Also täglich neu,
Dass Du wirst vergeben
Auch so oft es sei ?

Wenn ich so Dich frage,
Und ich seh' Dich na.
O. wie hat Dein Ilerze
Sich mir aufgethan.
Liebe, lauter Liebe
Ist 's, die mich umfangt,
Und, ach eine Liebe,
Wie kein Mensch sich's denkt.

Schenk' rnir Jakob's Kriifte,
Schenk' mir Jakob's Muth,
Flehn sei mein Geschafte,
Flehn, das nimmer ruht.
Ich wilt Dich nicht lassen,
Das ist fest mein Sinn,
Ich will Dich umfassen,
Bis ich selig bin.

Scheint es auch, als wendest
Du Dich ab von mir,
Und es nicht verständest,
Was ich tleh' von Dir, —
Ach, Du gabst ja Segen,
Eli' ich noch geweint,
Tratst mir hold entgegen,
Als ich war Dein Peind.

Segnen und erretten
Thust Du ja so gern,
Brich des Zweifels Ketten,
Starker Arm des Herrn!
Zeig' mir Deine Liebe,
Die mich glauben beisst,
Die mit macht' gem Triebe
Mich stets an Dich reisst.

Wahrlich. ich darf kommen
Mit derselben Schuld;
Ich werd angenommen,
Du triigst in Geduld.
Halt' mich denn gebunden
Fest, o Herr, an Dich,
Dass ich werd' erfunden
In Dir ewiglich.

Wij geven er hier eene vertaling van.

Mag ik wederkomen
Met dezelfde schuld ?
Wordt Gij mij niet moede,
Blijft Uw taai geduld ?
Is dan Uw genade
Nieuw op eiken keer,
Dat Gij wilt vergeven
Telkens, telkens weêr?

Kom ik U zoo vragen,
Ziet mijn oog U aan,
Dan ontsluit Ge Uw harte,
Gij hebt mij verstaan.
Liefde, lout're liefde
Is 't, die Gjj mij schenkt,
Die mij wil omvangen
Als geen mensch 'tzich denkt.

Schenk mij Jakobs krachten,
Schenk mij Jakobs moed.
Dat 'k bij U blijv' smeeken,
Heer, zoo trouw als goed.
Neen, 'k wil U niet laten,
Daar 'k Uw harte ken;
'k Wil U gansch omvatten,
Tot ik zalig ben.

Schijnt het ook, als wenddet
Gij U af van mij, —
Schijnt Ge ook niet te weten,
Wat mijn bede zij, —
Steeds gaaft Gij me Uw zegen,
Eer 'k nog weende, Heer;
Ja, toen ik U haatte,
Mindet Gij mij teêr.

Zeeg'nen en verlossen
Is Uw grootste lust;
Breek des twijfels keten,
Schenk mijn ziele rust.
Toon mij Uwe liefde,
Die 't vertrouwen wekt
En met sterke drijving
Mij steeds tot U trekt.

Waarlijk, ik mag komen
Met dezelfde schuld;
Ik word aangenomen.
Daar Ge Uw Woord vervult.
Houd me aan U verbonden,
Nu en te aller tijd,
Dat 'k in U bevonden
Worde in eeuwigheid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Een boek uit de bibliotheek van Dr. H. F. Kohlbrugge, een belangrijk geschiedkundig document.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 april 1897

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's