Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 6 : 1 e n 2.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 6 : 1 e n 2.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien het moeilijk is Hoofdstuk 4 uit te leggen, en indien het moeilijk is te verklaren, wat God aan Zijne Gemeente bekendmaakt met de woorden: „Christus is Iloogepriester naar de ordening van Melchizedek", dan is vooral dit Hoofdstuk zwaar.
Wij moeten eenmaal sterven. God geve u de genade, dat gij deze woorden ter harte neemt. IIet is goed, zichzelven te beproeven. Voor dit Hoofdstuk hebben vele kinderen Gods gestaan, hebben het gelezen, en menigeen zou zijn leven verloren hebben, zoo God in Zijne genade hem niet bewaard had. Wederom zijn er anderen, die denken: Dat gaat mij niets aan.
Vers 1 en 2. „ D a a r o m , n a l a t e n d e h e t b e g i n s e l der l e e r van C h r i s t u s , l a a t o n s t o t de v o l m a a k t h e id v o o r t v a r e n ; n i e t w e d e r o m l e g g e n d e het f u n d a - m e n t v a n de b e k e e r i n g van d o o d e w e r k e n , en van h e t g e l o o f in G o d , v a n de l e e r d e r d o o p e n , en v an de o p l e g g i n g der h a n d e n , en van de o p s t a n d i ng d e r d o o d e n , en van h e t e e u w i g o o r d e e l ".
Tegen het einde van het vorige Hoofdstuk zeide de Apostel: „Gij behoordet leeraars te zijn vanwege den tijd". Zoo zou men dus vragen: Hoe vaart dan de Apostel hier tot volmaaktheid voort?
Er zijn op de catechisatie kinderen, die vooruitkomen; nu kan men toch om degenen, die niet willen leeren, zich niet ophouden, — men moet vooruit! Bovendien, degenen, die reeds lang leeraars, meesters, behoorden te zijn, waren zulken, wien het eigenlijk niet om de leer ging, maar die veeleer meenden, dat zij uitgeleerd waren, dat zij van de waarheid,- om zalig te wordeu, reeds alles afwisten, dat zij volmaakt waren in de kennis dezer waarheid; al wat geschreven staat, dat deden zij, zij hadden het goede geloof, zij behoefden niets meer te doen, dan God voor de andere menschen te rechtvaardigen. Ter wille van dezulken kon de Apostel zich toch niet ophouden.
„Daarom, nalatende het b e g i n s e l der leer van Christ u s " , dat is: de leer, in welke het Woord, Christus, aan de Gemeenten in het begin was voorgehouden. Als de Apostel nu verder schrijft: „ l a a t ons tot de v o l m a a k t h e i d voortvaren", zoo bedoelt hij daarmee niet eene zedelijke volmaaktheid; hij spreekt niet van „vorderingen maken in de heiligmaking", maar neemt „volmaaktheid" in den zin, zooals zij voor God geldt. Er moge eene volmaaktheid der zeden zijn, waarbjj men verkeerde gewoonten afsterft, maar deze volmaaktheid is niets vasts. Ik heb eene oude Christin gekend, die negentig jaren oud was, — zóó lang had God voor haar gezorgd, — en nog bekroop haar de vrees, of haar het geld wel zou gelaten worden, dat zij had. Elke leeftijd heeft zijne zonden en ondeugden, en wanneer men denkt, dat de zonden weg zijn, dan steken zij op eenmaal het hoofd weer op. De mensch blijft een mensch. Evenwel is er toch eene volmaaktheid, en de Apostel Paulus schrijft daarover veel, bijv. Ef. 1 : 15—23, — daar hebben wij in Yers 15 het beginsel der leer van Christus, — en verder Hoofdstuk 3 : 14—17; 4 : 11 — 14; Filipp. 3 : 7 vv. „Voimaakt" is dus hij, die den waren dorst heeft naar gerechtigheid, dat hij ervaren en wel onderwezen zij in de waarheid van Christus in den Geest.
„Laat ons tot de volmaaktheid voortvaren." Ik kan mij niet langer laten ophouden. Wanneer in eene stad de koning van het land komt, loopt alles uit, om hem te zien, alles is op de been. Zoo ook waar de Koning en Hoogepriester naar de ordening van Melchizedek is. Daarom, laat ons voortvaren tot de volmaaktheid! Wij hebben niets te verzuimen. Koning .Tesus moet leven en alleen de eer hebben, — daarom ik met u en gij met mij tot de volmaaktheid!
„ N i e t wederom l e g g e n d e het f u n d a m e n t van de b e k e e r i n g van doode w e r k e n . " — De Apostelen hebben eerst een fundament gelegd. Waar zij met het Woord, het Evangelie, kwamen, legden zij een fundament in de ziel, opdat zij op dit fundament verder mocht opgebouwd worden. Laat ons blijven bij den rechten Medicijnmeester, zoo lang wij leven! Wij zijn niets, Hij echter is alles. Voor God helpen alle verontschuldigingen niets, wanneer een mensch meent, dat hij iets weet, terwijl hij toch niet op het rechte fundament heeft gebouwd. Wie het rechte fundament heeft gelegd, bouwt daarop voort. Niemand zou eenen bouwmeester willen hebben, die altijd bij den grond bleef. — Zoo is er dan een fundament, en dat is dit: Christus Jesus, de Gekruisigde. De Apostel spreekt er echter ook van, dat er onderscheid is tusschen hetgeen op dat fundament gebouwd wordt.
Wij hebben hier zes stukken: 1. de bekeering van doode werken; 2. het geloof in God; 3. de leer der doopen; 4. de oplegging der handen; 5. de opstanding der dooden; 6. het eeuwig oordeel. In deze stukken ligt de geheele leer. Wat zijn nu „doode w e r k e n " ? Dat zijn zulke werken, die niet in God gedaan zijn, die niet zijn vrucht des Heiligen Geestes, die dus God niet in ons heeft gewerkt. Dit is vooreerst allerlei hoovaardigheid, echtbreuk, doodslag en dergelijke; maar verder zijn het ook al de werken, die wij in onzen toestand van het niet bekeerd zijn altijd weêr meenen te moeten doen; daartoe behoort: het zichzelf bekeeren, zichzelf kastijden, zichzelf lasten opleggen, — alles om af te komen van eene vreeselijke onrust in het binnenste, om niet door God gestraft te worden. De doode werken blijven eenen mensch nog lang bij na de bekeering.
Het zijn doode werken, omdat zij uit den mensch voortkomen, en de mensch God daarmee verzoenen wil. Daarbij kan Christus echter niet zijn Toeverlaat, de eenige grond van zijn vertrouwen, zijn.
Wij hebben hier zes stukken: 1. de bekeering van doode werken; 2. het geloof in God; 3. de leer der doopen; 4. de oplegging der handen; 5. de opstanding der dooden; 6. het eeuwig oordeel. In deze stukken ligt de geheele leer. Wat zijn nu „doode w e r k e n " ? Dat zijn zulke werken, die niet in God gedaan zijn, die niet zijn vrucht des Heiligen Geestes, die dus God niet in ons heeft gewerkt. Dit is vooreerst allerlei hoovaardigheid, echtbreuk, doodslag en dergelijke; maar verder zijn het ook al de werken, die wij in onzen toestand van het niet bekeerd zijn altijd weêr meenen te moeten doen; daartoe behoort: het zichzelf bekeeren, zichzelf kastijden, zichzelf lasten opleggen, — alles om af te komen van eene vreeselijke onrust in het binnenste, om niet door God gestraft te worden. De doode werken blijven eenen mensch nog lang bij na de bekeering. Het zijn doode werken, omdat zij uit den mensch voortkomen, en de mensch God daarmee verzoenen wil. Daarbij kan Christus echter niet zijn Toeverlaat, de eenige grond van zijn vertrouwen, zijn.
In de tweede plaats noemt Paulus „het g e l o o f in God". Het Evangelie houdt zich niet lang met het geloof op. Degenen, die in hunne zonden willen blijven, zijn niet te helpen; dengenen echter, die in zonden steken, hun, die vol goede werken zijn, en toch weten, dat zij tot niets deugen, is het gemakkelijk te prediken, en daar verblijdt men zich over deze leer. — Dat is hier het geloof, dat in God geloofd wordt, zooals Hij gerechtigheid geeft zonder werken, dat men God houdt voor een eerlijk Man, — dat men van Hem gelooft, dat Hij zulk een God is, Die de ongerechtigheid wegneemt en ze bedekt met genade, en Die het doet om Jesus Christus' wil, om eeuwig leven te schenken.
In de derde plaats wordt genoemd „de leer der doopen", dat is: van den doop van Johannes en den doop van Christus; niet de leer van de Joodsche wasschingen, maar van den doop. Daarin werden toenmaals de discipelen en geloovigeu onderwezen. Dat vinden wij bijv. Hand. 19 : 1 vv.: „En het geschiedde, terwijl Apollos te Corinthe was, dat Paulus, de bovenste deelen des lands doorreisd hebbende, te Efeze kwam; en eenige discipelen aldaar vindende, zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt? en zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, of er een Heilige Geest is". Hier is geen sprake van den Heiligen Geest, zooals wij gewoonlijk daarvan spreken, geleerd hebben en leeren, dat Hij is samen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God, — maar van den Heiligen Geest in Zijne werkingen, zooals zij toenmaals werden waargenomen in tongen, talen, gezondmakingen en dergelijke, gelijk wij lezen in den Brief aan de Corinthiërs. — „En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In den doop van Johannes. Maar Paulus zeide: Joliannes heeft wel gedoopt den doop der bekeering, zeggende tot het volk, dat zij gelooven zouden in Dengene, Die na hem kwam, dat is in Christus Jesus; en die hem hoorden, werden gedoopt in den Naam van den Heere Jesus". Wij hebben dit niet zóó te verstaan, alsof deze Corinthiërs tweemaal gedoopt werden; neen, de bedoeling is, dat degenen, die J o h a n n e s hoorden, zich door hem doopen lieten in den Naam van Jesus. „En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen; en zij spraken met vreemde talen, en profeteerden". Zij waren dus eerst onderricht aangaande de beteekenis van den doop van Johannes. De doop van Johannes en die van Christus was één en dezelfde; er is alleen dit onderscheid, dat Johannes op den komenden Christus wees, zeggende tot het Volk, dat zij zouden gelooven in Dengene, Die na hem zou komen, dus in Christus, — hij doopte hen derhalve in den Naam van den Heere Jesus. — Johannes stierf in de gevan genis, en de Heere liet na Zijne opstanding den doop voortzetten, en nu heette het: Ik ben Degene, van Wien Johannes getuigd heeft, dat Hij komen zou en doopen met den Heiligen Geest en met vuur. Ik ben Degene, Wien gegeven' is alle macht in hemel en op aarde, gaat henen tot alle Heidenen; en dewijl Mij de macht gegeven is, ontsluit Ik den hemel voor alle volken en zal alle volken trekken, opdat Mijn Naam en de Naam Mijns Gods op hen gekomen zij; Ik ben opgestaan, en de doop is het zegel daarvan, dat de oude mensch met Mij is gestorven, en de nieuwe mensch met Mij opgestaan is, opdat hij leve. Dat was de leer van den tweeden doop. De doop van Johannes beteekent: bekeering van doode werken. De doop van Christus beteekent: afgelegd hebt gij uwen ouden mensch, en aangedaan den nieuwen mensch; besneden zijt gij nu zonder handen, en in de macht Mijner opstanding zijt gij gezegend; daarom laat Ik den Heiligen Geest komen, opdat Mij een volk geboren worde, gelijk de dauw uit de baarmoeder des dageraads (Ps. 110).
Van „de o p l e g g i n g der h a n d e n " lezen wij op onderscheidene plaatsen in de Handelingen der Apostelen, bijv. bij de roeping der eerste diakenen, Hand 6 : 6 ; vervolgens 8 : 17; 13 : 3 en elders; zoo ook in de Brieven, als 1 Tim. 4 : 14 en 2 Tim. 1: 6. Deze handoplegging geschiedde dus bij aanvaarding van eenigen dienst of ambt bij of ten nutte van de Gemeente des Heeren.
„De o p s t a n d i n g der dood e n . " — Dit hebben alle geloovigen geloofd : „Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan, — ik zal uit mijn vleesch God aanschouwen" (Job 19 : 25 en 26). Overal vinden wij in het Oude Verbond de leer en den troost der opstanding, die door de Sadduceën geloochend werd, maar door de Farizeën van alle kracht was ontdaan. Gij weet, hoe de Apostel (zie o. a. Hand. 23: 6) hiervan vervuld was: met dit lichaam zullen wij staan voor den Heere, met deze handen Hem aanvatten, met de lippen Hem kussen; voor Hem zal alle knie zich buigen, en alle tong zal IIem loven. Wat geboren wordt, is wel is waar sterfelijk; het is evenwel geen ander lichaam, dat opstaat, maar het is het lichaam, dat ook begraven werd, gelijk ook de Heere niet met een ander lichaam opstond. God zal over het stof opstaan, zal het samenbrengen, en wanneer de laatste bazuin slaat, zullen de dooden opstaan. In deze opstanding ligt de macht van den troost voor dezulken, die dagelijks den dood sterven en aan allerlei aanvechting blootgesteld zijn. Van Paulus weten wij, hoe hij voortdurend met den dood heeft moeten worstelen; maar zijn troost was de opstanding. De vijanden zullen de ziel niet hebben, maar ook het lichaam niet, de Heere zal beide te zamen brengen. De macht, die in Christus' opstanding ligt, werd door de Apostelen gepredikt, t. w. dat er eene nieuwe schepping is, dat hemel en aarde weder nieuw zijn, dat Adam weder in het bezit is gesteld van het Paradijs; en dit leven, dat Christus verworven heeft, is machtiger dan de dood, heeft den dood verslonden, en de tijd is niet verre meer, — zóó werd gepredikt, — waarin het zal heeten: „Dood, waar is uw prikkel? hel, waar is uwe overwinning ?"
Eindelijk nog de leer van „het e e u w i g o o r d e e l " . Dat was om met vreeze en schrik te vervullen: twee zullen op één bed liggen, de een zal aangenomen, en de ander zal verworpen worden; de bokken zullen met de duivelen in de hel gestooten worden. Dit eeuwig oordeel wrerd echter aan de Gemeente ook met den troost voorgehouden, zooals die in onzen Catechismus (Vr. 52) is uitgesproken: „Dat ik in alle droefenis en vervolging, met opgerichten hoofde, even Denzelfde, Die Zich te voren om mijnentwille voor Gods gericht gesteld, en al den vloek van mij weggenomen heeft, tot eenen Rechter uit den hemel verwacht, Die al Zijne en mijne vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij, met alle uitverkorenen, tot Zich in de hemelsche blijdschap en heerlijkheid nemen zal".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Verklaring van den Brief van Paulus aan de Hebreen, HOOFDSTUK 6 : 1 e n 2.

Bekijk de hele uitgave van zondag 10 juli 1898

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's